ECLI:NL:RBDHA:2022:15443
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling, zoals blijkt uit een overnameverzoek dat door de Nederlandse autoriteiten naar Italië is gestuurd en dat door Italië is geaccepteerd. Eiser heeft aangevoerd dat de Italiaanse autoriteiten onjuiste gegevens hebben ingevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. De rechtbank wijst erop dat informatie uit een andere lidstaat volstaat om een vreemdeling in Nederland meerderjarig te verklaren, mits er geen authentieke identificerende documenten zijn overgelegd.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is vanwege wetswijzigingen in Italië. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, en dat de rapporten waar eiser naar verwijst niet aantonen dat de situatie in Italië zodanig is veranderd dat dit beginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.