ECLI:NL:RBDHA:2022:14455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
NL22.2698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van een voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een proceskostenvergoeding. Verzoekster, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd om bij een familielid te verblijven, had eerder een afwijzing van deze aanvraag ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na het indienen van een bezwaar, dat ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 26 april 2022 trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, waarna verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening introk en om proceskostenvergoeding vroeg.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, omdat de intrekking van het bestreden besluit niet kon worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Dit was het geval omdat de intrekking was gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden die buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vielen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 augustus 2022 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2698
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 april 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen.
In het besluit van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 26 april 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 2 mei 2022 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Op 9 mei 2022 heeft verzoekster een schriftelijke reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek heden, voor het doen van de uitspraak, gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Deze wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende, informatie is geen sprake van tegemoetkomen die grond vormt voor een kostenveroordeling.1
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding omdat de intrekking van het bestreden besluit niet kan worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Er is namelijk sprake van na het bestreden besluit verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan, vallende informatie. Verweerder heeft het bestreden besluit immers ingetrokken nadat verzoekster in de beroepsfase twee documenten heeft ingediend, namelijk: een originele geboorteakte en een document ter onderbouwing van haar inspanningen om aan het middelenvereiste te voldoen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.