ECLI:NL:RBDHA:2022:15518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.18986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard; motiveringsgebrek en toetsingskader niet toegepast

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 september 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser had eerder een aanvraag gedaan die was afgewezen, en in deze procedure voerde hij aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat verweerder niet alle relevante informatie had vergaard. De rechtbank behandelde het beroep op een hybride zitting, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte het nieuwe toetsingskader niet had toegepast, wat leidde tot een motiveringsgebrek. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen nieuwe elementen waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank stelde vast dat eiser geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om te twijfelen aan het rapport van Bureau Documenten, dat bepaalde documenten vals had bevonden. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18986
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Ilić).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening NL22.18987, op 14 oktober 2022 op een hybride zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die via Teams aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die in de zittingszaal aanwezig was.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [2002] .
Eerdere procedure
2. Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 24 november 2020 afgewezen, omdat verweerder de verklaringen van eiser over zijn betrokkenheid bij een demonstratie in 2013, waarbij zijn neef door politieagenten is gedood, niet geloofwaardig vond. Ook vond verweerder niet geloofwaardig dat eiser twee arrestatiebevelen heeft ontvangen. Eiser heeft in deze procedure kopieën van de arrestatiebevelen overgelegd. Verder heef eiser een link naar een YouTube filmpje met verweerder gedeeld. Ook heeft eiser een kopie van de overlijdensakte van zijn neef en documenten waaruit de familierelatie blijkt tussen hem en de neef ingebracht.
Huidige aanvraag
3. Op 3 juni 2021 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit van 21 september 2022. Eiser heeft bij zijn aanvraag originele documenten en officiële vertalingen overgelegd:
- Mededeling tot aanhouding en voorgeleiding;
- Verklaring van het Openbaar Ministerie in Egypte;
- Persoonlijke ID kaarten;
- Bewijs inschrijving gezin;
- Verklaring delictenregister (kopie aangifte).
4. Verweerder heeft op 21 juni 2021 de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de aanvraag niet compleet was. Volgens verweerder heeft eiser vier onbekende en onvertaalde stukken overgelegd zonder toelichting, waardoor de aanvraag onvolledig was.
5. In de uitspraak van 14 oktober 2021 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle1, is het besluit van 21 juni 2021 vernietigd en heeft verweerder de opdracht gekregen een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag. Door de rechtbank is geoordeeld dat de documenten die eiser heeft ingediend beoordeeld dienen te worden. Deze uitspraak staat in rechte vast.
Bestreden besluit
6. Verweerder heeft de aanvraag op 21 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.2 Uit het onderzoeksverslag van Bureau Documenten (BD) van 31 januari 2022 blijkt dat meerdere documenten vals zijn bevonden. Documenten die echt zijn bevonden of waarover geen uitspraak kan worden gedaan, raken niet de kern van eisers asielrelaas en kunnen daarom niet de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroten.
Standpunt eiser
7. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder niet alle relevante informatie heeft vergaard alvorens een besluit te nemen. Eiser stelt dat het bestreden besluit daarom in strijd met artikel 3 van het EVRM, artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn en artikelen 4 en 24 van het Handvest3 is. Eiser voert specifiek aan dat hij inhoudelijk niets kan inbrengen tegen het onderzoeksrapport van BD omdat niet duidelijk is wat niet aan de documenten zou kloppen. Ook heeft eiser onvoldoende inkomen en/of vermogen om een contra-expertise te bekostigen. Volgens eiser is het in strijd met het ‘fair play’ beginsel dan wel het beginsel ‘equality of arms’ dat verweerder de contra-expertise niet wil betalen. Volgens eiser zijn de documenten wel authentiek. Hij kan niet tijdig een contra-expertise regelen en verzoekt de rechtbank om een deskundige in te schakelen.
1. Zaaknummer NL21.10231.
2 Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
8. Eiser heeft ter zitting verzocht om aanhouding van dit beroep, omdat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 13 oktober 2022 heeft beslist dat een contra- expertise niet wordt vergoed. Tegen dit besluit staat beroep open. Eiser heeft verzocht om aanhouding van het beroep in verband met een nog in te stellen beroep tegen het besluit van het COA.
Oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet het toetsingskader zoals beschreven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 15 september 20224 heeft toegepast. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank zal onderzoeken of dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder ter zitting heeft aangevoerd dat de documenten die de kern van eisers asielrelaas raken vals zijn bevonden door BD. Volgens verweerder is dan ook op voorhand uitgesloten dat deze documenten kunnen afdoen aan het eerdere besluit. Daarom zijn deze documenten volgens verweerder niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiser ook niet- ontvankelijk zou zijn verklaard als het juiste toetsingskader was toegepast. De rechtbank volgt, gelet op wat hierna wordt overwogen, verweerder in dit standpunt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om het motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Niet is gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld.
11. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de ABRvS 5 volgt dat een
door BD opgestelde verklaring een deskundigenadvies is waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan, als verweerder zich ervan heeft vergewist dat het advies naar de wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Met het overleggen van de vergewisbrief van 2 maart 2022 is gebleken dat verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Uit de uitspraak van de ABRvS van 19 augustus 20206 volgt dat het enkele feit dat BD een overgelegd document vals heeft bevonden en het niet mogelijk is om een contra-expertise over te leggen, nog niet betekent dat een vreemdeling hiervoor moet worden gecompenseerd vanwege het beginsel ‘equality of arms’. Een vreemdeling heeft namelijk ook in dat geval de mogelijkheid om met ander relevant bewijs te komen. Brengt een vreemdeling concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren aan het rapport van BD, dan mag verweerder hier niet zonder nadere motivering van uitgaan.
12. Eiser heeft de conclusies van BD niet concreet gemotiveerd betwist en heeft geen contra-expertise laten verrichten. Hij voert enkel aan dat de documenten wel authentiek zijn. Nu er geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan het rapport van BD, ziet de rechtbank geen aanleiding om vanwege het beginsel ‘equality of arms’ een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
13. Uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is om het beroep aan te houden in
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.
afwachting van het instellen van beroep tegen het besluit van het COA van 13 oktober 2022 en een eventuele uitspraak op dat beroep.
14. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.

Conclusies en gevolgen

15. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
16. Gelet op rechtsoverweging 10 bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.