ECLI:NL:RBDHA:2022:15508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Albanese eiser op grond van bloedwraak en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Albanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 2001, diende op 16 augustus 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 21 september 2022 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De eiser voerde aan dat hij en zijn familie al twintig jaar problemen ondervinden van de familie [A] vanwege bloedwraak, die zijn oom in 1999 heeft veroorzaakt. Hij stelde dat de Albanese autoriteiten hem niet kunnen beschermen, vooral na de vrijlating van zijn oom in 2022. De staatssecretaris had Albanië als veilig land van herkomst aangemerkt, wat de rechtbank bevestigde. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat Albanië in zijn specifieke geval onveilig was, en dat de staatssecretaris terecht de aanvraag als ongegrond had verklaard.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet alle mogelijkheden had benut om bescherming te vragen in Albanië en dat er geen bewijs was dat de Albanese autoriteiten hem niet konden beschermen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het inreisverbod voor de duur van twee jaar, met de opmerking dat de eiser geen vertrektermijn werd verleend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 oktober 2022.