ECLI:NL:RBDHA:2022:2386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres na medische beoordeling en arbeidskundige evaluatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering per 2 november 2020, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 1 oktober 2020 en het bestreden besluit van 18 november 2020. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische en arbeidskundige rapporten die door het Uwv waren ingediend.
Eiseres had zich ziek gemeld met klachten aan nek, rug en schouders, die voortkwamen uit een bedrijfsongeval. Ondanks haar klachten had zij geprobeerd te werken, maar moest zij zich uiteindelijk ziek melden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld, en dat zij in staat was om de geduide functies te vervullen.
De rechtbank benadrukte dat de beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van beperkingen en dat alleen medisch objectiveerbare beperkingen relevant zijn. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen bevestigd en eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier S.J.W. Stort, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.