ECLI:NL:RBDHA:2022:2386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres na medische beoordeling en arbeidskundige evaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering per 2 november 2020, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 1 oktober 2020 en het bestreden besluit van 18 november 2020. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische en arbeidskundige rapporten die door het Uwv waren ingediend.

Eiseres had zich ziek gemeld met klachten aan nek, rug en schouders, die voortkwamen uit een bedrijfsongeval. Ondanks haar klachten had zij geprobeerd te werken, maar moest zij zich uiteindelijk ziek melden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld, en dat zij in staat was om de geduide functies te vervullen.

De rechtbank benadrukte dat de beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van beperkingen en dat alleen medisch objectiveerbare beperkingen relevant zijn. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen bevestigd en eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier S.J.W. Stort, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Procesverloop

In het besluit van 1 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 2 november 2020
wordt beëindigd.
In het besluit van 18 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding (Skype) plaatsgevonden op
8 februari 2022. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
Eiseres was via [uitzendbureau] uitzendbureau werkzaam als productie assistent voor gemiddeld 34,06 uur per week bij [bedrijf 1] . Op 26 september 2019 heeft zij zich ziek gemeld met pijnklachten aan de nek, schouders en rug. Deze klachten houden verband met een bedrijfsongeval waarbij zij met haar hoofd en rug op een ijzeren plaats terecht kwam. Op 2 maart 2020 is het dienstverband beëindigd, waarna aan eiseres een ZW-uitkering is toegekend.
In het kader van de zogeheten eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts van 31 augustus 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 21 september 2020. De beperkingen die eiseres heeft zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 augustus 2020. Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies voor eiseres geselecteerd. Op basis van die functies kan eiseres meer dan 65% van haar laatste loon verdienen. Verweerder heeft vervolgens de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 2 november 2020 stopgezet.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw een medisch onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 18 november 2020. De verzekeringsarts b&b vindt dat er geen reden is om af te wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts. De mogelijkheden om te werken zijn juist vastgesteld voor eiseres.
Verweerder heeft deze bevindingen overgenomen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt van eiseres
Eiseres is het hier niet mee eens. Zij heeft bij de behandeling van het beroep op de zitting
- kort samengevat - benadrukt dat zij wel wil werken maar dat zij dat niet kan vanwege de pijnklachten die zij nog steeds heeft. Eiseres heeft last van nek-, rug- en schouderklachten, hoofdpijn, duizeligheid en vermoeidheid en er is sprake van slaapproblematiek. Omdat zij ondanks haar klachten graag weer aan het werk wilde heeft zij zich bij het Uitzendbureau gemeld. Zij kon vervolgens aan het werk bij [bedrijf 2] . Zij heeft bij dit bedrijf van 1 november tot en met 5 november 2021 gewerkt, maar zij moest hiermee stoppen omdat het niet ging. Er zijn klachten bijgekomen. Op advies van haar werkcoach van het Uwv heeft zij zich per 8 november 2021 ziekgemeld. Op dit moment ontvangt zij een ZW-uitkering. Eiseres denkt dat haar klachten chronisch zijn en niet meer zullen verdwijnen. Zij heeft in beroep medische informatie overgelegd van haar behandelaars.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank vindt dat het UWV terecht en op goede gronden de ZW-uitkering die eiseres ontving per 2 november 2020 heeft beëindigd. De rechtbank zal dat uitleggen.
Medische beoordeling
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 2 november 2020 is. Dit is de datum in geding. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang. Klachten die na de datum in geding zijn ontstaan kunnen niet worden meegenomen in deze zaak en hebben geen invloed op de uitkomst hiervan.
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de uitslag van het medisch onderzoek van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig dan wel onjuist is. Er zijn geen aanwijzingen dat deze artsen de klachten van eiseres niet serieus genoeg hebben onderzocht. Uit de betreffende rapporten blijkt dat zij ruimschoots aandacht hebben besteed aan de lichamelijke klachten van eiseres. De eerste verzekeringsarts heeft haar ook lichamelijk onderzocht. Voor de lichamelijke klachten zijn diverse beperkingen vastgelegd in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen in de FML. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er geen reden is voor het aannemen van meer of andere beperkingen.
De medische informatie die eiseres in beroep heeft ingestuurd, leidt niet tot een andere conclusie. Daarbij betrekt de rechtbank het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b van 7 april 2021. Hierin heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat de bevindingen van de anesthesioloog aansluiten bij de bevindingen van de eerste verzekeringsarts. Er is volgens de verzekeringsarts b&b daarom geen reden tot het aannemen van meer beperkingen. De bevindingen wijzen op spierpijn zonder verder medisch objectiveerbare afwijkingen.
Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar pijnklachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. [1] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (2 november 2020).
Arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies.
Conclusie
Eiseres krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.