In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt en in de schuldsanering zit, en het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Katwijk. Eiser had verzocht om toelating tot de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor minima, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij een betalingsachterstand had bij zijn huidige zorgverzekeraar. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij medische zorg nodig heeft en dat de afwijzing van zijn aanvraag hem in een onhoudbare situatie brengt.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat eiser al sinds 2019 tandheelkundige zorg nodig heeft en dat hij door zijn financiële situatie niet in staat is om deze zorg te betalen. De rechtbank wijst erop dat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat de beleidsregels omtrent de collectieve zorgverzekering op een transparante manier zijn toegepast. Bovendien is er onvoldoende rekening gehouden met de medische noodzaak van eiser.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de besluitvorming rondom sociale voorzieningen, vooral wanneer medische noodzaak in het geding is.