ECLI:NL:RBDHA:2022:13374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 22 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 16 augustus 2022 de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de inwilliging van de aanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen. Eiseres heeft geen procesbelang meer in dit onderdeel van het beroep.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag beoordeeld of eiseres in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiseres stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank overweegt dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in ongunstiger procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan voor soortgelijke nationale procedures.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wil. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.