In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door een Soedanese eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door niet te reageren op het verzoek van eiser om uitstel voor het indienen van een zienswijze. Eiser had op 18 augustus 2022 om uitstel gevraagd, omdat zijn gemachtigde op de voorgestelde data niet beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat het niet reageren op het uitstelverzoek eiser de mogelijkheid ontnam om zijn zienswijze tijdig in te dienen. Dit gebrek in de procedure leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.