ECLI:NL:RBDHA:2022:1611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL 21.17050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ugandese homoseksueel op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese man die vreesde voor vervolging vanwege zijn homoseksualiteit en steun aan een politieke oppositiepartij. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd terecht had afgewezen. De eiser, geboren in 1980, had zijn asielaanvraag onderbouwd met verklaringen over zijn seksuele geaardheid en de gevaren die hij bij terugkeer naar Uganda zou lopen. Echter, de rechtbank vond de verklaringen van eiser ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op behandeling in strijd met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank heeft daarbij de werkinstructies van de staatssecretaris in acht genomen, maar oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en verklaarde dat de gevraagde vergunning terecht was geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17050
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J. Jonkman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen.
Op 28 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig [naam 1] ( [functie] LGBT Asylum Support),
S. Nakyomu (tolk in de taal Ganda) en [naam 2] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas
1.1.
Eiser heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is homoseksueel en vreest dat hij bij terugkeer naar Uganda zal worden vermoord door zijn familie of mensen uit het dorp. Eiser is in de derde klas van de middelbare school met een jongen in bed betrapt. Hij moest van zijn moeder gedwongen trouwen met een vrouw in het jaar 2000. Eiser is hierna meerdere keren vreemd gegaan met een man. Eisers familie, zijn vrouw en omgeving kwamen erachter dat eiser een relatie had met een man, [naam 3] . Eisers vrouw is hierdoor ook verkracht waar hij bij was. Eiser wilde toen vluchten, omdat mensen uit zijn dorp en zijn familie hem wilde vermoorden. Daarnaast heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor problemen in Uganda als gevolg van zijn steun voor een politieke oppositiepartij.
1.2.
Ter ondersteuning van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
  • Een brief van [naam 4] namens een LHBTI-organisatie in Uganda, genaamd “Ice Breakers” van 14 juni 2019;
  • Een brief van een LHBTI-organisatie in Zweden, genaamd “RFSL Örebro” van
14 oktober 2019;
  • Een foto waarop eiser staat afgebeeld met twee andere personen;
  • Een gecorrigeerde brief van “Ice Breakers” van 15 november 2021;
  • Een brief van de behandelaar van eiser bij de GGZ van 15 november 2021;
  • Een verklaring van de organisatie “Rainbow anonymous” van 22 januari 2022;
  • Een verklaring van de organisatie “LGBT Asylum Support” van 30 januari 2022;
  • Een rapport van de organisatie “LGBT Asylum Support” van 4 februari 2022, opgemaakt door [naam 1] ;
  • Een krantenartikel van “Red Pepper” van 29 oktober 2019.
Besluitvorming
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- LHBTI-zijn;
- problemen als gevolg van het LHBTI-zijn;
- problemen als gevolg van de steun voor een politieke oppositiepartij.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser als ongegrond afgewezen. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de andere elementen echter ongeloofwaardig. Verweerder ziet geen aanleiding aan eiser een afgeleide verblijfsvergunning asiel of ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verstrekken of aan hem op grond van artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Beroepsgronden van eiser
3. Eiser voert in beroep – kort samengevat – aan dat verweerder zijn homoseksualiteit ten onrechte geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft, ondanks dat dit voor hem niet gebruikelijk is en hij hier ook niet aan gewend is, geprobeerd om zo goed mogelijk te verklaren over zijn gevoelens en ontwikkeling. Eiser wijst erop dat hij inmiddels een relatie heeft met een Ugandese man en dat hij meerdere documenten heeft overgelegd waarmee hij zijn gestelde geaardheid verder onderbouwt. Volgens eiser heeft verweerder deze documenten niet bij zijn besluitvorming betrokken in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
4 augustus 2021. [1]
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
4.1.
De rechtbank stelt eiser niet in het gelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op behandeling in strijd met het Vluchtelingenverdrag [2] of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Dat betekent dat de gevraagde vergunning terecht is geweigerd.
4.2.
Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen aan de hand van de beroepsgronden. Daarbij bespreekt de rechtbank eerst de beroepsgronden die zien op de afgelegde verklaringen van eiser over zijn gestelde homoseksuele gerichtheid. Daarna gaat de rechtbank in op de verklaringen van eiser over de gestelde problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid en de verklaringen over de problemen als gevolg van steun voor een politieke oppositiepartij.
De (gestelde) homoseksuele gerichtheid
Werkinstructie (WI) 2019/17
5. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de homoseksuele gerichtheid van eiser heeft verweerder WI 2019/17 als uitgangspunt genomen. Deze werkinstructie gaat over het horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Volgens WI 2019/17 moet verweerder bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBTI is. De loutere stelling van de vreemdeling dat hij LHBTI is, is echter ook niet voldoende. Verweerder maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig WI 2014/10. Het is aan de vreemdeling om de gestelde seksuele gerichtheid tegenover verweerder aannemelijk te maken. Volgens deze werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat verweerder bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase.
Ontdekking en beleving seksuele gerichtheid
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft er belang aan kunnen hechten dat eiser niet in staat is geweest om enige diepgang te verschaffen in de ontdekking en ontwikkeling van zijn homoseksuele gerichtheid. Eiser kan over de ontdekking van zijn homoseksualiteit niet veel meer zeggen dan dat hij merkte homoseksueel te zijn toen hij op twintigjarige leeftijd verliefd werd op [naam 5] . Hij had geprobeerd om relaties aan te gaan met meisjes, maar dit lukte volgens hem niet omdat hij verliefd was op [naam 5] . [3] Eiser blijft steken in summiere verklaringen en kan dit op geen manier persoonlijk en concreet maken, ondanks vragen van verweerder daartoe. De omstandigheid dat eiser in zijn zienswijze aangeeft dat hij niet warm of koud werd van meisjes en niet opgewonden raakte van hen en van [naam 5] wel, heeft voor verweerder niet tot een ander oordeel hoeven leiden. Van eiser mag worden verwacht dat hij in het nader gehoor en eventueel in de correcties en aanvullingen uitgebreid en helder kan verklaren over de ontdekking van zijn homoseksuele gerichtheid. Daarvan is niet gebleken. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat hij niet goed heeft kunnen verklaren, omdat gebruik is gemaakt van twee tolken, volgt de rechtbank hem hierin niet. Verweerder stelt terecht dat uit het verslag van het nader gehoor niet is gebleken van gebreken in de communicatie of dat er onduidelijkheden waren voor eiser. Zo heeft eiser bij aanvang van het gehoor bevestigd dat hij de eerste tolk goed kon verstaan en begrijpen. [4] Ook heeft eiser meerdere malen aangegeven dat hij de tweede tolk goed kon verstaan. [5] Aan het eind van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij het wel jammer vond dat hij twee tolken had, maar dat het gehoor gelukkig goed is verlopen. [6] Eiser is door het gebruik van twee tolken dan ook niet benadeeld.
6.2.
Ook eisers verklaringen over hoe het voor hem is om homoseksueel te zijn, heeft verweerder als weinig diepgaand kunnen aanmerken. Eiser heeft, op de vraag wat zijn gevoelens waren toen hij besefte dat hij homoseksueel was, verklaard dat hij zich goed voelde. Verweerder heeft daarop doorgevraagd, waarna eiser verklaarde dat hij zich goed voelde omdat hij iemand ontmoette waar hij van houdt. [7] Verweerder heeft ook gevraagd aan eiser of hij het niet moeilijk vond om anders te zijn dan andere jongens. Hierop verklaarde eiser dat hij het in het begin lastig vond, in een ontkenning zat en dat hij later realiseerde dat hij zichzelf niet kon veranderen. [8] Eiser heeft hiermee niet inzichtelijk gemaakt hoe het voor hem is om homoseksueel te zijn. Van eiser mag worden verwacht dat hij uitgebreider kan verklaren over wat er in hem omging nadat hij realiseerde dat hij op mannen viel, te meer nu eiser afkomstig is uit een land waar homoseksuele handelingen bij wet verboden zijn en homoseksualiteit maatschappelijk gezien niet geaccepteerd worden. Ook heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij uitgebreider kon verklaren over hoe het voor hem was om zich jarenlang voor te doen als iemand anders in zijn huwelijk. Hij verklaart hierover dat het voor hem “lastig” was en na doorvragen van verweerder dat het “pijnlijk en lastig” was. [9] Van iemand die sinds december 2000 een vriendin heeft en daarmee in 2005, 2009, 2015 en 2018 kinderen heeft gekregen en in 2015 mee is getrouwd, heeft verweerder uitgebreidere verklaringen kunnen verlangen.
Relaties
6.3.
Ook heeft eiser niet veel kunnen vertellen over zijn relatie met [naam 5] , die een rode draad vormt in de verklaringen over de ontdekking van eisers homoseksuele gerichtheid. Eiser verklaart hierover dat hij verliefd werd op [naam 5] doordat ze altijd bij elkaar waren, zodoende verliefd werden op elkaar en dat zij er per toeval achter kwamen dat ze beiden homoseksueel waren. Deze verklaringen heeft verweerder als vaag mogen aanmerken. Ook over zijn gevoelens voor [naam 5] heeft eiser summier verklaard. Eiser geeft aan dat hij met [naam 5] veel over elkaars gevoelens sprak, maar als verweerder daarop doorvraagt, komt eiser niet verder dan dat [naam 5] mooi slank en mooi breed was, een lekkere kont had en zorgzaam was. [10] Nu eiser heeft verklaard dat [naam 5] een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn leven [11] , had verweerder van eiser mogen verwachten dat hij uitgebreid, persoonlijk en authentiek over zijn relatie met [naam 5] kon verklaren. Verweerder heeft er ook belang aan kunnen hechten dat eiser en [naam 5] een relatie hadden in een gemeenschap waar een taboe rust op homoseksualiteit en dat eiser heeft verklaard dat hij al wist dat homoseksualiteit niet geaccepteerd zou worden door zijn land en stam. [12]
6.4.
Ook over de gestelde relatie met [naam 3] heeft eiser niet veel kunnen vertellen, ondanks dat eiser stelt dat hij een langdurige relatie met hem heeft gehad. Eiser weet niet wanneer de relatie ontstond en de enige omschrijvingen die eiser van [naam 3] geeft, zijn dat hij slank en breed was. Verweerder heeft deze verklaring summier en niet authentiek mogen vinden, ook omdat eiser dezelfde omschrijving heeft gegeven over de relatie met [naam 5] . Eiser heeft op geen enkele wijze inzicht verschaft in [naam 3] als persoon, zoals bijvoorbeeld zijn karaktertrekken, gevoelens en specifieke kenmerken.
6.5.
Over de (gestelde) huidige relatie van eiser met een Ugandese man in Nederland heeft verweerder terecht gesteld dat eiser geen informatie heeft gegeven over deze man, anders dan dat hij een relatie heeft en die persoon ook Ugandees is. Deze stelling heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om eisers gestelde homoseksuele gerichtheid alsnog aannemelijk te achten.
Rapport LGBT Asylum Support
6.6.
Eiser heeft ter ondersteuning van zijn betoog dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden, verwezen naar het door [naam 1] opgestelde rapport van LGBT Asylum Support van 4 februari 2022. Hoewel dit rapport slechts kort voor de zitting is ingebracht, beschouwt de rechtbank dit niet in strijd met de goede procesorde, omdat het rapport op zitting is toegelicht en verweerder uitgebreid op het rapport heeft gereageerd. De rechtbank betrekt het rapport aldus in de beoordeling. Volgens dit rapport zou verweerder niet alleen de werkinstructies niet naar behoren hebben toegepast, maar ook de verklaringen van eiser verkeerd hebben geduid. Zoals
[naam 1] ter zitting heeft verklaard, waren de verklaringen van eiser niet summier of te algemeen en had verweerder op bepaalde onderwerpen moeten doorvragen, zoals bijvoorbeeld over het incident met één van zijn relaties.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, anders dan eiser kennelijk meent, voldoende heeft gemotiveerd dat aan het overgelegde rapport geen waarde wordt toegekend. De rechtbank stelt voorop dat het primaat van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielrelaas bij verweerder ligt en niet bij een belangenorganisatie. Het rapport van deze belangenorganisatie bevat, naast kritiek op de wijze waarop verweerder in deze zaak de werkinstructies heeft toegepast, een analyse van eisers verklaringen. Daaruit blijkt volgens LGBT Asylum Support dat eiser wel als homoseksueel is aan te merken. Het kenmerk van een belangenorganisatie is evenwel naar het oordeel van de rechtbank juist dat deze opkomt voor de belangen van een persoon of een groep personen. Daarmee is het een gegeven dat geen sprake is van objectiviteit. Voornoemde analyse is dan ook aan te merken als een niet objectieve, alternatieve wijze van beoordelen van de geloofwaardigheid van verklaringen van een asielzoeker over (gestelde) homoseksuele gerichtheid, die voorbij gaat aan het voormelde primaat. Daarnaast kunnen verklaringen van derden - waaronder dit rapport - weliswaar dienen als ondersteuning van een gestelde seksuele gerichtheid, maar dit laat onverlet dat een vreemdeling (ook) zelf tegenover verweerder aan de hand van zijn verklaringen zijn seksuele gerichtheid aannemelijk moet maken. [13] Dat eiser hierin niet is geslaagd, is reeds overwogen onder rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.5. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6.8.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder, blijkens het verslag van het nader gehoor, eiser voldoende ruimte heeft gegeven om zijn asielrelaas toe te lichten en ook voldoende heeft doorgevraagd. Voorafgaand aan het gehoor heeft de gehoorambtenaar aangegeven dat eiser in vrijheid kan spreken en dat alles wat wordt besproken vertrouwelijk wordt behandeld. Uit het nader gehoor blijkt ook dat verweerder heeft doorgevraagd, bijvoorbeeld over de ontdekking en de beleving van de gestelde homoseksuele gerichtheid. Dat eiser op een aantal vragen korte antwoorden heeft gegeven, ligt in zijn risicosfeer. Daar komt bij dat naderhand niet is gebleken dat eiser niet alles heeft kunnen vertellen wat hij zou willen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
(Overige) overgelegde stukken
6.9.
Eiser heeft verder, ter onderbouwing van zijn stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de overgelegde stukken, een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021. [14] In deze uitspraak bespreekt de Afdeling de waarde die bij de beoordeling van een gestelde seksuele geaardheid aan de overgelegde stukken moet worden gehecht. Op grond hiervan moet verweerder kenbaar motiveren hoe hij rekening heeft gehouden met elk van de aangeleverde stukken. Dit betekent dat als verweerder enige waarde toekent aan een stuk, hij duidelijk moet maken of hij de uit het stuk blijkende omstandigheden geloofwaardig acht. Hij moet ook daadwerkelijk en kenbaar motiveren welk gewicht aan de inhoud van die stukken toekomt in het licht van de tegenover hem afgelegde en al dan niet geloofwaardig bevonden verklaringen.
6.10.
De rechtbank begrijpt de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling zo dat als verweerder enige waarde toekent aan een stuk, hij duidelijk moet maken of hij de uit het stuk blijkende omstandigheden geloofwaardig acht en dat hij vervolgens moet motiveren welk gewicht aan de inhoud van het stuk toekomt in het licht van de tegenover hem afgelegde verklaringen. Indien verweerder geen waarde toekent aan een stuk, is hij niet gehouden om dat te doen.
6.11.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit de Afdelingsuitspraak van 4 augustus 2021, voldoende heeft gemotiveerd dat aan de overgelegde stukken geen waarde toekomt. Verweerder was daarom niet gehouden om te motiveren of hij de uit de stukken blijkende omstandigheden geloofwaardig acht en welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de afgelegde (on)geloofwaardig bevonden verklaringen. Verweerder heeft er allereerst terecht op gewezen dat het in de eerste plaats aan eiser is om overtuigende verklaringen af te leggen over zijn gestelde geaardheid en dat hij daar niet in is geslaagd. Verweerder heeft zich verder ten aanzien van de (gecorrigeerde) brief van “Ice Breakers” terecht op het standpunt gesteld dat deze niet afkomstig is uit een objectief verifieerbare bron en dat ook de inhoud van de brief niets zegt over de daadwerkelijke geaardheid van eiser. In de brief is namelijk alleen opgenomen dat eiser lid is van “Ice Breakers” en dat hij daar bekend staat als een LHBTI. Ten aanzien van de brief van de behandelaar van eiser bij de GGZ heeft verweerder terecht gesteld dat hierin een weergave is opgenomen van wat eiser heeft verklaard en niet wat de behandelaar heeft geconcludeerd. Verweerder heeft kunnen overwegen dat de omstandigheid dat eiser onder behandeling staat niet met zich brengt dat eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid aannemelijk moeten worden geacht. Uit de brief van de organisatie “Rainbow anonymous” blijkt dat eiser lid is van deze organisatie en dat hij contact heeft met de oprichter via WhatsApp en via de telefoon. In deze brief is verder opgenomen wat eiser tegen hem heeft verteld over zijn leven en dat hij zich daaraan kan relateren. Deze brief bevat echter geen informatie van feitelijke aard, zoals waarneming over concrete gedragingen van eiser anders dan dat hij met de schrijver van de brief heeft geschreven/gesproken over zijn leven. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat deze verklaring geen inzicht geeft in de seksuele geaardheid van eiser. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat uit de verklaring van LGBT Asylum Support van
30 januari 2022 blijkt dat eiser zijn asielrelaas aan deze organisatie heeft verteld en dat hij lid is van diverse WhatsApp-groepen, maar dat de ondersteuningsverklaring geen feitelijke informatie bevat en deze verklaring bovendien is gebaseerd op basis van wat eiser met deze organisatie heeft besproken. Verweerder heeft ten slotte ook voldoende gemotiveerd waarom eiser met de overgelegde foto - die overigens geen deel uitmaakt van het digitale procesdossier -, de verklaring van “RFSL Örebro” en het krantenartikel van “Red Pepper” niet alsnog zijn seksuele geaardheid aannemelijk heeft gemaakt. Uit de brief van “RFSL Örebro” - die niet is vertaald - lijkt alleen te volgen dat eiser daar is geweest en dat hij heeft verklaard dat hij is gevlucht vanwege zijn seksuele geaardheid. Uit de overgelegde foto kan niet worden opgemaakt dat eiser in contact is met een LBHTI-organisatie of met mensen van de organisatie. Ten aanzien van het krantenartikel van “Red Pepper” heeft verweerder terecht opgemerkt dat daarin een gebeurtenis wordt beschreven waar eiser in zijn relaas niet over heeft verklaard, terwijl dat gelet op de indringendheid van deze gebeurtenis wel van eiser mocht worden verlangd. Dit artikel kan daarom niet dienen als ondersteuning van eisers relaas.
6.12.
Het beroep van eiser op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 17 december 2021 [15] en deze rechtbank van 2 september 2021 [16] treft geen doel, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Verweerder heeft in deze zaak, anders dan in de aangehaalde zaken, de overgelegde stukken voldoende bij de besluitvorming betrokken en voldoende gemotiveerd waarom hij daar geen waarde aan hecht.
De (gestelde) problemen als gevolg van de homoseksuele gerichtheid
7. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de (gestelde) problemen vanwege de homoseksuele gerichtheid van eiser beoordeeld en dit element eveneens ongeloofwaardig geacht. Nu verweerder de homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten, zoals hiervoor is geoordeeld, kunnen de gestelde problemen daar niet uit voortkomen. Nu eiser tegen dit element geen beroepsgronden heeft gericht, ziet de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. Voor zover eiser in dit kader heeft verwezen naar de inhoud van zijn zienswijze en alle overige namens hem ingebrachte stukken om deze vervolgens als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht waarom verweerders reactie op de in de zienswijze aangevoerde gronden tekortschiet. Reeds hierom falen die nogmaals aangevoerde gronden. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de Afdeling. [17]
De (gestelde) problemen als gevolg van de steun voor een politieke oppositiepartij
8. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de (gestelde) problemen vanwege de steun voor een politieke oppositiepartij beoordeeld en dit element eveneens ongeloofwaardig geacht. Nu eiser tegen dit element geen beroepsgronden heeft gericht, ziet de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. Voor zover eiser in dit kader heeft verwezen naar de inhoud van zijn zienswijze en alle overige namens hem ingebrachte stukken om deze vervolgens als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht waarom verweerders reactie op de in de zienswijze aangevoerde gronden tekortschiet. Reeds hierom falen die nogmaals aangevoerde gronden. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak van de Afdeling. [18]
Slotsom
9. Gelet op het voorgaande is de gevraagde vergunning, zoals hiervoor onder 4.1 onder het kopje ‘Conclusie’ reeds is overwogen, terecht geweigerd. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Verdrag van Genéve betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954,88, zoals laatst gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 Trb. 1967,76).
3.Pagina 10 en 11 van het nader gehoor.
4.Pagina 2 van het nader gehoor.
5.Pagina 17 van het nader gehoor.
6.Pagina 30 van het nader gehoor.
7.Pagina 11 van het nader gehoor.
8.Pagina 11 van het nader gehoor.
9.Pagina’s 11, 12 en 21 van het nader gehoor.
10.Pagina 13 van het nader gehoor.
11.Pagina 14 van het nader gehoor.
12.Pagina 11 van het nader gehoor.
13.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3080.
15.NL21.10323.
16.NL21.8916.
17.Onder andere de uitspraak van 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2004.
18.Onder andere de uitspraak van 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2004.