ECLI:NL:RBDHA:2022:13276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL22.21539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Chinese eiseres met betrekking tot coronabeleid en politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Chinese eiseres en haar minderjarige zoon. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 17 november 2022, waarbij eiseres en haar zoon aanwezig waren, bijgestaan door een waarnemer van hun gemachtigde. De eiseres heeft aangevoerd dat zij China heeft verlaten vanwege het Chinese coronabeleid, gebrek aan vrijheid van meningsuiting, en problemen in haar werk als docente. De staatssecretaris heeft de asielmotieven van eiseres echter niet relevant geacht en de aanvraag als ongegrond afgewezen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft erkend dat eiseres bij terugkeer naar China mogelijk in een isolatiekamp terechtkomt, wat een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen opleveren. De rechtbank concludeert dat er een motiveringsgebrek is in de afwijzing van de asielaanvraag. Desondanks laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat de relevante elementen van het asielrelaas niet zwaarwegend genoeg zijn om te spreken van vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar China. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21539

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] en [eiseres 2], v-nummer: [v-nummer 1], eiseres,

ook namens haar minderjarige zoon,
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016, v-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A van Midden).

ProcesverloopBij besluit van 17 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar zoon waren aanwezig, bijgestaan door mr. [A], als waarnemer van hun gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Wang. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres en haar minderjarige zoon hebben de Chinese nationaliteit. Eiseres heeft China verlaten om meerdere redenen. Zij is het vooral oneens met het Chinese coronabeleid. Ook is er volgens eiseres geen vrijheid van meningsuiting in China. Verschillende WeChat chatgroepen waarin sociale problemen werden besproken zijn gesloten. Verder is zij het niet eens met de wijze waarop er les wordt gegeven aan kinderen in China. Zij heeft vanuit haar werk problemen ondervonden met één van de ouders van een leerling nadat eiseres een kritisch bericht had geplaatst op de website van de school. Ook heeft zij China verlaten vanwege de wijze waarop de medische zorg in zijn algemeenheid is ingericht in China.
2. Verweerder heeft de asielmotieven van eiseres die zien op het Chinese coronabeleid niet relevant geacht. Dit element heeft geen raakvlakken met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM [1] . Dit geldt ook voor hetgeen eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van de medische zorg. De volgende elementen heeft verweerder wel relevant geacht:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen vanwege haar werkzaamheden als docent;
sluiten van de WeChat groepen;
algemene veiligheidssituatie voor vrouwen.
Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht, maar acht deze relevante elementen niet zwaarwegend genoeg om eiseres een asielvergunning te verlenen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgedaan als ongegrond [2] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft hetgeen zij heeft aangevoerd over het coronabeleid in China ten onrechte niet als relevant element aangemerkt. Indien zij terugkeert naar China zal zij terechtkomen in een isolatiekamp, waar haar een onmenselijke behandeling te wachten staat. Dit levert een schending van artikel 3 van het EVRM op. Verder heeft verweerder haar ten onrechte geen asielvergunning verleend in verband met haar fundamentele politieke overtuiging. Zij kan in China niet vrijelijk haar kritiek uiten op het beleid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Coronabeleid als relevant element
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte niet als relevant element heeft aangemerkt dat eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar China zal worden opgesloten in een isolatiekamp. De rechtbank acht hierbij van belang dat als eiseres aannemelijk zou maken dat zij bij terugkeer naar China een reëel risico loopt terecht te komen in een isolatiekamp en dat de behandeling in een dergelijk kamp in strijd is met artikel 3 van het EVRM, zij in beginsel in aanmerking zou kunnen komen voor een asielvergunning. Nu verweerder de gestelde opname in een isolatiekamp niet als relevant heeft aangemerkt en niet heeft beoordeeld, is er op dit punt dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Dat betekent dat het beroep op dit punt gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in stand te laten en overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer daadwerkelijk opgenomen zal worden in een isolatiekamp. Eiseres heeft weliswaar gesteld, maar niet onderbouwd, dat iedere vanuit het buitenland terugkerende Chinese staatsburger in een dergelijk kamp wordt opgesloten. Dat uit de overgelegde stukken zou blijken dat deze kampen bestaan en dat gedwongen opname in zo’n kamp mogelijk een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen opleveren, wat daar verder ook van zij, maakt nog niet dat eiseres in zo’n situatie terecht zal komen. Daarbij is ook van belang dat eiseres al eerder uit het buitenland, vanuit Japan, is teruggekeerd naar China en dat zij toen in een quarantaine-hotel is opgesloten en niet in een isolatiekamp. De enkele stelling van eiseres ter zitting dat de kampen er toen nog niet waren, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat eiseres nu wel per definitie zal worden opgesloten in een isolatiekamp. Verder is van belang dat eiseres voor haar vertrek uit China ook nooit in zo’n positie heeft verkeerd. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een reëel en voorzienbaar risico dat juist eiseres bij terugkeer naar China zal worden onderworpen aan een door artikel 3 van het EVRM [3] verboden behandeling.
Fundamentele politieke overtuiging
5. Verweerder heeft vervolgens, conform vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [4] , beoordeeld of de activiteiten van eiseres voortkomen uit een fundamentele politieke overtuiging. Het uitgangspunt hierbij is dat een politieke overtuiging voor een vreemdeling zo belangrijk moet zijn dat zij deze overtuiging zal willen uiten of hiervoor politieke activiteiten wil verrichten. Het moet daarbij voor de vreemdeling feitelijk onmogelijk zijn om haar politieke overtuiging voor zich te houden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat daar in dit geval geen sprake van is.
5.1.
Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat eiseres enkel heeft aangegeven lid te zijn geweest van chatgroepen waarin werd gekletst en waarin ook algemene sociale problemen werden besproken. Dit kan niet worden aangemerkt als politiek activisme. Verder heeft zij, hoewel ze hierover kritiek heeft geuit, zich wel gehouden aan de coronamaatregelen in China. Met betrekking tot de verklaring van eiseres dat zij op de website van de school een kritisch bericht heeft geplaatst over het voedsel dat daar wordt geserveerd, heeft verweerder kunnen overwegen dat het hierbij slechts één bericht betrof. Tot slot kunnen de verklaringen van eiseres dat zij het oneens is met de manier waarop er lesgegeven wordt binnen het Chinese systeem, niet worden aangemerkt als activiteiten die voortkomen uit een fundamentele politieke overtuiging. Hierbij is van belang dat eiseres docent was en zich aan het curriculum heeft gehouden. Zij heeft ook verklaard dat het onderwijssysteem was gericht op het halen van examens en dat ze genoeg had van het lesgeven. Hieruit blijkt niet dat haar mening een sterke politieke overtuiging betreft. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het feit dat eiseres op een aantal (politieke) onderwerpen een afwijkende mening heeft van de Chinese autoriteiten, niet maakt dat sprake is van een fundamentele politieke overtuiging.
Prejudiciële vragen over een fundamentele politieke overtuiging.
6. Ter zitting heeft eiseres nog verwezen naar de prejudiciële vragen die de hoogste bestuursrechter aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft gesteld over hoe de politieke overtuiging van een vreemdeling moet worden beoordeeld. [5] Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder punt 5.1., ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van het beroep van eiseres aan te houden tot de prejudiciële vragen zijn beantwoord.
7. De rechtbank concludeert dat verweerder in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geloofwaardig geachte relevante elementen van het asielrelaas onvoldoende zwaarwegend zijn om te spreken van vervolging in de zin van het vluchtelingenverdrag of van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar China. Het asielrelaas heeft dan ook niet kunnen leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.
Wat is de conclusie?
8. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtsgevolgen blijven in stand.
9. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3880.
5.De uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.