ECLI:NL:RBDHA:2022:15703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de reconstructie van de N211 en de aanvaardbaarheid van geluidsoverlast

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 juli 2022, wordt de omgevingsvergunning voor de reconstructie van de N211 besproken. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een gecumuleerde geluidbelasting van 60 dB aanvaardbaar is. De zaak betreft een beroep van verschillende eisers die vrezen voor geluidsoverlast door de reconstructie van de provinciale weg N211. De rechtbank stelt vast dat de eisers in de directe omgeving van de N211 wonen en dat hun bezwaren betrekking hebben op geluid, lichthinder, fijnstof en de gekozen variant van de weg. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en het onderzoek ter zitting vond plaats op 12 april 2022. De rechtbank oordeelt dat de geluidsoverlast niet voldoende is onderbouwd en geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/5545, SGR 21/5945, SGR 21/5946, SGR 21/5947, SGR 21/5948, SGR 21/5949, en SGR 21/5993

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2022 in de zaken tussen

[eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6],uit [woonplaats 1], eisers I
(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),

[eiser 7] en [eiser 8], uit [woonplaats 1], eisers II

(gemachtigde: mr. [B]),

Dhr. [eiser 9] en mevr. [eiseres 1], uit [woonplaats 1], eisers III

(gemachtigde: mr. [B]),

[eiser 10] en [eiser 11], uit [woonplaats 1], eisers IV

(gemachtigde: mr. T. de Beet),

Dhr. [eiser 12] en mevr. [eiseres 2], uit [woonplaats 1], eisers V

(gemachtigde: mr. G.J. Hingstman),

[eiser 13] en [eiser 14], uit [woonplaats 1], eisers VI

(gemachtigde: mr. G.J. Hingstman),

[eiser 15], uit [woonplaats 2], eiser VII

(gemachtigde: mr. [B]),
gezamenlijk aangeduid als eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C.M. Schippers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de provincie Zuid-Holland(vergunninghoudster), te Den Haag
(gemachtigde: mr. E.C.M. Schippers).

Procesverloop

In het besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het reconstrueren van de provinciale weg N211 (Wippolderlaan), op het perceel Zwethkade Noord nabij 1 te Wateringen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022. [A], [eiser 13], [eiser 14], [eiser 15] en [eiser 8] zijn verschenen, bijgestaan door [B] en vergezeld van D.M. Vlieger van Peutz B.V. (Peutz). [eiser 10] is eveneens verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van E. Roelofsen van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (NSG). Namens verweerder en vergunninghoudster zijn verschenen, mr. [C] en mr. [D], kantoorgenoten van gemachtigde, vergezeld van [E] en [F], van de Antea Group (Antea). Eveneens zijn namens verweerder en vergunninghoudster verschenen [G], [H] en [I].

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning die door verweerder aan vergunninghoudster is verleend voor het aanpassen van de N211. De N211 wordt aangepast om de bereikbaarheid van de zuidzijde van de Haagse regio en de gemeente Westland met haar agro-logistieke bedrijventerrein te verbeteren. Het projectgebied loopt vanaf de rijksweg A4 tot voorbij de kruising N211 – N222/Wateringveldseweg. Er zijn onderzoeken verricht naar diverse varianten voor het aanpassen van de N211. In de eerste uitwerking van het project was sprake van twee driebaanswegen en twee verhoogde, ongelijkvloerse kruisingen (de zogenoemde Bestemmingsplanvariant). Na terinzagelegging van de Bestemmingsplanvariant heeft een aantal omwonenden een alternatief ontwerp ingediend. Dit is de zogenoemde Westlandvariant, die uitgaat van twee driebaanswegen en twee verdiepte, ongelijkvloerse kruisingen. Er is gekozen voor een derde variant: de Wippoldervariant. Deze variant houdt in dat de rijstroken van de N211 worden uitgebreid, van twee tweebaanswegen naar twee driebaanswegen met een aansluiting op de A4. Daarnaast wordt er een verdiepte, ongelijkvloerse kruising gerealiseerd ter hoogte van de 'N211 – N222/Wateringveldseweg’ en een verhoogde, ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de ‘N211 – Laan van Wateringse Veld’.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft bij de behandeling van de aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit § 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgd. Het ontwerpbesluit is met ingang van 12 februari 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
  • het bouwen van een bouwwerk;
  • het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald;
  • het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Aan de omgevingsvergunning heeft verweerder voorschriften verbonden.
Aan het bestreden besluit is een ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd. Ook zijn diverse onderzoeken verricht. Verweerder heeft bij de beoordeling betrokken dat de gemeenteraad van Westland een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
Formeel
3. Onbestreden is dat de Crisis- en herstelwet (Chw) op dit besluit van toepassing is.
3.1.
In artikel 1.6a van de Chw staat dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Het bestreden besluit heeft vanaf 30 juli 2021 tot en met 9 september 2021 ter inzage gelegen. De termijn voor het instellen van beroep liep af op 10 september 2021.
3.2.
Eisers V en VI hebben op 8 september 2021 een beroepschrift ingediend. Op 30 maart 2022 hebben zij een aanvullend beroepschrift ingediend. In het aanvullende beroepschrift van 30 maart 2022 hebben zij onder meer een nieuwe beroepsgrond ingebracht over het Programma Aanpak Stikstof. De rechtbank stelt vast dat deze grond na afloop van de beroepstermijn is ingebracht. De rechtbank zal daarom deze grond, gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing laten.
De beroepen
4. Eisers wonen allemaal in de directe omgeving van de N211. Zij vrezen overlast vanwege de reconstructie van de weg. De gronden van eisers zien – kort samengevat – op geluid, de gekozen variant van de weg, lichthinder, fijnstof, de vraag of aan het beleid is getoetst en de Wnb. De rechtbank zal deze gronden achtereenvolgens bespreken.
Geluid
De standpunten
5. Eisers voeren aan dat zij onaanvaardbare geluidsoverlast zullen ondervinden als gevolg van de reconstructie van de N211. Zij betwisten dat het geluidsonderzoek van Antea zorgvuldig is uitgevoerd. Eisers voeren aan dat in dit onderzoek de verkeerstoename op de N211 is onderschat. De verkeersprognose is uitgevoerd in 2015 en 2016 en volgens eisers is gebleken dat het aantal verkeersbewegingen in 2020 hoger lag dan geprognosticeerd. Eisers voeren verder aan dat in het geluidsonderzoek ten onrechte buiten beschouwing is gelaten dat de A4 in de toekomst ook zal worden aangepast en daarmee tot een toename van geluid zal leiden. Eisers betogen verder dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de gecumuleerde geluidsbelasting op de gevels van hun woningen aanvaardbaar is. Verder menen zij dat de maatregelen die geluidshinder tegen moeten gaan onvoldoende zijn geborgd in het bestreden besluit. Eisers I, II, III en VII hebben twee notities van Peutz overgelegd van respectievelijk 25 januari 2022 en 25 maart 2022. Eisers V en VI hebben een notitie van de NSG van 3 februari 2022 overgelegd. Deze deskundigen geven een reactie op het door Antea uitgevoerde onderzoek naar geluid dat door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast. Verweerder verwijst ter onderbouwing daarvan naar de onderzoeken uitgevoerd door Antea, te weten het rapport ‘Ruimtelijke onderbouwing N211 Wippolderlaan’ (de ruimtelijke onderbouwing) van 17 mei 2021 en de daarbij behorende bijlage ‘Akoestisch onderzoek’ (het akoestisch onderzoek) van diezelfde datum. In het akoestisch onderzoek is onderzocht – voor zover hier van belang – wat de te verwachten verkeersintensiteit is voor 2035, welke bron- en overdrachtsmaatregelen doelmatig zijn en wat de cumulatie is van de verschillende geluidsbronnen.
De ingebrachte onderzoeken over geluid
5.2.
In het akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat vanwege de wijziging van de N211 Wippolderlaan een toename in geluidbelasting van 2 dB of meer wordt berekend bij 177 woningen. Voor deze woningen is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder. Bij 35 van deze 177 woningen bedraagt de toename meer dan de maximaal toegestane toename van 5dB. Vanwege de wijziging aan de N222 Veilingroute – Wateringseveldweg wordt een toename in geluidsbelasting van 2 dB of meer berekend bij 3 woningen. Deze toename bedraagt niet meer dan de maximaal toegestane toename van 5 dB. Gelet op de overschrijding van de grenswaarden vanwege de N211 en de N222 is onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk en noodzakelijk zijn. In het rapport staat dat op basis van het Kader Doelmatigheidscriterium Geluidmaatregelen (DMC) en het onderzoek bij de ontwerp Wabo vergunning verschillende geluidmaatregelen worden geadviseerd. Op basis van onder meer de wensen vanuit burgerparticipatie zijn een aantal optimalisaties in de geluidmaatregelen doorgevoerd. Met toepassing van deze geoptimaliseerde maatregelen wordt nog bij 28 woningen de toetswaarde vanwege de N211 overschreden. Tevens is voor 1 woning nog sprake van een overschrijding van de toetswaarde vanwege de N222. Voor de overige woningen wordt wel aan de toetswaarde voldaan, waarmee sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor de 29 woningen waarbij niet aan de toetswaarde wordt voldaan moet een hogere waarde worden vastgesteld. Voor deze woningen is de gecumuleerde geluidbelasting berekend, aldus het akoestisch onderzoek.
5.2.1
In het akoestisch onderzoek en de aanvullende memo van Antea van 12 mei 2021 is een toelichting gegeven op de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gecumuleerde geluidbelasting. Hierbij is aangesloten bij het provinciaal toetsingskader. Dat toetsingskader luidt – samengevat – als volgt:
1. Er is geen sprake van een gecumuleerd effect wanneer:
a. De gecumuleerde geluidbelasting maximaal 1 dB hoger is dan de vast te stellen hogere waarde;
b. De gecumuleerde geluidbelasting meer dan 6 dB hoger is.
2. Er is wel sprake van een gecumuleerd effect, maar het treffen van maatregelen is niet zinvol. Dit is het geval wanneer de gecumuleerde geluidbelasting van een woning meer dan 4 dB hoger ligt dan de vast te stellen hogere waarde.
3. Er is wel sprake van een gecumuleerd effect, maar de gecumuleerde geluidbelasting overschrijdt een bepaald maximum niet. Een gecumuleerde geluidbelasting van 60 dB wordt hoe dan ook aanvaardbaar geacht.
4. De gecumuleerde geluidbelasting is hoger dan het onder 3 genoemde maximum, maar de toename van de gecumuleerde geluidbelasting is akoestisch niet relevant. Dit is gedefinieerd als een toename van maximaal 2 dB ten opzichte van de huidige gecumuleerde geluidbelasting.
5.2.2
In het akoestisch onderzoek, de aanvullende memo van 12 mei 2021 en de samenvatting van 1 november 2021 is vervolgens geconcludeerd dat bij eisers III, eiser [eiser 5] (eisers I) en eiser [eiser 6] (eisers I) geen sprake is van een verslechtering van het geluidsniveau als gevolg van de reconstructie van de N211. Voor deze eisers hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld en hoeft niet te worden beoordeeld of de gecumuleerde geluidbelasting aanvaardbaar is. Voor de woningen van de overige eisers moet wel een hogere waarde worden vastgesteld. De bij hen berekende gecumuleerde geluidbelasting is in de eindsituatie in 2035 in alle gevallen lager dan 60 dB. Op grond van stap 3 van het provinciaal toetsingskader is daarmee sprake van een aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting, aldus het akoestisch onderzoek en de aanvullende memo.
5.3.
In de notitie van Peutz van 25 januari 2022 wordt een aantal kanttekeningen bij het akoestisch onderzoek van Antea geplaatst. Antea heeft vervolgens een reactie hierop gegeven in de notitie van 4 februari 2022. Peutz heeft daarna een nadere reactie gegeven bij brief van 25 maart 2022. Ter zitting is gebleken dat de deskundigen van Antea en Peutz enkel nog van mening verschillen over de afweging van doelmatige bronmaatregelen. De deskundige van Peutz brengt naar voren dat de doelmatigheid van toepassing van tweelaags ZOAB(-fijn) voor de sectie tussen de N222 Veilingroute en de Laan van Wateringse Veld niet is onderzocht, voor zover het de doorgaande rijbanen betreft waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt. Hier is geen sprake van afremmend, optrekkend of wringend verkeer en kan dergelijk asfalt in beginsel worden toegepast. Dit zal leiden tot een emissiereductie van 1 tot 3 decibel (dB) ten opzichte van de thans als maatregel toe te passen dunne deklaag B. Tweelaags ZOAB(-fijn) wordt in het algemeen veel toegepast op snelwegen met een hoog aanbod aan vrachtverkeer en vergelijkbare snelheden voor vrachtverkeer, aldus de deskundige van Peutz.
5.4.
In de notitie van NSG van 3 februari 2022 wordt ook een aantal kanttekeningen bij het akoestisch onderzoek van Antea geplaatst. Naar aanleiding van deze notitie heeft verweerder een memo van Antea van 28 maart 2022 ingebracht. Ter zitting is gebleken dat de deskundigen van de NSG en Antea van mening verschillen over de afweging van de overdrachtsmaatregelen en de cumulatie van het geluid. In de notitie van de NSG van 3 februari 2022 staat dat de overdrachtsmaatregelen op een aantal plaatsen kunnen worden geoptimaliseerd door de geplande geluidswallen en geluidsschermen te verhogen. Zo kan bij de aansluiting van de N211 met de A4 de wal worden verhoogd met ongeveer twee meter. Omdat de weg daar hoog is gelegen heeft dit een zeer positief effect. Verder heeft verweerder de cumulatie van het geluid van de N211 en andere bronnen onvoldoende inzichtelijk gemaakt, aldus de deskundige van de NSG.
Het oordeel van de rechtbank over de prognoses verkeersintensiteit
5.5.
Over het betoog van eisers dat de prognoses met betrekking tot de te verwachten verkeersintensiteit inmiddels achterhaald zijn, overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat verkeersmodellen noodzakelijkerwijs uit de aard van de zaak altijd een abstractie van de te verwachten werkelijkheid weergeven. De validiteit van een model wordt pas aangetast wanneer de uitkomsten te zeer van de redelijkerwijs te verwachten werkelijkheid afwijken. [1]
5.5.1.
In paragraaf 4.2 van het akoestisch onderzoek van Antea staat dat de verkeersintensiteit op het wegdeel van de N211 tussen de aansluiting Laan van Wateringse veld en de aansluiting A4 is geprognosticeerd op 68.402 mvt/etm voor 2021 en op 93.476 mvt/etm voor 2035. Verweerder heeft in beroep een memo van Antea van 8 november 2021 ingebracht. In dit memo staan jaarlijkse tellingen van de gemiddelde dagelijks verkeersintensiteiten tot en met 2020. Volgens dit memo zijn op het wegdeel van de N211 tussen de aansluiting Laan van Wateringse veld en de aansluiting A4 in 2019 gemiddeld 85.419 mvt/etmaal en in 2020 gemiddeld 79.701 mvt/etmaal geteld. Dit betekent dat eisers terecht stellen dat de in het akoestisch onderzoek geprognosticeerde verkeersintensiteit voor 2021 in de jaren daarvoor al ruimschoots was overschreden. De rechtbank overweegt dat dit echter niet betekent dat niet kan worden uitgegaan van het in het akoestisch rapport gebruikte verkeersmodel voor de prognose van de verkeersaantallen in de eindsituatie in 2035. Zoals volgt uit de in 5.5 genoemde jurisprudentie van de Afdeling is daarvoor pas aanleiding als de uitkomsten van het verkeersmodel te zeer van de redelijkerwijs te verwachten werkelijkheid afwijken. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. In het memo van 8 november 2021 staat namelijk verder dat de jaarlijkse groei tussen 2016 en 2019 ongeveer 1.800 mvt/etmaal was. Als deze jaarlijkse groei wordt doorgezet naar 2035 dan komt de verwachte verkeersintensiteit uit op 95.900 mvt/etm voor dat jaar. De rechtbank overweegt dat tussen de geprognosticeerde verkeersintensiteit van 93.476 mvt/etm in het akoestisch onderzoek en de bijgestelde berekende verkeersintensiteit van 95.900 mvt/etm in het memo van 8 november 2021 een verschil bestaat van 2.424 mvt/etmaal in de eindsituatie in 2035. De rechtbank overweegt dat dit een gering verschil betreft gelet op het totaal aantal mvt/etmaal. Dit verschil is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de uitkomsten van het gehanteerde verkeersmodel te zeer van de redelijkerwijs te verwachten werkelijkheid afwijken. Dit betekent dat de rechtbank in het betoog van eisers geen aanleiding ziet voor het oordeel dat verweerder niet heeft kunnen uitgaan van de juistheid van het akoestisch onderzoek. Het betoog faalt.
Het oordeel van de rechtbank over de bronmaatregelen
5.6.
Ten aanzien van de bronmaatregelen heeft verweerder in reactie op de notitie van de deskundige van Peutz in beroep nader gemotiveerd waarom ZOAB geen realistische bronmaatregel is voor de sectie tussen de N222 Veilingroute en de Laan van Wateringse Veld, voor zover het de doorgaande rijbanen betreft waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt. In de notitie van 4 februari 2022 stelt de deskundige van Antea dat op de N211 sprake is van een relatief lage maximum snelheid en een hoog aanbod aan (vracht)verkeer. Dat maakt dat het zelfreinigend vermogen van tweelangs ZOAB(-fijn) sterk vermindert en daardoor de open holtes van de toplagen dichtslibben. Daarmee gaat de geluidreducerende werking sneller verloren en is daarom vaker onderhoud nodig, hetgeen de verkeersdoorstroming verstoort en bovendien vaker leidt tot ongewenste onveilige verkeerssituaties. Daarnaast is de ervaring dat tweelaags ZOAB(-fijn) extra gevoelig is voor rafeling (loskomen van steentjes in de toplaag). Dat ontstaat met name bij de wisseling van typen wegdek, bijvoorbeeld bij voorsoorteervakken, kruisingen en op- en afritten. Die zijn in het plangebied veel aanwezig. Daardoor zal tweelaags ZOAB(-fijn) sneller slijten en zal de geluidreducerende werking sneller verloren gaan. Er is daarom gekozen voor een andere geluidreducerende wegdekverharding (dunne deklagen B), waarmee goede praktijkervaringen zijn opgedaan qua beheer, onderhoud en geluidreductie. De combinatie van deze wegdekverharding en de voorziene overdrachtsmaatregelen levert daarmee een duurzamere oplossing op, aldus de deskundige van Antea.
5.6.1.
Namens eisers is ter zitting door de deskundige van Peutz hiertegen ingebracht dat argumenten als drukte, veel verkeer, op- en afritten eveneens op veel snelwegen van toepassing zijn waar ZOAB(-fijn) wordt toegepast. Het enige verschil is een bocht die iets krapper is dan bij de gemiddelde snelweg.
5.6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het toepassen van tweelaags ZOAB(-fijn) niet doelmatig is op het betreffende wegdeel. Het betoog van de deskundige van Peutz dat tweelaags ZOAB(-fijn) wordt toegepast op snelwegen acht de rechtbank onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van Antea dat tweelaags ZOAB-(fijn) geen realistische bronmaatregel is voor het wegdeel tussen de N222 Veilingroute en de Laan van Wateringse Veld. Dit wegdeel kenmerkt zich door een relatief lage maximumsnelheid, een hoog aanbod aan (vracht)verkeer en verschillende voorsorteervakken, kruisingen en op- en afritten over een korte afstand, waardoor het niet vergelijkbaar is met een gemiddelde snelweg waarop ZOAB(-fijn) wordt toegepast. Het betoog slaagt niet.
Het oordeel van de rechtbank over de overdrachtsmaatregelen
5.7.
Naar aanleiding van het betoog van de deskundige van de NSG over de overdrachtsmaatregelen heeft verweerder in beroep de notitie van Antea van 28 maart 2022 overgelegd. Daarin stelt de deskundige van Antea dat de maatregel van het verhogen van geluidswallen en schermen met ongeveer twee meter langs de N211 met name een geluidreducerend effect zal hebben voor woningen aan de Lotsweg en voor de zijgevel van woningen aan de Zwethkade Zuid. Voor de woningen aan de Zwethkade Zuid wordt de maatgevende gecumuleerde geluidbelasting evenwel niet berekend op de zijgevel, maar op de voorgevel van de woningen. Voor de woningen aan de Lotsweg zou de maatregel ervoor zorgen dat voor twee woningen geen hogere waarde meer benodigd is. Het effect van het verhogen van de wal staat daarmee niet in verhouding tot de extra kosten die daarvoor benodigd zijn en daarmee is sprake van overwegende bezwaren van financiële aard.
5.7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het bovenstaande voldoende heeft gemotiveerd waarom verdere maatregelen niet noodzakelijk zijn. Voor zover het geluid de aanvaardbare grenswaarde op de voorgevel van eisers niet overschrijdt, is verweerder niet gehouden verdergaande maatregelen te treffen. Verweerder heeft zich bovendien op het standpunt mogen stellen dat het effect van het verhogen van de geluidwal niet in verhouding staat tot de kosten, aangezien daarmee voor slechts twee woningen een hogere waarde niet meer nodig is. Het betoog slaagt niet.
Het oordeel van de rechtbank over het borgen van geluidreducerende maatregelen
5.8.
De rechtbank overweegt verder dat de geluidreducerende maatregelen zijn geborgd in de voorschriften van de omgevingsvergunning. Een van de voorschriften luidt dat het project moet worden uitgevoerd overeenkomstig het besluit. De bijlagen die zijn opgesomd in de bijgevoegde inhoudsopgave en de gewaarmerkte stukken maken deel uit van het bestreden besluit. Onder deze stukken bevindingen zich tekeningen waarin de maatregelen zijn ingetekend. In deze tekeningen zijn ook de hoogte van de schermen, het materiaal en de exacte locatie opgenomen. Het betoog faalt.
Het oordeel van de rechtbank over de gecumuleerde geluidbelasting
5.9.
De rechtbank volgt de deskundige NSG niet in zijn standpunt dat verweerder uitgaat van een te laag aantal woningen waarbij in de eindsituatie in 2035 een gecumuleerde geluidsbelasting van meer dan 60 dB optreedt. De rechtbank overweegt hiertoe dat in het akoestisch rapport staat dat voor zes woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld een gecumuleerde geluidbelasting optreedt van 60 dB of meer. Antea heeft vervolgens in de aanvullende notitie van 12 mei 2021 verduidelijkt dat er daarnaast nog acht woningen zijn waarbij een gecumuleerde geluidbetasting optreedt van 60 dB of meer, maar waarvoor geen hogere waarde wordt vastgesteld. Dit betekent dat verweerder in de besluitvorming heeft onderkend dat er in totaal 14 woningen zijn waarbij een gecumuleerde geluidbelasting optreedt van 60 dB of meer. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat hij op grond van artikel 110a, lid 6, van de Wet Geluidhinder alleen voor de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld moet motiveren waarom de gecumuleerde geluidbelasting aanvaardbaar is.
5.9.1.
De rechtbank volgt eisers verder niet in hun stelling dat in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met de toekomstige aanpassingen aan de A4. In paragraaf 4.2 van het akoestisch onderzoek staat dat de Rijksweg A4 ook wordt gereconstrueerd. Voor de berekening van het gecumuleerde geluidniveau is het model aangevuld met de toekomstige gegevens van de Rijksweg A4.
5.9.2.
In hetgeen eisers naar voren hebben gebracht ziet de rechtbank daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de door verweerder berekende gecumuleerde waarden onjuist zijn. Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat bij alle eisers die te maken krijgen met een hogere waarde sprake is van een gecumuleerde geluidbelasting van hooguit 60 dB. In het akoestisch onderzoek, de aanvullende notitie van 12 mei 2021 en de samenvatting van 1 november 2021 staat immers dat voor eisers III, eiser [eiser 5] (eisers 1) en eiser [eiser 6] (eisers 1) geen hogere waarde hoeft te worden vastgesteld. Voor eiser [eiser 1] (eisers 1) is een gecumuleerde geluidbelasting berekend van 56 dB, voor eisers [eiser 2] en [eiser 3] (eisers 1) is dat 56 dB, voor eiser [eiser 4] (eisers 1) is dat 54 dB, voor eisers 2 is dat 59 dB, voor eisers 4 is dat 52 dB, voor eisers 5 is dat 59 dB, voor eisers 6 is dat 54 dB en voor eiser 7 is dat 60 dB.
5.9.3.
Eisers hebben echter betwist dat een geluidbelasting van maximaal 60 dB aanvaardbaar kan worden geacht. In stap 3 van het provinciale toetsingskader is weliswaar neergelegd dat een geluidbelasting van 60 dB aanvaardbaar kan worden geacht, maar het is volgens eisers onduidelijk waarop deze waarde is gebaseerd. Bovendien is het voormelde provinciale toetsingskader niet gepubliceerd, zodat dit geen kenbaar beleid is en daarmee niet zonder meer als motivering kan dienen voor het bestreden besluit.
5.9.4.
Verweerder heeft ter zitting in reactie hierop verklaard dat het provinciale toetsingskader een interne beleidslijn is. Verweerder heeft eveneens verklaard dat een geluidbelasting van 60 dB in het algemeen aanvaardbaar is en heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling. [2]
5.9.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het voormelde provinciale toetsingskader ter motivering van het standpunt dat een geluidbelasting van 60 dB aanvaardbaar is. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder heeft bevestigd dat dit interne toetsingskader niet is neergelegd in een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is de rechtbank onduidelijk gebleven op basis van welke afwegingen en inzichten het provinciaal toetsingskader tot stand is gekomen. Daarom is ook niet duidelijk waarop de grens van 60 dB in stap 3 van het toetsingskader is gebaseerd en waarom een gecumuleerde grenswaarde van 60 dB hoe dan ook aanvaardbaar wordt geacht. Verweerder kon daarom niet volstaan met een verwijzing naar het provinciale toetsingskader ter onderbouwing van het standpunt dat een gecumuleerde waarde van 60 dB in ieder geval aanvaardbaar is. Verweerder had moeten motiveren waarom in dit concrete geval een gecumuleerde waarde van 60 dB aanvaardbaar is. De verwijzing naar de uitspraak van 22 februari 2017 is daartoe onvoldoende. Anders dan verweerder stelt, wordt in die uitspraak niet vastgesteld dat een waarde van 60 dB in zijn algemeenheid aanvaardbaar is. Dat in die uitspraak een waarde van 60 dB aanvaardbaar werd geacht betekent niet dat ook in het onderhavige geval een waarde van 60 dB aanvaardbaar is. Nu verweerder niet heeft gemotiveerd waarom in dit concrete geval een waarde van 60 dB aanvaardbaar is, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en moet dit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, in zoverre worden vernietigd. Het betoog treft doel.
De gekozen variant
6. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet voor de Westlandvariant heeft gekozen. De verdiepte ligging van het kruispunt ‘N211 - Laan van Wateringse Veld’ zou voor aanzienlijk minder geluidhinder zorgen en verweerder heeft dat ten onrechte niet meegewogen in de besluitvorming.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat een verdiepte aanleg van het kruispunt ‘N211 - Laan van Wateringse Veld’ in de Westlandvariant leidt tot minder verkeersveiligheid, een slechtere doorstroming en hogere kosten. De weggebruikers die vanaf de N211 de afrit richting de Laan van Wateringse Veld nemen, hebben bij een verdiepte ligging minder zicht op kruisend verkeer vanuit de onderdoorgang. Dat is als verkeersonveilig beoordeeld en in de verkeersveiligheidsaudit benoemd als een ongewenste afwijking. De oprit van de Laan van Wateringse Veld ligt bovendien dicht op de Molenslootbrug waardoor de helling vanuit de onderdoorgang relatief steil moet worden. Dat is een nadeel voor de verkeersafwikkeling van langzamer optrekkend (vracht)verkeer. De helling bedraagt dan 6,5%, terwijl het Handboek Wegontwerp van de CROW een helling van maximaal 5% adviseert voor gebiedsontsluitingswegen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat een verdiepte aanleg van de kruising weliswaar beter zou scoren op geluid, maar dat de doorstroming, verkeersveiligheid en de kosten doorslaggevend zijn geweest bij de keuze voor een verhoogde ligging van het kruispunt.
6.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder de Westlandvariant heeft onderzocht. In het rapport ‘Vergelijking burgerinitiatief N211 Wippolderlaan’ van Antea van 24 augustus 2017 en het aanvullingsrapport van 18 januari 2018 wordt geconcludeerd dat een verdiepte ligging van het kruispunt ‘N211 - Laan van Wateringse Veld’ minder goed scoort op de aspecten verkeersveiligheid, doorstroming en kosten. Verweerder heeft aan deze aspecten doorslaggevende betekenis mogen toekennen. Dat een verdiepte ligging van de kruising ‘N211 - Laan van Wateringse Veld’ beter scoort op geluid, betekent niet dat verweerder voor de Westlandvariant had moeten kiezen. Het betoog faalt.
Lichthinder
7. Eisers voeren aan dat de reconstructie van de N211 zal leiden tot onaanvaardbare lichthinder. Zij stellen dat de doorzichtige afschermingen boven de Molensloot niet voldoende zijn om lichthinder afkomstig van verkeer, lantaarns en verkeerslichten tegen te houden.
7.1.
Verweerder heeft in beroep toegelicht dat het scherm niet doorzichtig wordt uitgevoerd boven Molensloot, maar ondoorzichtig naar aanleiding van de ingediende zienswijzen. De Zwethkade ligt 7 meter lager dan de ongelijkvloerse verhoogde kruising en er vindt verbreding naar het noorden plaats terwijl (een groot deel van de) eisers aan de zuidzijde van de N211 wonen. Verweerder heeft in beroep nader toegelicht dat bij de woningen van eisers geen sprake zal zijn van onaanvaardbare lichthinder onder meer vanwege de te treffen maatregelen, de tussenliggende bebouwing en groen. Eisers hebben gesteld noch onderbouwd dat deze motivering van verweerder onjuist is. Het betoog faalt.
Fijnstof
8. Eisers stellen dat de reconstructie van de N211 leidt tot een onaanvaardbare toename van fijnstof.
8.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de reconstructie van de N211 niet leidt tot een onaanvaardbare toename van fijnstof. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt weliswaar dat door de reconstructie van de N211 op een aantal rekenpunten sprake is van een toename van fijnstof, maar op andere punten is juist sprake van een afname. Het effect op de concentratie fijnstof door de reconstructie ten opzichte van de referentiesituatie is maximaal 0,6 µ/m³ langs de Wippolderlaan. De hoogste jaarlijkse concentratie van fijnstof doet zich voor nabij de A4 en bedraagt maximaal 19,4 µg/m3. Er is per jaar sprake van maximaal 8 overschrijdingsdagen. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke norm voor fijnstof: de jaargemiddeldenorm van 40 µg/m3 en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van 35.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare toename van fijnstof. Eisers hebben geen aanknopingspunten naar voren gebracht die aanleiding geven voor twijfel aan deze motivering van verweerder. Het betoog slaagt niet.
Beleid
9. Eisers voeren aan dat verweerder in het geheel niet heeft getoetst aan het geldende gemeentelijke, provinciale en rijksbeleid, meer specifiek ten aanzien van het natuurgebied de Zwethzone.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat wel is getoetst aan het geldende beleid en heeft in beroep een reactie gegeven op de door eisers aangehaalde passages uit verschillende beleidsstukken. Verweerder overweegt dat door de reconstructie van de N211 het sluipverkeer op het onderliggend wegennet afneemt en de doorstroming op de N211 verbetert. Dit heeft een positief effect op de leefbaarheid en sluit daarmee aan bij de Omgevingsvisie Westland. Voor zover eisers verwijzen naar de Omgevingsvisie Zuid-Holland over de groenblauwe stedelijke structuur, stelt verweerder dat rekening is gehouden met de Zwethzone. Naar aanleiding van burgerparticipatie is ervoor gekozen om de N211 naar het noorden te verbreden. De Zwethzone ligt aan de zuidzijde van de N211. De huidige Zwethzone wordt daarmee in de toekomstige situatie zoveel mogelijk behouden. De oostelijke Zwethzone neemt 680 m² in omvang af, maar de westelijke Zwethzone neemt in 687 m² in omvang toe. Het totale oppervlak van de Zwethzone wordt daarmee niet verkleind. Met deze motivering wordt aangesloten op het onderdeel ‘Rijke Groenblauwe Leefomgeving’ van de Omgevingsvisie Zuid-Holland. In de Zwethzone zijn verder fiets- en wandelverbindingen aangelegd en zijn extra groen en waterpartijen gerealiseerd. Daarmee is eveneens aan het Programma Ruimte voldaan, aldus verweerder. Verweerder overweegt voorts dat rekening is gehouden met het rijksbeleid. De reconstructie van de N211 zal uiteindelijk leiden tot minder filedruk en minder sluipverkeer. Daardoor zal de omgevingskwaliteit verbeteren en daarmee sluit de reconstructie van de N211 aan op de Nationale omgevingsvisie.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het voorgaande kenbaar gemaakt dat is getoetst aan de door eisers genoemde beleidsstukken. Eisers hebben deze motivering verder niet betwist. Het betoog faalt.
De Wet natuurbescherming
10. Eisers voeren gronden aan over de ruimtelijke onderbouwing voor wat betreft natuur. Zij stellen dat de eerder verleende vergunning op grond van de Wnb niet aansluit op het bestreden besluit omdat die vergunning op basis van een ander wegontwerp is verleend.
10.1.
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling dat de bepalingen in de Wnb over de beoordeling van projecten en andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. [3] Verder volgt uit de rechtspraak dat de individuele belangen van burgers die in of in de onmiddellijke nabijheid van een Natura 2000-gebied wonen bij behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. [4]
10.2.
De rechtbank stelt met verweerder vast dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, zijnde Solleveld en Kapittelduinen, op acht kilometer van de woningen van eisers ligt.
10.3.
Reeds gelet op deze afstand, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen duidelijke verwevenheid tussen de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen en de individuele belangen van eisers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. De ingeroepen normen van de Wnb strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van eisers. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de beroepsgrond van eisers die betrekking heeft op de bescherming van Natura 2000-gebieden buiten beschouwing laat, omdat artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat het bestreden besluit wegens deze beroepsgrond wordt vernietigd. Het betoog faalt.
Overig
11. In hetgeen eisers verder hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
Conclusie
12. Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.9.5 is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het in deze tussenuitspraak genoemde gebrek te herstellen. Dat kan door een nadere motivering te geven op basis waarvan verweerder een waarde van 60 dB gecumuleerde geluidbelasting aanvaardbaar acht. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen om te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzitter, mr. J. Schaaf en
mr. M.K.G. Tjepkema, leden, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105.
2.Zie uitspraak 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:490.
3.Zie de uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4161.