6.12.Het beroep van eiser op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 17 december 2021en deze rechtbank van 2 september 2021treft geen doel, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Verweerder heeft in deze zaak, anders dan in de aangehaalde zaken, de overgelegde stukken voldoende bij de besluitvorming betrokken en voldoende gemotiveerd waarom hij daar geen waarde aan hecht.
De (gestelde) problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid
7. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de (gestelde) problemen vanwege de homoseksuele gerichtheid van eiser beoordeeld en dit element eveneens ongeloofwaardig geacht. Nu verweerder de homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten, zoals hiervoor is geoordeeld, kunnen de gestelde problemen daar niet uit voortkomen. Nu eiser tegen dit element geen beroepsgronden heeft gericht, ziet de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. Voor zover eiser in dit kader heeft verwezen naar de inhoud van zijn zienswijze en alle overige namens hem ingebrachte stukken om deze vervolgens als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht waarom verweerders reactie op de in de zienswijze aangevoerde gronden tekortschiet. Reeds hierom falen die nogmaals aangevoerde gronden. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de Afdeling.
De (gestelde) problemen als gevolg van de steun voor een politieke oppositiepartij
8. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de (gestelde) problemen vanwege de steun voor een politieke oppositiepartij beoordeeld en dit element eveneens ongeloofwaardig geacht. Nu eiser tegen dit element geen beroepsgronden heeft gericht, ziet de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. Voor zover eiser in dit kader heeft verwezen naar de inhoud van zijn zienswijze en alle overige namens hem ingebrachte stukken om deze vervolgens als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht waarom verweerders reactie op de in de zienswijze aangevoerde gronden tekortschiet. Reeds hierom falen die nogmaals aangevoerde gronden. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de Afdeling.
9. Gelet op het voorgaande is de gevraagde vergunning, zoals hiervoor onder 4.1 onder het kopje ‘Conclusie’ reeds is overwogen, terecht geweigerd. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.