ECLI:NL:RBDHA:2022:2148
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en vergoeding immateriële schade wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De naheffingsaanslag bedroeg € 6.562, terwijl eiser eerder € 3.423 aan BPM had voldaan op basis van een taxatierapport van JB Taxaties B.V. Eiser stelde dat er sprake was van waardevermindering door een schadeverleden, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat deze waardevermindering blijvend was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
Daarnaast heeft eiser verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateerde dat de termijn tussen het indienen van het bezwaarschrift en de uitspraak van de rechtbank meer dan twee jaar had bedragen, wat de redelijke termijn overschreed. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 500 voor deze overschrijding, evenals een proceskostenvergoeding van € 541. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J. Ebbeling, in aanwezigheid van griffier mr. T. Blauw, en vond plaats op 2 maart 2022. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.