ECLI:NL:RBDHA:2022:13267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL22.17789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het zorgvuldigheidsbeginsel bij niet reageren op uitstelverzoek in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door een Soedanese eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door niet te reageren op het verzoek van eiser om uitstel voor het indienen van een zienswijze. Eiser had op 18 augustus 2022 om uitstel gevraagd, omdat zijn gemachtigde op de voorgestelde data niet beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat het niet reageren op het uitstelverzoek eiser de mogelijkheid ontnam om zijn zienswijze tijdig in te dienen. Dit gebrek in de procedure leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17789

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn daarbij, zonder voorafgaande mededeling, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Soedanese nationaliteit.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Volgens hem is Italië verantwoordelijk voor de behandeling daarvan [1] .
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat de procedure niet zorgvuldig is verlopen. Verweerder heeft ten onrechte niet gereageerd op het verzoek om uitstel voor het indienen van de zienswijze. Een impliciet gegeven uitstel is onvoldoende.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheidsbeginsel
4. Op 8 augustus 2022 is aan eiser een voornemen tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag bekendgemaakt. Eiser heeft op 18 augustus 2022 een verzoek tot uitstel voor het indienen van een zienswijze ingediend. Uit het verzoek blijkt dat op 15 en 16 augustus 2022 een tolk beschikbaar was, maar dat gemachtigde op die dag niet beschikbaar was. Gemachtigde heeft uiteindelijk voor 5 september 2022 een afspraak gemaakt met de tolk en verzoekt daarom om uitstel tot die datum. Verweerder heeft op 6 september 2022 bij het bestreden besluit de asielaanvraag buiten behandeling gesteld, zonder dat eiser een zienswijze had ingediend. In het bestreden besluit is niets vermeld over het uitstelverzoek.
4.1.
De rechtbank overweegt allereerst dat de mogelijkheid voor de vreemdeling om een zienswijze naar voren te brengen moet worden aangemerkt als een essentieel onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. [2] Ingevolge artikel 3.109c, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 dient de vreemdeling uiterlijk binnen twee weken, na uitreiking van het voornemen, zijn zienswijze naar voren te brengen. In paragraaf C1/2.6 in samenhang met C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) staat het beleid van verweerder voor het verlenen van uitstel voor het indienen van de zienswijze.
4.2.
In paragraaf C1/2.12 van de Vc 2000 is opgenomen dat verweerder uitstel verleent voor het indienen van de zienswijze bij het niet tijdig beschikbaar zijn van een tolk tot vijf werkdagen na de eerstvolgende datum waarop een tolk in de gewenste taal beschikbaar is. Ook volgt uit het beleid dat de indiener van het verzoek om uitstel schriftelijk moet aantonen dat binnen drie dagen na ontvangst van het voornemen een tolk is aangevraagd, maar deze niet tijdig beschikbaar is. De vreemdeling moet een schriftelijke verklaring van de intermediair die tolken levert overleggen waarin staat: 1) op welke datum de vreemdeling een tolk heeft aangevraagd; en 2) op welke eerstvolgende datum een tolk in de gewenste taal beschikbaar is.
4.3.
Uit het dossier is gebleken dat eiser een verzoek tot uitstel heeft ingediend, maar niet dat dit verzoek aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Uit het verzoek volgt namelijk niet dat binnen de termijn van drie dagen een tolk is aangevraagd. Ook is geen verklaring van de intermediair toegevoegd. Nu niet aan de vereisten is voldaan, heeft verweerder het verzoek tot uitstel niet hoeven inwilligen.
4.4.
De rechtbank stelt echter vast dat verweerder in het geheel niet heeft gereageerd op het uitstelverzoek van eiser. Dat verweerder het verzoek op grond van zijn beleid niet hoeft in te willigen, betekent niet dat verweerder helemaal niet hoeft te reageren. Naar het oordeel van de rechtbank past het reageren op een uitstelverzoek bij een zorgvuldige voorbereiding van het nemen van het besluit. Verweerder moet laten weten dat het verzoek niet aan de vereisten voldoet, zodat eiser de mogelijkheid behoudt om zijn uitstelverzoek aan te vullen, dan wel alsnog op tijd een zienswijze in te dienen. Door in zijn geheel niet te reageren heeft verweerder eiser die mogelijkheden ontnomen. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, nu eiser door dit zorgvuldigheidsgebrek is benadeeld.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is gegrond.
6. Omdat sprake is van een gegrond beroep, ziet de rechtbank aanleiding tot veroordeling van verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,
-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 759,
-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 20, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB1457.