Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997 en de Iraakse nationaliteit te hebben.
2. Op 17 september 2015 heeft eiser voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 1 juni 2016 afgewezen als ongegrond. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard op 8 februari 2017.Bij uitspraak van 23 maart 2017 heeft de Afdelingde uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het besluit van 1 juni 2016 is hiermee in rechte vast komen te staan. Op 19 februari 2018 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 23 februari 2018 afgewezen als kennelijk ongegrond. Op 26 maart 2018 is het daartegen door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Op 7 april 2021 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich sinds zijn vorige asielaanvraag verder heeft verdiept in het christendom en overtuigd christen is.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit, en herkomst;
- Eiser heeft zich verder verdiept in het christendom en is overtuigd christen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar het andere relevante element niet.
6. Eiser heeft beroepsgronden ingediend daarbij steeds verwijzend naar overwegingen van verweerder in het bestreden besluit door de daarbij behorende pagina en alinea te noemen. De rechtbank begrijpt dat met deze door eisers aangevoerde beroepsgronden bedoeld wordt dat hij de punten in het bestreden besluit bestrijdt die zien op de verdieping in zijn geloof. Eiser stelt dat een verdieping in het christendom voldoende blijkt uit zijn gehoor. Verder blijkt de verdieping in het christendom ook uit een video op YouTube waarin hij te zien is en vertelt over zijn schoonmaakwerkzaamheden voor de kerk, de overgelegde brieven van derden en een rapport van een geloofsgesprek. Eiser is van mening dat verweerder er onvoldoende blijk van heeft gegeven waarom de verklaringen van derden zijn ontoereikende verklaringen niet zouden kunnen compenseren. Hij verwijst daarvoor naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 14 januari 2022.De verklaringen van derden kunnen er naar eisers mening wel degelijk voor zorgen dat de gestelde geloofsgroei overtuigend is en compenserend werkt. Verder voert eiser aan dat zijn familie in het land van herkomst hem als afvallig zal beschouwen omdat zijn moeder bekeerd is en daarom een verblijfsvergunning heeft. Dit heeft verweerder onvoldoende meegewogen. Tot slot stelt eiser dat aanvullende vragen gesteld hadden dienen te worden over de afvalligheid.
7. Bij brief van 8 november 2022 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit conform de Afdelingsuitspraak van 28 september 2022 is genomen. Eiser is naar aanleiding van de opvolgende aanvraag gehoord en daarbij zijn open vragen gesteld. De aanvraag van eiser is niet niet-ontvankelijk verklaard maar kennelijk ongegrond, wat inhoudt dat een inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden. In de besluitvorming is sprake van een integrale beoordeling, welke is verricht tegen de achtergrond van wat in de eerdere procedure door eiser is verklaard. De drie elementen (proces en motieven, kennis en
activiteiten) zijn alle beoordeeld in samenhang met hetgeen eiser eerder ten aanzien van deze elementen naar voren heeft gebracht. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak een ander standpunt in te nemen dan verwoord in het bestreden besluit.
8. Eiser heeft in zijn reactie op de Afdelingsuitspraak van 28 september 2022, samengevat, aangevoerd dat het bestreden besluit in het licht van de voornoemde Afdelingsuitspraak vernietigd dient te worden. Het besluit doet geen recht aan de wijze van beoordelen zoals bepaald in de voornoemde Afdelingsuitspraak. De nieuwe elementen en bevindingen zijn niet beoordeeld in samenhang met wat eiser in de voorgaande procedure over zijn bekering heeft aangevoerd. Deze nieuwe elementen en bevindingen in combinatie met de gegevens uit de voorgaande procedure vormen immers een nieuw samenstel van gegevens waarover de verweerder zich nog niet heeft uitgelaten, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. Bij asielaanvragen waarbij een bekering als asielmotief wordt aangevoerd, maakte verweerder bij het onderzoek en de beoordeling gebruik van een werkinstructie. De thans geldende werkinstructie was ten tijde van de beoordeling van eisers asielaanvraag 2022/3 (WI). In deze WI staat in paragraaf 8 over opvolgende aanvragen, nadat de bekering in een eerdere procedure ongeloofwaardig is geacht, beschreven dat indien de vreemdeling voortborduurt op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering of afvalligheid, er een zwaardere bewijslast rust op de vreemdeling om zijn afvalligheid of bekering geloofwaardig te maken. Zo zal er volgens deze WI bij een herhaalde aanvraag minder snel het voordeel van de twijfel gegeven kunnen worden, omdat een groot deel van de gestelde afvalligheid of bekering eerder ongeloofwaardig is geacht. Indien de vreemdeling – ondanks de ongeloofwaardigheid van zijn eerdere verklaringen – echter nu zo overtuigend kan vertellen over zijn motieven voor en het proces van bekering dat zich heeft voorgedaan na de vorige afwijzing, kan dit – in combinatie met zijn huidige kennis en de activiteiten die hij heeft verricht – tot de conclusie leiden dat zijn bekering nu wel geloofwaardig is. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser conform deze WI beoordeeld.
10. Op 28 september 2022 heeft de Afdeling uitspraak gedaan over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de WI 2022/3 niet voldoet aan de wijze van beoordeling zoals in de uitspraak is neergelegd. De Afdeling heeft geoordeeld dat in zaken over geloofsgroei de staatssecretaris de als nieuw aangedragen elementen en bevindingen moet beoordelen in samenhang met wat de vreemdeling in de voorgaande procedure over de gestelde bekering heeft aangevoerd. Nieuwe elementen en bevindingen kunnen namelijk invloed hebben op de wijze waarop de gegevens uit de voorgaande procedure moeten worden beoordeeld. In combinatie met de gegevens uit de voorgaande procedure, vormen deze nieuwe elementen en bevindingen immers een nieuw samenstel van gegevens, waarover de staatssecretaris zich nog niet eerder heeft uitgelaten. De WI 2022/3 heeft daar volgens de Afdeling onvoldoende oog voor. Nu eiser is gehoord in het kader van deze WI, kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat het gehoor heeft plaatsgevonden op de wijze zoals de Afdeling voorstaat. Hetzelfde geldt voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft bij de beoordeling van de asielaanvraag niet gehandeld conform de wijze van beoordeling zoals is uiteengezet in de Afdelingsuitspraak.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit vernietigd te worden. Hetgeen eiser voor het overige heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van de schriftelijke reactie van 3 november 2022 met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1).