ECLI:NL:RBDHA:2022:15468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
NL22.9778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eisers, [eiser] en [eiseres], behandeld. De eisers hebben beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 26 oktober 2022 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen, waardoor het beroep van eisers mede gericht is tegen dit besluit. Eisers verzoeken de rechtbank om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen geen behoefte hebben geuit aan een zitting.

De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkenen in beroep kunnen gaan. Aangezien de Staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen, zijn de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank kan niet vaststellen dat er een bestuurlijke dwangsom is verbeurd, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. De rechtbank wijst het beroep ten aanzien van de bestuurlijke dwangsom af.

Wat betreft de proceskostenvergoeding, oordeelt de rechtbank dat de Staatssecretaris in de kosten van eisers moet worden veroordeeld, omdat de besluiten te laat zijn genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 379,50, rekening houdend met de inhoud van de zaak en de wegingsfactor. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier O.G. Hulsman, op 8 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.9778 en NL22.9779,

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer 1]
en
[eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer 2]
gezamenlijk te noemen eisers (gemachtigde: mr. J.J. Eizenga)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag.
Op 26 oktober 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op hun aanvragen.
Het beroep van eisers wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.
Eisers willen nu nog dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en dat zij over gaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eisers hebben gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eisers wilden en de
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eisers het beroep niet hebben ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eisers gelijk hadden met hun beroep. Dit is om de volgende reden. Eisers wilden met hun beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op hun aanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, hebben de beroepen van eisers geen zin meer. Eisers hebben daarom geen belang meer bij hun oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
4. Eisers willen dat de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
5. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 augustus 20222 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Het beroep ten aanzien van het vaststellen van de bestuurlijke dwangsom is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
6. Over de vergoeding van de proceskosten die eisers vragen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken, nu de bestreden besluiten van 26 oktober 2022 te laat zijn genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eisers. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
7. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eisers. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eisers te betalen.
8. De rechtbank stelt de proceskosten van eisers die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier.
08 november 2022
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.