ECLI:NL:RBDHA:2022:151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
C/09/545559 / HA ZA 18-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken in stalen constructie en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de aansprakelijkheid van Aannemingsbedrijf Houtman B.V. centraal. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A. van Gorcom, heeft Houtman aangeklaagd wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de stalen constructie van een woning. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd om de kwaliteit en conservering van de stalen lateien te onderzoeken. Het deskundigenbericht concludeert dat de lateien niet voldoen aan de bouwtechnische eisen, wat leidt tot roestvorming en een verminderde levensduur. Houtman heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van eiser, maar de rechtbank oordeelt dat de eisvermeerdering tijdig is en niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank stelt vast dat Houtman tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat zij aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden. De schade wordt begroot op € 86.176,58, inclusief kosten voor vergunningen en begeleiding. Houtman wordt veroordeeld tot betaling van het resterende schadebedrag van € 60.095,16, plus wettelijke rente. Daarnaast wordt Houtman veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 7.250,01. De rechtbank wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/545559 / HA ZA 18-18
Vonnis van [19] januari 2022
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. G.A. van Gorcom te Veenendaal,
tegen
AANNEMINGSBEDRIJF HOUTMAN B.V.te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Houtman genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 februari 2020 waarin een deskundige is benoemd;
  • het deskundigenbericht van 2 maart 2021;
  • de conclusie na deskundigenbericht tevens vermeerdering van eis van [eiser] van 30 juni 2021, met producties;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht tevens contra akte eiswijziging van Houtman van 6 oktober 2021, met productie;
  • het verzoek tot pleidooi van [eiser] van 6 oktober 2021, dat door de rechtbank is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Eisvermeerdering

2.1.
In zijn akte na het deskundigenbericht heeft [eiser] zijn eis als volgt vermeerderd. Anders dan in de dagvaarding vordert hij een verklaring voor recht dat Houtman jegens hem is tekortgeschoten en dat Houtman daarom gehouden is de daardoor te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vergoeden. Het in de dagvaarding opgenomen schadebedrag van € 56.960,05 heeft hij, als voorschot op de schade, verhoogd tot € 86.176,58. Houtman heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Hij heeft aangevoerd dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde, nu deze te laat is ingediend en de gewijzigde vordering van een dergelijke andere structurele aard is dat deze weinig of niets meer van doen heeft met de oorspronkelijk ingestelde vordering.
2.2.
Ingevolge artikel 130 lid 1 Rv is, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De eiswijziging van [eiser] is dan ook tijdig ingesteld. Van een verandering van de structurele aard van de vordering, zoals Houtman aanvoert, is geen sprake. Immers, de gevorderde verklaring voor recht dat Houtman is tekortgeschoten was reeds geïmpliceerd in de vordering tot schadevergoeding in de dagvaarding. Ook een verwijzing naar de schadestaatprocedure maakt de vordering niet wezenlijk anders, waarbij de rechtbank opmerkt dat het de rechter op grond van artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij staat om bij de begroting van de schade te verwijzen naar de schadestaatprocedure, ook als dit niet is gevorderd. Hierbij heeft Houtman in zijn conclusie na het deskundigenbericht genoegzaam kunnen reageren op de eiswijziging. Van strijd met de eisen van een goede procesorde is dan ook geen sprake, zodat de eiswijziging zal worden toegestaan.
Deskundigenbericht
2.3.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 februari 2020 de heer [deskundige] (hierna: de deskundige) als deskundige benoemd om onderzoek te doen naar, kort gezegd, de kwaliteit en conservering van de stalen constructie alsmede de eventuele herstelwerkzaamheden. Op 7 januari 2021 heeft de deskundige naar aanleiding van zijn onderzoeksbevindingen een conceptrapport uitgebracht, waarop partijen schriftelijk hebben gereageerd. In het conceptrapport heeft de deskundige de door de rechtbank gestelde vragen als volgt beantwoord. In het eindrapport van 2 maart 2021 (hierna: het deskundigenbericht) heeft de deskundige deze tekst niet gewijzigd:

1. Voldoet de stalen constructie qua sterkte en stijfheid aan alle bouwtechnische eisen die daarin in het algemeen en op basis van de aannemingsovereenkomst, inclusief de begroting en het bestek, worden gesteld?
Zoals in dit deskundigenbericht reeds verwoord, heeft Houtman geen constructieve berekeningen laten maken die aantonen of de stalen lateien qua sterkte en stijfheid voldoen. De toegepaste lateien zijn bepaald aan de hand van door de leveractie versterkte overspanningstabellen. Verder geeft Houtman aan dat Lateien van 5 mm en bij de langere lengtes 8 mm dikte zijn toegepast waarvan geen leveringsbonnen meer aanwezig zijn.
Om te beoordelen of een constructie onderdeel qua sterkte en stijfheid voldoet aan alle bouwtechnische eisen zou je op voorhand de constructieve berekening, waaruit tevens een door een constructeur ingenomen over dimensionering van de latei zou zijn op te maken, willen her beoordelen. Zo is te bepalen of de latei voldoende draagvermogen heeft en in welke mate er extra zekerheid op de dikte en zwaarte van het toegepaste profiel is ingebouwd.
Een gemotiveerd Ja of Nee, is op deze vraag derhalve niet te geven. De hoogte afwijkingen van de stalen lateien welke door mij zijn ingemeten boven de gevelkozijnen met behulp van een digitaal slangenwaterpas vertonen geen extreem grote doorbuigingen. Deze beperken zich over de lengte van de latei tot een verschil van 1 á 2 mm. Hetgeen algemeen genomen niet verontrustend is voor een draagconstructie welke ‘slechts’ het buitenblad (de Klick-Brick stenen) boven de raamopeningen moet (af)dragen en geen onderdeel is van de hoofddraagconstructie van de woning.
Op basis van de overige stukken en toelichting die Houtman heeft gegeven is duidelijk dat de lateien niet Thermisch verzinkt zijn, hetgeen wel in de stukken overeen is gekomen. Het vormt ook een primaire reden dat zich roestvorming voordoet, welke omdat de lateien grotendeels in de constructie zijn weggewerkt ook vrijwel onomkeerbaar is.
Zoals uit hoofdstuk 4 valt te herleiden valt ten gevolge van deze corrosie aan de stalen lateien de theoretische levensduur van 50 jaar niet te waarborgen. Ook is het hoogst aannemelijk dat, wanneer de corrosie in de komende jaren doorzet en toeneemt, hetgeen gebeurt als je de constructie niet deugdelijk conserveert (of kunt conserveren), de draagkracht van de stalen lateien (sterk) zal afnemen ten gevolge van doorgaande corrosie met eventueel delaminatie van de stalen profielen. Als gevolg hiervan zal de stalen constructie qua sterkte en stijfheid in de toekomst mogelijk niet voldoen. De conditie 2 zal sterk afnemen en in het ergste geval uitkomen op conditie 4 of 5. De verouderingskromme in hoofdstuk 4 geeft daar een duidelijke toelichting bij.
2. Voldoet de stalen constructie qua conservering aan alle bouwtechnische eisen die daaraan in het algemeen en op basis van de aannemingsovereenkomst, inclusief de begroting en het bestek, worden gesteld?
Nee, in hoofdstuk 4 van dit deskundigenbericht is door mij reeds beoordeeld dat aangetroffen corrosie een uiting is van gebreken aan de dragende lateiconstructies.
Afbladdering en kale delen komen plaatselijk voor en onvoldoende dekking van de poedercoating doet zich algemeen voor. Wanneer de dekking onvoldoende is dan is dit volgens de normering een serieus gebrek aan de beschermlaag en leidt dit tot een slechte conditie van de beschermlaag (conditie 5).
Corrosie aan de staalconstructie laat zich in omvang moeilijk exact bepalen, maar zal tenminste plaatselijk zijn, ofwel tussen 2 en 10% van het oppervlak, en is in gevorderd stadium aangezien dit duidelijk waarneembaar is. Dit is te typeren als een ernstig gebrek en leidt op dit moment op conditie 2, een goede conditie.
De lateien zijn niet Thermisch verzinkt, hetgeen wel in de stukken overeen is gekomen.
3. Welke herstelwerkzaamheden stelt u voor om de constructie weer te laten voldoen aan de genoemde bouwtechnische eisen, alsmede aan de aannemingsovereenkomst, inclusief de begroting en het bestek?
Plaatselijk herstel, door middel van reparatief onderhoud aan de lateien is niet uitvoerbaar. Een deugdelijk herstel kan alleen gedaan worden als je goed bij de gehele latei kunt. Omdat het overgrote deel van de latei in de constructie (achter de buitenmuur) zit zal de buitenmuur moeten worden weggenomen. Daarnaast geldt dat een aannemer verantwoording zal moeten dragen, middels het afgeven van een garantie, voor een deugdelijke uitvoering. Daarom ligt het op de weg dat het vervangen van de lateien noodzakelijk is en herstel geen optie is.
Ten gevolge van het vervangen van dragende constructie onderdelen zal ook een constructieve berekening van een constructeur moeten worden overlegd, die de zwaarte en deugdelijkheid van de stalen lateien motiveert en is de uitvoering van het werk bouwvergunning plichtig.
De technische omschrijving van de noodzakelijke werkzaamheden zoals verwoord in de offerte van Bouw- en Aannemersbedrijf De Wit, d.d. 23 april 2013 (prod. 13 bij dagvaarding) geeft de meest uitgebreide en volwaardige beschrijving van werkzaamheden die nodig zijn om de constructie te laten voldoen aan de bouwkundige eisen die nodig zijn om de stalen lateien te vervangen zodat een economische levensduur van 50 jaar weer kan worden gegarandeerd.
4. Is het bij de uitvoering van deze herstelwerkzaamheden noodzakelijk om Vebo lateien te gebruiken, of kan er worden volstaan met gelijkwaardige lateien van een ander merk?
Nee, in beginsel is Vebo een merk naam en zijn er andere leveranciers die gelijkwaardige lateien maken / kunnen leveren. Echter is Vebo wel een partij die het Klick-Brick systeem goed kent hetgeen een bijkomend voordeel is om te komen tot goed en deugdelijk werk.
5. Kunt u een reële inschatting maken van de kosten voor de uit te voeren herstelwerkzaamheden?
Deskundige heeft de vier offertes die in de dagvaarding zijn opgenomen (prod. 12 t/m 15) bekeken en geanalyseerd. De offerte van Scholtens heeft naast een offertebedrag ook een gespecificeerde open begroting, echter is ook een stelpost (een niet gelimiteerde verrekenpost die zo maar 3 tot 5 keer hoger kan uitvallen) opgenomen en is de duurste. De overige offertes ontlopen elkaar financieel niet veel (maximaal € 1.200,-) waarbij de technische omschrijving van Bouw- en Aannemersbedrijf De Wit de meeste overtuiging geeft, zich goed vastgebeten te hebben in de problematiek. Het aantal te vervangen lateien komt daarbij overeen met de hoeveelheid die ik op locatie ben tegengekomen. In het financieel overzicht ligt de post ‘Algemeen’ (ervan uitgaande dat dit post 00.01 t/m 00.03 betreft) in lijn met die van Scholtens, wat mij gelet op de omvang van het werk redelijk over komt. Ook de € 8.005 voor 21 stuks geveldragers, is circa € 380,- per stuk, is een redelijk bedrag voor een verzinkte en gepoedercoate latei. Tot slot leidt de noodzaak van de opgesomde werkzaamheden 1 t/m 9, onder 22.01 van de offerte, tot relatief hoge bijkomende werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de werkzaamheden aan de lateien te kunnen uitvoeren.
De offertes van Bouwbedrijf De Jong en Hendrikx & Spruit geven weinig openheid dus zijn niet goed te beoordelen.
Voornoemde leidt ertoe dat € 56.960,05 inclusief BTW een reële inschatting van de kosten voor de uit te voeren herstelwerkzaamheden is.
Voor het aanvragen van een vergunning en het maken van noodzakelijke constructieve berekening is een aanvullend bedrag van € 5.000,00 inclusief BTW redelijk”
2.4.
Partijen zijn door de deskundige in de gelegenheid gesteld om te reageren op de conceptversie van het deskundigenbericht. Van deze mogelijkheid hebben zij beide gebruik gemaakt. Houtman heeft in haar commentaar op het concept-rapport opgenomen dat zij de conclusie van de deskundige dat de conservering van de lateien niet op orde is deelt. Ook verklaart zij dat dit gebrek aan conservering als gevolg heeft dat roestvorming optreedt. Houtman heeft met een technisch specialist een alternatief herstelplan opgesteld waarbij – kort gezegd – de bestaande lateien opnieuw worden geconserveerd en teruggeplaatst. De kosten voor herstel op deze wijze zouden significant lager uitvallen dan het door de deskundige begrote bedrag. Zij heeft dit aan de deskundige voorgelegd. In reactie hierop heeft de deskundige in het definitieve rapport het volgende opgenomen:
“Houtman stelt zich op het standpunt dat de Click Brick stenen met clips aan elkaar zijn verbonden waardoor het goed mogelijk is om stenen te vervangen zonder daarbij reparaties te zien. (…) In de bijlagen die Houtman meestuurt is uitgewerkt hoe hij meent dit werk aan te kunnen pakken. Toepassing van gevelklemmen en stut alone stempels zouden daarbij kunnen worden toegepast. Deskundige kan zich niet vinden in de zienswijze van een beoogde ‘alternatief herstel’ zoals door Houtman uitgewerkt, de volgende motivering gaat daarbij:
Bij een traditioneel metselwerk volgt een stuk samenhang van het gevelmetselwerk waarbij de gevelstenen ‘vol en zat’ aan elkaar zijn gemetseld waardoor er een schijfwerking in het gevelmetselwerk ontstaat. Bij het Click Brick systeem is dit niet het geval omdat de stenen ‘losse gebouwdelen zijn’ waardoor het principe van gevelklemmen en stut alone stempels niet toepasbaar is. Ik voel me in deze visie gesterkt omdat uit bijlage B ‘info van de fabrikant Daas – Click Brick’ onder het kopje constructief op pagina 8 blijkt dat door TNO-bouw is onderzocht dat de gevelbekleding haar eigen gewicht moet dragen en geen eigen stabiliteit bezit. Door het ontbreken van deze ‘eigen stabiliteit’ ofwel de aanwezigheid van een schijfwerking zoals traditioneel gevel metselwerk dat wel heeft is een herstel zoals Houtman schetst niet mogelijk.
Dit impliceert dat de kosten voor het vervangen van de lateien, begroting Houtman 9 februari 2021 voor een totaalbedrag € 25.802,82 niet realistisch is.”
2.5.
[eiser] heeft in zijn commentaar op het concept-rapport onder meer gesteld dat de deskundige een aantal gebrekkige lateien en constructieonderdelen niet heeft meegenomen in zijn onderzoek, met overlegging van foto’s van deze onderdelen. Ook verklaart hij dat de prijzen van aannemers inmiddels zijn verhoogd, zodat het herstelbedrag naar boven zou moeten worden bijgesteld. Hij legt nieuwe offertes van aannemingsbedrijf Bouw- en Aannemersbedrijf De Wit IJsselstein B.V. (hierna: De Wit) en [X] B.V. over. In reactie op het commentaar van [eiser] heeft de deskundige in het deskundigenbericht het volgende opgenomen:
“Op 16 november 2020 is door [eiser] een hele serie digitale foto’s ingebracht. (…)
Spouw berging/ garage – stalenliggers
(…)
DSCN0726.JPG
DSCN0727.JPG
(…) dit betreft een meer ‘binnen / binnen’ situatie waar een gemeniede latei zichtbaar is. Aannemelijke wijs komt bij deze lateien minder tot geen ‘buiten vocht’ waardoor aantasting van de menielaag minder waarschijnlijk is. Herstel wordt daarom niet als noodzakelijk / gegrond beschouwd.
(…)
DSC02984.JPG
DSC02986.JPG
(…) dit betreft een meer ‘binnen / binnen’ situatie waar een gemeniede latei zichtbaar is. Aannemelijke wijs komt bij deze lateien minder tot geen ‘buiten vocht’ waardoor aantasting van de menielaag minder waarschijnlijk is. Herstel wordt daarom niet als noodzakelijk / gegrond beschouwd.
Luifel 3e verdieping - stalenliggers
Bij deze luifel betreft het een drietal stalenbalken, een tweetal welke naar voren steken en eenmaal een dwarsligger boven het kozijn (…)
(…) met betrekking tot de luifel merkt [eiser] terecht op dat de twee lateien welke naar voren (foto linksboven) ook een duidelijke delaminatie van de poedercoating zichtbaar is. Deze zijn in het concept deskundigenbericht onvoldoende betrokken. Het komt deskundige redelijk over voor vervanging van deze twee lateien een aanvullend bedrag van
€ 6.000,- inclusief BTWtoe te kennen. Aangenomen mag worden dat de gemeniede kokerprofiel tijdens de aanbouwfase is geïsoleerd en afgewerkt. Dan betreft ook dit een meer ‘binnen / buiten’ situatie. Aannemelijke wijs komt bij deze koker minder tot geen ‘buiten vocht’ waardoor aantasting van de menielaag minder waarschijnlijk is. Herstel wordt daarom niet als noodzakelijk / gegrond beschouwd.
Erker begane grond/ keuken -stalenkolommen
(…) Aangenomen mag worden dat de gemeniede kokerprofiel tijdens de aanbouwfase is geïsoleerd en afgewerkt. Dan betreft ook dit een meer ‘binnen / buiten’ situatie. Aannemelijke wijs komt bij deze koker minder tot geen ‘buiten vocht’ waardoor aantasting van de menielaag minder waarschijnlijk is. Herstel wordt daarom niet als noodzakelijk / gegrond beschouwd.
(…)
(…) met betrekking tot het tijdsverloop en daarom herziene offertes laat ik het aan de rechtbank over hieromtrent te beslissen. In mijn concept deskundigenbericht is bij de beantwoording van vraag 5 aangegeven dat De Wit met de meeste overtuiging offreert. Het bedrag van € 56.960,05 inclusief BTW is als een reële inschatting van de kosten beschouwd (prijspeil april 2013).
De offerte van De Wit van 27 januari 2021 komt op een totaal van
€ 67.723,70 inclusief BTW.
Gelet op de economisch verbeterde tijd in de aannemerswereld is de hogere prijsvorming zoals genoemd niet onredelijk en verklaarbaar.
Met betrekking tot de aanbieding van [X] € 107.000 exclusief BTW doch inclusief stelposten, merkt deskundige op dat er onvoldoende grond is om dit prijsvoorstel als realistisch te beschouwen. Het ligt veruit hoger dan de 4 andere voorstellen die [eiser] eerder heeft opgevraagd. Alleen de motiveringen dat speciale latei stenen; ‘2-voudig spouwisolatie en beschadigde aluminium isolatie’ dit prijsverschil kunnen verklaren komt deskundige onrealistisch over. Daarbij wordt opgemerkt dat het inbrengen van de noodzaak voor een 2-voudig aangebrachte spouwisolatie een nieuw punt is dat door [eiser] wordt aangereikt, maar buiten de scope van mijn vraagstelling ligt.
Overige risico’s en voorbehouden die door diverse aannemers zijn genoemd komen in eerste instantie niet terug in het voorstel van De Wit. Daar is geen onvoorziene werkzaamheden of stelpost genoemd, reden waarom deskundige daaraan vasthoudt.
Het laatste punt dat [eiser] aanreikt betreft begeleidings- en toezicht kosten van zijn zijde. Ik laat het aan rechtbank over hierover te beslissen. Gelet op de complexiteit van de herstelactiviteit is vanuit bouwkundig perspectief een begeleiding wel als redelijk te noemen. Normaal gesproken geldt voor begeleiding dor een bouwkundig bureau een percentage van 5% van de bouwsom. Hetgeen bij de herziene offerte van De Wit neerkomt op een bedrag van
€ 3.386,19 inclusief btw.
Voornoemde leidt ertoe dat ik geen aanleiding zie om de beantwoording van vragen op hoofdlijn te wijzigen of te herzien. Dit hoofdstuk 6 is aanvullend op het concept deskundigenbericht ingevoegd en geeft een reactie die ingaat op de reacties van partijen. De
vetgedrukte bedragendoor de rechtbank mee te laten wegen in haar beslissing.”
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat in het geval dat de rechtbank een deskundigenbericht heeft bevolen, zoals in deze zaak het geval is, de rechtbank het oordeel van de deskundige in zijn algemeenheid niet snel naast zich zal neerleggen. Dit is slechts anders indien zwaarwegende bezwaren bestaan over de wijze van totstandkoming of de inhoud van het betreffende deskundigenbericht. Dergelijke bezwaren zijn niet door partijen aangevoerd. Beide partijen hebben verklaard de conclusies van de deskundige aangaande de gebrekkige conservering van de lateien in beginsel te onderschrijven. Ook is niet in geschil dat er roestvorming optreedt als gevolg hiervan. Gelet op het voorgaande zijn er voor de rechtbank geen zwaarwegende bezwaren gebleken over de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht. De rechtbank zal de bevindingen uit het deskundigenbericht dan ook tot de hare maken.
2.7.
Aan de hand van de inhoud van het deskundigenbericht concludeert de rechtbank dat Houtman jegens [eiser] tekort is geschoten in haar verplichtingen volgend uit de aannemingsovereenkomst, en dat Houtman aldus in beginsel aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg hiervan. Hierna zal de rechtbank de omvang van deze schade beoordelen.
2.8.
Houtman voert aan dat zij zelf de herstelwerkzaamheden wil uitvoeren en een schadevergoeding dan ook niet kan worden toegewezen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Het geschil tussen partijen duurt inmiddels jaren. In deze tijd heeft [eiser] aan Houtman voldoende kansen geboden om tot herstel van de gebreken over te gaan. Dit heeft zij echter steeds nagelaten, nu er volgens haar onvoldoende duidelijkheid bestond over de gebreken en de te hanteren herstelmethode. Ook nu uit het deskundigenbericht blijkt dat er gebreken zijn die dienen te worden hersteld, en dat de wijze van herstel zoals Houtman die voor ogen staat volgens de deskundige niet zal voldoen, houdt Houtman in zijn conclusie na deskundigenbericht vast aan de door haar voorgestelde herstelmethode. Gezien deze geschiedenis en het huidige standpunt van Houtman, is het begrijpelijk dat [eiser] er onvoldoende vertrouwen in heeft dat Houtman de herstelwerkzaamheden zoals door de deskundige omschreven op juiste wijze en zonder discussie zal uitvoeren. In deze situatie is een vervangende schadevergoeding de aangewezen weg om tot herstel van de gebreken te komen.
Omvang van de schade
2.9.
De deskundige heeft in zijn conceptrapportage de omvang van de herstelkosten vastgesteld op een bedrag van € 61.960,05 (inclusief btw). Dit bedrag bestaat voor € 56.960,05 uit bouwkosten en voor € 5.000,00 uit kosten voor het aanvragen van de noodzakelijke vergunning en het maken van de constructieve berekening. Na een reactie van beide partijen heeft de deskundige in het finale deskundigenbericht deze begroting iets omhoog bijgesteld, met een bedrag van € 6.000,00 (inclusief btw) aangaande de vervanging van de twee lateien van de luifel. Ook heeft hij de rechtbank twee aanvullende bedragen in overweging gegeven. Ten eerste onderschrijft hij de stelling van [eiser] dat de prijzen die aannemers rekenen inmiddels hoger liggen dan toen [eiser] de eerste offertes verkreeg in april 2013. De nieuwe offerte die door De Wit op 27 januari 2021 aan [eiser] is verstrekt, en die voor wat betreft de herstelkosten sluit op een bedrag van € 67.723,70 (inclusief btw), acht de deskundige verklaarbaar en niet onredelijk. Ten tweede bevestigt hij de stelling van [eiser] dat het niet ongebruikelijk is om voor dit soort complexe bouwprojecten een bouwkundig bureau in te schakelen voor begeleiding en toezicht. De kosten hiervoor bedragen gewoonlijk 5% van de bouwsom, hetgeen op basis van de meest recente offerte van De Wit neerkomt op een bedrag van € 3.386,19.
2.10.
De rechtbank stelt voorop dat het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, ook voor wat betreft de schade als uitgangspunt heeft te gelden. Dit is slechts anders indien de rechtbank goede redenen heeft om te twijfelen aan het oordeel van de deskundige op dit punt. Het is aan partijen om, indien zij het oneens zijn met de begroting van de deskundige, met voldoende onderbouwde stellingen duidelijk te maken op welke punten de begroting van de deskundige onjuistheden bevat. Beide partijen hebben in de conclusie na deskundigenbericht hun bezwaren tegen de begroting van de deskundige kenbaar gemaakt. Deze bezwaren zullen hieronder worden besproken.
2.11.
Als meest verstrekkende verweer voert Houtman aan dat de door haar voorgestelde alternatieve herstelmethode door de deskundige te gemakkelijk van de hand is gewezen en het schadebedrag dus, zo begrijpt de rechtbank, veel lager zou moeten zijn. Immers, de door haar voorgestelde methode is uitvoerig besproken met de leverancier van het Click-Brick systeem en is een goede, en goedkopere, mogelijkheid om tot herstel te komen. De deskundige dient hierover door de rechtbank te worden gehoord, aldus Houtman. De rechtbank overweegt dat Houtman naar aanleiding van het concept-rapport reeds uitgebreid haar visie op een alternatief afdoende herstel heeft voorgelegd aan de deskundige. De rechtbank ziet in de reactie van de deskundige, anders dan Houtman aanvoert, geen aanwijzing dat deze lichtvaardig heeft geoordeeld over de wenselijkheid van de uitvoering van deze mogelijkheid. Hij heeft een uitgebreide motivatie opgenomen die er kortgezegd op neerkomt dat het door Houtman voorgestane herstel niet mogelijk is omdat, anders dan bij traditioneel metselwerk, het click-brick systeem de eigen stabiliteit en de schijfwerking ontbeert. Hierbij valt de rechtbank op dat [eiser] over de jaren meerdere offertes heeft laten opstellen door bouwbedrijven, maar dat die bouwbedrijven kennelijk geen van allen zijn uitgegaan van de mogelijkheid van een herstel zoals door Houtman voorgesteld. Nu het deskundigenbericht op dit punt voldoende duidelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot het horen van de deskundige. De rechtbank zal dan ook aan dit verweer van Houtman voorbijgaan.
2.12.
[eiser] stelt dat de begroting van de deskundige te laag is uitgevallen omdat deze onvolledig is. Hij wijst erop dat de deskundige naast de lateien te weinig aandacht heeft besteed aan het overige staalwerk, meer in het bijzonder het staalwerk dat te zien is op de foto’s die hij aan de deskundige heeft gestuurd, en stelt dat de deskundige hierover nader dient te worden bevraagd. Anderzijds voert Houtman op dit punt aan dat de begrote schade te hoog is, omdat de deskundige ten onrechte een deel van de schade die [eiser] in zijn reactie op het concept-deskundigenbericht heeft gemeld heeft overgenomen. De stalen balken op de foto’s betreffen lateien van de click-brick gevel die niets te maken hebben met de draagconstructie van de luifel, en hoe dan ook is sprake van een dubbeltelling, aldus Houtman.
2.13.
Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de deskundige geen posten overgeslagen heeft. De deskundige is uitgebreid op ieder van de door [eiser] ingebrachte foto’s ingegaan en heeft per onderdeel beschreven waarom er wel of geen vervanging van de betreffende lateien nodig is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om, zoals [eiser] voorstaat, nadere vragen aan de deskundige te stellen over de overige foto’s. De rechtbank merkt op dat voor wat betreft de aanvullende schade die [eiser] met diverse foto’s aan de deskundige kenbaar heeft gemaakt, slechts in één geval de deskundige heeft geconcludeerd dat deze leidt tot een verhoging van het begrote bedrag. Dit betreft de gebreken aan de luifel lateien, waarvoor de deskundige een schadepost van € 6.000,00 heeft opgenomen. Anders dan Houtman aanvoert, valt deze schade niet buiten de rechtsstrijd tussen partijen. Immers, uit de vragen die de deskundige moest beantwoorden blijkt dat ook de staat van de algehele stalen constructie diende te worden getoetst. Dit staat dus niet aan de toewijzing van deze later begrote schade in de weg. Dat sprake is van een dubbeltelling door het meenemen van deze lateien in de schadebegroting, zoals Houtman aanvoert, is onvoldoende onderbouwd. Houtman verklaart niet met welke lateien in de eerdere offertes deze lateien overeenkomen, noch op welke andere wijze de kosten van deze lateien al zijn meegenomen in de eerdere begroting van de deskundige of de offerte van De Wit. De bijkomende schade van deze luifel lateien komt dus voor toewijzing in aanmerking.
2.14.
[eiser] stelt dat het door de deskundige beraamde bedrag van € 6.000,00 te laag is voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan de luifel lateien. Hij legt een offerte over van De Wit, die voor de uitvoering van deze werkzaamheden € 10.066,69 rekent. Houtman brengt hier tegenin dat het offertebedrag van De Wit te hoog is, maar laat na te onderbouwen waarom dit zo is. Houtman heeft slechts in algemene zin aangevoerd dat voor de bepaling van het herstelbedrag niet kan worden uitgegaan van offertes van De Wit, omdat [eiser] Aannemingsbedrijf De Wit zou hebben aangemoedigd tot het indienen van offertes voor een (te) hoog bedrag. Houtman heeft echter niet nader onderbouwd waaruit blijkt dat dit het geval is, zodat aan dit verweer voorbij zal worden gegaan. De rechtbank zal, ondanks dat de deskundige een lager bedrag heeft begroot, voor deze post het bedrag van € 10.066,69 toewijzen. Dit omdat de deskundige op het moment van de kostenbegroting nog niet in het bezit was van deze offerte, terwijl hij voor de overige werkzaamheden wel steeds is uitgegaan van de andere offertes van De Wit en deze dus in het algemeen reëel acht voor de inschatting van de uit te voeren werkzaamheden.
2.15.
[eiser] stelt dat de deskundige onvoldoende rekening heeft gehouden met de door [eiser] naar aanleiding van het concept-deskundigenbericht overgelegde offerte van [X] B.V. Houtman voert aan dat de deskundige deze offerte terecht naast zich heeft neergelegd, nu het daarin genoemde herstelbedrag ‘alle proportie te buiten gaat’. De rechtbank overweegt als volgt. [eiser] heeft in de dagvaarding herstelkosten gevorderd met een hoogte van € 56.960,05 (inclusief btw), op basis van een offerte van De Wit. De begroting van de deskundige is, buiten de kosten voor de vergunningsaanvraag, gelijk aan dit bedrag. De offerte van [X] B.V. beraamt de herstelkosten op een bedrag van € 107.000,00 exclusief btw. Een dergelijke verhoging van de herstelkosten, ondanks dat vóór het uitbrengen van de dagvaarding reeds meerdere offertes waren verkregen, vraagt om een duidelijke verklaring met een uitgebreide onderbouwing. Deze ontbreekt. De rechtbank hecht hierbij waarde aan het oordeel van de deskundige op dit punt, die de hoogte van het herstelbedrag in de offerte van [X] B.V. niet als realistisch beschouwt. Anders dan [eiser] aanvoert, heeft de deskundige terecht geconcludeerd dat de tweevoudig aangebrachte spouwisolatie zoals die is omschreven in de offerte van [X] B.V. buiten de grenzen van dit geschil valt. In de procedure is vóór deze offerte door partijen dit onderdeel van de constructie immers niet besproken. Verder hebben de aannemers die de overige offertes hebben uitgebracht als ook de deskundige zelf geen aanleiding gezien om de kosten die op dit onderdeel betrekking hebben in de berekening mee te nemen. Dat [X] B.V. méér specialisme heeft op dit gebied en daarom beter dan de overige aannemers en de deskundige weet wat er nodig is voor een juist herstel, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende redenen om deze offerte in de schadebegroting mee te nemen.
2.16.
[eiser] stelt dat zijn werkelijke schade niet kan blijken uit een begroting van de deskundige, maar alleen uit de werkelijke herstelkosten die hij op enig moment in totaal zal hebben gemaakt. Hij wijst erop dat het mogelijk is dat nadat een constructieberekening wordt opgesteld, de schade hoger uitvalt dan dat nu is begroot. De rechtbank begrijpt dat [eiser] deze stelling aanvoert ter onderbouwing van zijn vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. De rechtbank ziet echter geen aanleiding tot een dergelijke verwijzing. Artikel 612 Rv brengt mee dat de rechter in beginsel de schade in zijn vonnis begroot voor zover dit mogelijk is, ook als slechts schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd maar voldoende is gesteld en is komen vast te staan om gedaagde te kunnen veroordelen tot een bepaald, desnoods geschat, bedrag. Het oordeel van de deskundige, voorzien van onderbouwing in de vorm van offertes die door [eiser] zelf zijn ingebracht, maken dat het op dit moment mogelijk is de schade te begroten. Voor het direct begroten van de schade is verder vereist dat het partijdebat dit toelaat en de beginselen van hoor en wederhoor voldoende in acht zijn genomen (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2930). Aan deze vereisten is voldaan nu partijen zowel op de concept-rapportage van de deskundige hebben gereageerd als een akte hebben genomen na het definitieve deskundigenbericht, en hierbij uitvoerig zijn ingegaan op de omvang van de schade. De rechtbank zal de schadevergoeding die Houtman aan [eiser] dient te betalen als volgt begroten:
Herstelkosten op basis van de offerte van De Wit: € 67.723,70
Kosten van de vergunning en de constructieberekeningen: € 5.000,00
Herstelkosten van de luifel op basis van de tweede offerte van De Wit: € 10.066,69
Begeleidingskosten bij uitvoering herstelwerkzaamheden: € 3.386,19
Totaalbedrag: € 86.176,58
2.17.
Niet in geschil is dat Houtman naar aanleiding van een eerder deskundigenrapport middels verrekening reeds een bedrag van € 26.081,42 aan [eiser] heeft betaald. Houtman zal dan ook worden veroordeeld tot het betalen van het restant van de schadevergoeding, zijnde een bedrag van € 60.095,16. Houtman heeft geen verweer gevoerd tegen de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over dit bedrag, zodat deze zal worden toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de door [eiser] gevorderde kosten bestaande uit de factuurbedragen van Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakadvies B.V., Multi Consultants en Hendrikx & Spruit Bouw- en aannemersbedrijf B.V. voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub b BW en zal deze kosten, € 4.032,65, als gevorderd toewijzen. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij hiernaast buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, zodat de daarop betrekking hebbende vordering zal worden afgewezen.
2.18.
De bij eiswijziging door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal bij gebrek aan belang worden afgewezen, nu de grotendeels toegewezen vordering van [eiser] tot betaling door Houtman de aansprakelijkheid van Houtman voor de door [eiser] geleden schade impliceert.
Vebo Lateien
2.19.
Voor zover [eiser] stelt dat het noodzakelijk is dat de nieuw aan te brengen lateien van het merk Vebo zijn, geldt het volgende. De deskundige heeft in antwoord op de daartoe strekkende vraag van de rechtbank geschreven dat Vebo slechts een merknaam is en dat er andere leveranciers zijn die gelijkwaardige lateien kunnen leveren, zodat gebruik van specifiek dit merk lateien niet noodzakelijk is. Desalniettemin heeft de deskundige in de definitieve rapportage verduidelijkt dat de Vebo lateien weliswaar niet noodzakelijk zijn, maar dat de keuze voor lateien van dat merk wel logisch zijn nu Vebo het click-brick systeem goed kent. In zijn kostenbegroting is de deskundige dan ook uitgegaan van de plaatsing van Vebo lateien. Nu de rechtbank voor het bepalen van de schadeomvang zal aansluiten bij dit bedrag, en een eventuele vaststelling van de rechtbank dat Vebo lateien moeten worden gebruikt voor de hoogte van het bedrag geen verschil maakt, heeft [eiser] onvoldoende belang bij een oordeel over de te gebruiken lateien. Het getuigenbewijs dat hij in dit kader heeft aangeboden zal dan ook worden gepasseerd.
Proceskosten
2.20.
Houtman zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] als volgt begroot:
Dagvaarding: € 97,31
Griffierecht: € 895,00
Kosten deskundigenbericht € 3.472,70
Salaris advocaat: € 2.785,00 (2,5 punt x tarief € 1.114,00)
Totaal: € 7.250,01
2.21.
De niet weersproken wettelijke rente over deze kosten zal worden toegewezen. Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De kosten zullen worden begroot conform het toepasselijke liquidatietarief.
2.22.
Voor wat betreft de kosten van de deskundige overweegt de rechtbank als volgt. Op de zitting van 28 augustus 2018 hebben partijen de afspraak gemaakt dat de verdeling hiervan afhankelijk zou zijn van de hoogte van de herstelkosten die de deskundige zou begroten. Indien de herstelkosten zouden worden begroot op méér dan € 26.081,42 dan zou Houtman als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de deskundige naar rato van het meerdere. Deze afspraken zijn nogmaals per brief van 1 oktober 2018 door partijen aan de rechtbank bevestigd, waarna zij in het herziene proces-verbaal en het tussenvonnis van 10 juli 2019 zijn opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze afspraken af te wijken.
2.23.
De deskundige heeft de herstelkosten begroot op € 61.960,05. Dit bedraagt ruim 100% méér dan het eerder tussen partijen besproken ‘middenbedrag’ van € 26.081,42, zodat Houtman de volledige kosten van de deskundige dient te voldoen. De kosten van de deskundige zijn 6.945,40 (inclusief btw). Bij wijze van voorschot hebben partijen ieder reeds de helft van de kosten van de deskundige vergoed. Zodoende zal Houtman worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.472,70 aan [eiser] .

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Houtman om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 60.095,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2012;
3.2.
veroordeelt Houtman om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.032,65 ter zake van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid door Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakadvies B.V., Multi Consultants en Hendrikx & Spruit Bouw- en aannemersbedrijf B.V., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt Houtman in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 7.250,01, en op € 163,00 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,00 in het geval van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar tot zover bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op [19] januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 2633