ECLI:NL:RBDHA:2022:14453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
NL22.2696
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [A]', zag haar aanvraag op 5 april 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 2 februari 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde. Op 26 april 2022 trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, wat leidde tot de intrekking van het beroep door verzoekster, die tevens verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het bestreden besluit niet kan worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit omdat de intrekking plaatsvond na het indienen van nieuwe documenten door verzoekster, die niet onder de onderzoekslast van de Staatssecretaris vielen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, aangezien de intrekking van het besluit niet betekende dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2696
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 april 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen.
In het besluit van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 26 april 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 2 mei 2022 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Op 9 mei 2022 heeft verzoekster een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek heden, voor het doen van de uitspraak, gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als
een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende, informatie is geen sprake van tegemoetkomen die grond vormt voor een kostenveroordeling.1
5. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding omdat de intrekking van het bestreden besluit niet kan worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Er is namelijk sprake van na het bestreden besluit verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan, vallende, informatie. Verweerder heeft het bestreden besluit immers ingetrokken nadat verzoekster in de beroepsfase twee documenten heeft ingediend, namelijk: een originele geboorteakte en een document ter onderbouwing van haar inspanningen om aan het middelenvereiste te voldoen.
6. De rechtbank wijst het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.