ECLI:NL:RBDHA:2022:13323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL22.23208 en NL22.23209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en de veiligheidssituatie in Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, behandeld op 29 november 2022. Eiser heeft aangevoerd dat hij lid is van een democratische beweging en dat hij tijdens demonstraties is opgepakt en gemarteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser terecht in twijfel heeft getrokken. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.23208 (beroep) en NL22.23209 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser en verzoeker], eiser en verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 14 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening, op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij lid is geweest van een democratische beweging en dat hij heeft meegedaan aan demonstraties. Hij is tijdens een demonstratie opgepakt en werd zes maanden vastgezet, waarbij hij ook werd gemarteld. Hierna is hij nog meerdere keren opgepakt. Als hij terugkeert vreest hij opnieuw zomaar te worden opgepakt. Verder stelt hij dat er armoede is en dat hij onvoldoende rechten krijgt.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
lidmaatschap bij de democratische beweging;
opgepakt, zes maanden gevangen gezet en gemarteld vanwege deelname aan demonstratie in februari 2011;
vier maal zonder reden opgepakt en vastgezet voor een aantal dagen tot weken;
eiser krijgt onvoldoende rechten in Marokko.
De rechtbank vat het bestreden besluit verder zo op dat verweerder naar aanleiding van de zienswijze ook de betrokkenheid bij de 20 februari revolutie als afzonderlijk relevant element heeft aangemerkt. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig bevonden. De overige relevante elementen acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling [1] en dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko een reëel risico op ernstige schade loopt. Daartoe heeft verweerder van belang geacht dat Marokko als veilig land kan worden beschouwd en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem niet het geval is. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte eisers lidmaatschap bij de democratische beweging en de betrokkenheid bij de 20 februari revolutie niet geloofwaardig heeft gevonden. Verweerder heeft hem ten onrechte tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd. Dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard heeft ermee te maken dat hij laag geschoold is en de tegenstrijdigheden zien op politieke details. Bovendien staan deze tegenstrijdigheden niet centraal in het asielrelaas. Verder volgt uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [3] dat een sterke politieke overtuiging ook voldoende was geweest voor verlening van een asielvergunning. Ook het derde element heeft verweerder ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Er is hierover niet tegenstrijdig verklaard. Er was slechts sprake van een misverstand.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Lidmaatschap bij de democratische beweging
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers lidmaatschap bij de democratische beweging ongeloofwaardig heeft kunnen vinden.
4.1.
Verweerder heeft hiertoe allereerst mogen overwegen dat eiser zijn asielrelaas niet met documenten heeft onderbouwd en daar geen plausibele verklaring voor heeft gegeven, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Daarbij is van belang dat eiser ruim een jaar in Nederland is en gesteld noch anderszins is gebleken dat hij een poging heeft gedaan om documentatie te vergaren. Eisers verklaring dat hij de documenten zou zijn kwijtgeraakt, heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen vinden, nu eiser tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij zijn asielrelaas met documenten kan onderbouwen. Ook de verklaring van eiser dat hij hier het nut niet van inzag, heeft verweerder geen afdoende verklaring mogen vinden, nu van eiser mag worden verwacht dat hij het belang van een onderbouwing van zijn asielrelaas kent. Temeer nu hij al in verschillende landen een asielaanvraag heeft ingediend.
4.2.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet enkel op grond van het ontbreken van documenten de verklaringen ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder heeft zowel in het voornemen als in het bestreden besluit een uitgebreide geloofwaardigheidsbeoordeling verricht en op grond daarvan de relevante elementen ongeloofwaardig geacht. Daarmee is voldaan aan de WI 2014/10. Verweerder heeft dan ook niet in strijd gehandeld met de door eiser aangehaalde jurisprudentie. [4]
4.3.
Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat zijn verklaring dat de officiële naam van de partij Alharaka Dimocratia is en dat deze beweging onderdeel van de partij die in de oppositie zit genaamd: Al Istiqlal, in strijd is met wat hierover te vinden is in de Duitse ambtsberichten [5] . Daaruit volgt namelijk dat deze partij nog in de regering zat en tegen de demonstraties was. Dat eiser laaggeschoold is, is geen verschoonbare reden voor een dergelijke tegenstrijdigheid. De stelling van eiser dat niet de deelname aan de democratische beweging, maar het opkomen voor de rechten van de Berbers de kern van zijn asielrelaas betreft, leidt niet tot een ander oordeel. Daar komt bij dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen vinden dat eiser zich aansluit bij een beweging die gelieerd is aan de Al Istiqlal partij, terwijl er een politieke partij is welke zich meer inzet voor de belangen van Berbers en dit al jarenlang doet.
4.4.
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser afgelegde verklaringen te oppervlakkig zijn om te spreken van een fundamentele overtuiging. Verweerder heeft hiertoe kunnen overwegen dat eiser over de reden dat hij lid wilde worden enkel heeft verklaard dat hij voor zijn rechten wilde opkomen. Ten aanzien van de activiteiten van de beweging heeft eiser slechts verklaard dat de beweging demonstreert. Hieruit blijkt niet dat zijn mening een sterke politieke overtuiging betreft. In de door eiser aangehaalde uitspraak heeft de hoogste bestuursrechter vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over hoe de politieke overtuiging van een vreemdeling moet worden beoordeeld. [6] Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, acht de rechtbank deze uitspraak niet van toepassing.
Betrokkenheid bij de 20 februari revolutie
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eisers betrokkenheid bij de 20 februari revolutie niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Nu uit de verklaringen van eiser al blijkt dat hij niet op de hoogte was welke partij opkomt voor de rechten van de Berbers, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat hij eisers verklaringen dat hij heeft deelgenomen aan de 20 februari revolutie, niet overtuigend heeft hoeven vinden. Gelet hierop behoeft hetgeen eiser hierover verder nog heeft aangevoerd dan ook geen verdere bespreking.
Opgepakt, zes maanden gevangen gezet en gemarteld vanwege deelname aan demonstratie in februari 2011
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat eiser is opgepakt, zes maanden gevangen is gezet en is gemarteld vanwege zijn deelname aan de demonstratie in februari 2011. Verweerder heeft hierbij terecht meegewogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de veroordeling. Enerzijds verklaart hij dat er een rechtszaak is geweest en anderzijds verklaart hij dat hij zonder rechtszaak werd vastgehouden. Hetgeen eiser hierover heeft verklaard in beroep is geen afdoende verklaring voor deze tegenstrijdigheid. Gemachtigde heeft ter zitting toegelicht dat er sprake was van een super snelle stop bij de rechtbank, een soort supersnelrechtzitting, en dat dat mogelijk tot verwarring heeft geleid. De rechtbank acht dit onvoldoende voor een ander oordeel, gelet op de enorme impact die zes maanden detentie moet hebben gehad. Verder heeft eiser geen documenten overgelegd van zijn gestelde veroordeling en is niet gebleken dat hij heeft geprobeerd om voorafgaand aan zijn asielaanvraag deze te verkrijgen.
Vier maal zonder reden opgepakt en vastgezet voor een aantal dagen tot weken
7. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is opgepakt en heeft vastgezeten in februari 2011, heeft verweerder ook de opvolgende arrestaties en detentieperioden ongeloofwaardig kunnen vinden. Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat eiser niet heeft kunnen vertellen wat de aanleiding was dat hij werd opgepakt.
Betrokkene krijgt onvoldoende rechten in Marokko.
8. De rechtbank stelt voorop dat Marokko in beginsel kan worden aangemerkt als veilig land en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat dit ten aanzien van hem niet het geval is. [7] De rechtbank is met verweerder eens dat eiser hier niet in is geslaagd. Voor zover eiser betoogt dat hij onvoldoende rechten in Marokko krijgt, overweegt de rechtbank dat dit betoog niet te herleiden is tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft dit standpunt ook niet nader onderbouwd.
Wat is de conclusie?
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
2.Artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL8114.
5.Zie de Duitse Ambtsberichten over Marokko van 6 november 2010 en 23 december 2011.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
7.Zie paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.