ECLI:NL:RBDHA:2022:14053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
NL22.25500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Tunesische eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 20 september 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, en dat er zicht is op uitzetting naar Tunesië. De rechtbank heeft eerder al uitspraken gedaan over deze maatregel, waarbij de rechtmatigheid was bevestigd tot het sluiten van het onderzoek op 11 november 2022. De eiser voerde aan dat verweerder onzorgvuldig handelde en dat er geen zicht op uitzetting was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend handelde en dat de eiser niet actief meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.J.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 september 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Desgevraagd heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op beide stukken gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 20 december 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Tunesische nationaliteit te zijn.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10378. Daarna is een vervolgberoep ingesteld. Hierop is beslist bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12347. In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 11 november 2022, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onzorgvuldig handelt omdat uit het voortgangsrapport blijkt dat een beschikking op bezwaar is genomen die bij de gemachtigde niet bekend is. Daarnaast is voor eiser niet inzichtelijk per wanneer voor overdracht aan Tunesië niet langer een PCR-test nodig. Indien verweerder niet onmiddellijk nadat dat bekend is geworden een vlucht heeft geregeld om eiser uit te zetten naar Tunesië, volgt daaruit dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
5. Desgevraagd heeft verweerder de door eiser bedoelde beschikking van 22 november 2022 aan het dossier toegevoegd. Hierin staat dat het bezwaar van eiser tegen de voorgenomen uitzetting op 3 oktober 2022 kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank is van oordeel dat deze beschikking geen voor de maatregel van bewaring relevante wijziging in de rechtspositie van eiser inhoudt.
6. Uit het verweerschrift blijkt verder dat op 1 december 2022 bekend is geworden dat voor uitzetting naar Tunesië geen PCR-test meer is vereist. Verweerder heeft eiser daarvan op 5 december 2022 in een vertrekgesprek op de hoogte gesteld. In het voortgangsrapport staat dat op diezelfde datum een vluchtaanvraag is ingediend. De rechtbank oordeelt dat verweerder daarmee voldoende voortvarend handelt. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert tot slot aan dat het op 17 december 2022 niet gelukt is eiser uit te zetten omdat hij zich verzette ondanks dat hij begeleid werd door escorts. Eiser betwijfelt dan ook of er wel zicht bestaat op uitzetting.
8. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht is op uitzetting van eiser naar Tunesië. Verweerder heeft tenslotte tweemaal getracht eiser uit te zetten naar Tunesië, maar door toedoen van eiser is de uitzetting steeds niet doorgegaan. Eiser werkt dan ook niet actief mee aan de op hem rustende plicht om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Dat verweerder eiser nog niet heeft kunnen uitzetten naar Tunesië, komt daarom geheel voor rekening en risico van eiser.
9. De rechtbank ziet ten slotte ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel om het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten. [1]
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.