ECLI:NL:RBDHA:2022:2792
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning aanvraag op basis van paspoortvereiste en humanitaire gronden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning ‘humanitair tijdelijk’ door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die al bijna dertig jaar in Nederland verblijft, heeft meerdere procedures doorlopen zonder verblijfsvergunning te verkrijgen. De aanvraag werd afgewezen op basis van het paspoortvereiste, waarbij verweerder stelde dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in het bezit kon komen van een paspoort van de Egyptische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat de Egyptische vertegenwoordiging hem niet in staat stelde een paspoort te verkrijgen. Eiser had weliswaar verklaard dat hij niet in het bezit kon komen van een paspoort, maar de rechtbank vond dat hij niet had aangetoond dat hij alle mogelijke stappen had ondernomen om dit te verkrijgen. De rechtbank benadrukte dat het paspoortvereiste niet alleen dient om identiteit en nationaliteit vast te stellen, maar ook om uitzetting naar het land van herkomst mogelijk te maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter en tevens voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.