ECLI:NL:RBDHA:2022:12083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
SGR 22/827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag voor woning op basis van huisvestingsverordening Den Haag

Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor een woning had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres had de aanvraag ingediend vanwege medische problemen die een rollatorvriendelijke woning vereisten en de wens om dichter bij haar partner te wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 17 december 2021 was afgewezen en dat het bezwaar op 1 februari 2022 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en ook haar partner was aanwezig. De rechtbank heeft de situatie van eiseres beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de relevante regels in de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking kwam, omdat er verschillende weigeringsgronden van toepassing waren. Eiseres had aangevoerd dat haar huidige woning niet rollatorvriendelijk was en dat zij bang was voor haar ex-partner, maar de rechtbank oordeelde dat deze problemen redelijkerwijs konden worden opgelost zonder urgentieverklaring. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet onderscheidend genoeg was ten opzichte van andere woningzoekenden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

(gemachtigde: Z. Haidary).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022, door middel van videoverbinding, op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was haar partner aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd, omdat zij vanwege verschillende medische problemen een rollatorvriendelijke woning nodig heeft. Ook wil zij een woning die dichter bij haar partner/ mantelzorger is. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: Hvv). [1] Deze zaak gaat over de vraag of verweerder een urgentieverklaring mocht weigeren.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres stelt dat haar urgentieaanvraag ten onrechte is afgewezen. De situatie met betrekking tot haar ex-partner is niet als bezwaar- en of beroepsgrond aangedragen en had niet als weigeringsgrond voor het verkrijgen van een urgentieverklaring door verweerder mogen worden gebruikt. Eiseres wil verhuizen omdat de huidige woning niet rollatorvriendelijk is en niet kan worden aangepast. Zij heeft rug- en knieklachten en wordt behandeld door een orthopedisch chirurg. Ook wacht zij op een knieoperatie. Door haar pijnklachten is zij lichamelijk en psychische overbelast, waardoor er sprake is van levensontwrichtende omstandigheden. Verder ontvangt eiseres mantelzorg van haar partner en wil zij dichter bij hem wonen.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er een urgent woonprobleem?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst van de Hvv, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [2]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat een aantal weigeringsgronden van toepassing zijn. [3]
4.2.
Eiseres heeft zowel ten tijde van het indienen van de aanvraag, tijdens de hoorzitting op 19 januari 2022 en ook ter zitting naar voren gebracht dat zij in haar huidige woning/woonomgeving bang is voor haar ex-partner, die haar heeft lastiggevallen en mishandeld. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het huisvestingsprobleem redelijkerwijs is te voorkomen of op een andere wijze kan worden opgelost, nu zij bij dreigend geweld bijvoorbeeld een huisverbod, straatverbod of contactverbod kan vragen. [4] Ook kan een verhuizing naar een andere woonruimte het woonprobleem met betrekking tot de angst die zij heeft tegen de ex-partner niet of in onvoldoende mate oplossen. [5] Zo kan de ex-partner ook achter een eventueel nieuw adres komen. Verweerder heeft deze weigeringsgronden dan ook ten grondslag kunnen leggen aan het besluit. Dat eiseres in beroep heeft aangegeven dat de situatie rondom haar ex niet als bezwaargrond is aangedragen, doet aan het voorgaande niet af.
Mantelzorg
5. Nu al sprake is van de hiervoor vermelde weigeringsgronden, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van hetgeen eiseres over de mantelzorg heeft aangevoerd. [6]
5.1.
Ten overvloede is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres voldoet aan de voorwaarden om op grond van een mantelzorgrelatie voor urgentie in aanmerking te komen. [7] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er drie maanden voorafgaand aan de urgentieaanvraag sprake was van een mantelzorgrelatie tussen haar en haar partner en dat de mantelzorgrelatie nog minstens een jaar zal voorduren. Daarbij is er op de zitting gebleken dat eiseres inmiddels met haar partner samenwoont.
Levensbedreigende of levensontwrichtende omstandigheden
6. De rechtbank stelt vast dat een GGD-arts op 15 november 2021 een advies heeft uitgebracht. Dit advies is een deskundigenadvies, waarbij geldt dat verweerder hiervan mag uitgaan, als dit advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. [8]
6.1.
Uit het advies volgt, kort samengevat, dat de GGD-arts vaststelt dat sprake is van een ernstige, maar geen levensbedreigende of -ontwrichtende woonsituatie. Er is onderkend dat eiseres medische problemen heeft, maar er is geen sprake van een urgente situatie, in de zin dat binnen 3 maanden andere woonruimte noodzakelijk is. De GGD-arts heeft daarbij de door eiseres overgelegde medische stukken bij zijn advisering betrokken.
6.2.
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd over haar medische toestand ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder niet van het GGD-advies uit mocht gaan. Eiseres heeft met de mededeling dat zij op een knieoperatie wacht, geen twijfel aan de juistheid en volledigheid van het GGD-advies kunnen zaaien. Verweerder heeft het advies aan de besluitvorming ten grondslag kunnen leggen en de aanvraag om urgentie mogen afwijzen.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
7. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen, gelet op het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. De rechtbank vindt dit beleid niet onredelijk. De situatie van eiseres is dan ten opzichte van de vele andere mensen die gebrekkig zijn gehuisvest met de bijbehorende problemen, niet onderscheidend genoeg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 (Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring)
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen.
g: het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte of een andere zelfstandige woonruimte.
Artikel 4:6 Wettelijke urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5, onder a tot en met l, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de volgende urgentiecategorieën behoort:
a. woningzoekenden die tenminste twee maanden verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en waarvan de uitstroom uit die voorziening aanstaande is, indien de behoefte aan in de desbetreffende regiogemeente gelegen woonruimte als gevolg van die uitstroom naar het oordeel van burgemeester en wethouders dringend noodzakelijk is;
b. woningzoekenden waarvan de voorziening in de behoefte aan woonruimte als gevolg van het verlenen of ontvangen van mantelzorg naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor aanvrager dringend noodzakelijk is.

Voetnoten

1.artikel 4:5, aanhef onder c en g van de Hvv.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
3.Artikel 4:5, aanhef en onder c en onder g, van de Hvv.
4.Artikel 4:5, onder c van de Hvv in samenhang met artikel 2.1.3, onder e van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (Beleidsregel).
5.Artikel 4:5, onder g van de Hvv in samenhang met artikel 2.1.7, onder e van de Beleidsregel.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1423, r.o. 5.1.
7.Artikel 4:6 lid 1 onder b van de Hvv.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1437.