Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
3.Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
6.Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021volgt dat het land van terugkeer ook uit de motivering van het besluit kan worden afgeleid. Uit de motivering van de beschikking van 11 april 2018 vloeit voort dat het duidelijk is dat het land van herkomst Marokko is. In de beschikking is op pagina 1, bij eiser zijn personalia, de nationaliteit ‘Marokkaanse’ vermeld. Op pagina 4 is onder “De hechtheid van de sociale, culturele en familiebanden van de vreemdeling met Nederland en met zijn land van herkomst” opgenomen dat eiser is geboren in Marokko. Hieruit blijkt dus voldoende dat verweerder eiser heeft verplicht om terug te keren naar Marokko. In het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling heeft eiser op pagina 2 aangegeven dat hij in Marokko is geboren. Ook heeft eiser tijdens dit gehoor gevraagd of er wat veranderd was met betrekking tot vreemdelingen die moeten terugkeren naar Marokko. Er zijn verder geen aanwijzingen dat met het land van herkomst een ander land kan zijn bedoeld en het is niet gebleken dat dit voor eiser niet duidelijk was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het besluit van 11 april 2018 terecht heeft aangemerkt als een terugkeerbesluit dat hij aan de maatregel van bewaring ten grondslag mocht leggen. Het is voor eiser evident wat zijn land van herkomst is en verweerder had geen aanvullend terugkeerbesluit hoeven nemen.
11.Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.