In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. De rechtbank had eerder bepaald dat verweerder binnen acht weken opnieuw moest beslissen, met een verlenging tot twaalf weken indien er een hoorzitting nodig was. Eiseres stelt dat deze termijn is overschreden, wat aanleiding geeft voor haar beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval was een ingebrekestelling niet nodig, omdat de termijn voor het indienen van beroep al was verstreken. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en gegrond, en legt verweerder een termijn van zes weken op om alsnog een besluit te nemen. De rechtbank wijst erop dat er omstandigheden kunnen zijn die een andere termijn rechtvaardigen, maar in dit geval is een termijn van zes weken passend.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank oordeelt dat, gezien de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, verweerder geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is. Echter, de rechtbank legt wel een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 28 december 2022.