ECLI:NL:RBDHA:2022:2926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AWB 20/6486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nareis asiel wegens verbroken feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag werd afgewezen omdat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar echtgenoot, referent, op het moment van zijn inreis in Nederland verbroken zou zijn. Eiseres, die samen met haar kinderen de Iraanse nationaliteit heeft, stelde dat er nog steeds een reëel en rechtsgeldig huwelijk bestond, onderbouwd door een huwelijksakte en het onderhouden van contact met referent. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder terecht had vastgesteld dat de feitelijke gezinsband verbroken was, gezien de omstandigheden dat referent voor zijn vertrek uit Iran al vier jaar niet meer samenwoonde met eiseres en gedurende vijf jaar een relatie had met een andere vrouw. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv terecht was, omdat er geen beschermenswaardig gezinsleven was op basis van artikel 8 van het EVRM. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , hierna: eiseres, v-nummer: [V-nummer 1]

[eiser 1], v-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 2], v-nummer: [V-nummer 3]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een mvv [1] in het kader van nareis, afgewezen.
Bij besluit van 22 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Referent is verschenen. Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedag 1] 1976, [geboortedag 2] 2004 en [geboortedag 3] 2012 en hebben allen de Iraanse nationaliteit. Zij beogen verblijf bij hun gestelde echtgenoot en vader, [referent] , referent. De aanvraag is afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er nog een werkelijk huwelijk en een familierechtelijke relatie tussen referent en eiseres bestaat. De rechtsgeldigheid van het huwelijk is volgens verweerder niet relevant, nu de feitelijke gezinsband tussen referent en eiseres al ruim voor de inreis van referent in Nederland zou zijn verbroken. De aanvragen van beide kinderen zijn afgewezen, omdat er geen toestemmingsverklaringen zijn overgelegd.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Volgens referent is sprake van een reëel en rechtsgeldig huwelijk met eiseres. Eisers verwijzen hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg. [2] Dat nog immer sprake is van een huwelijk volgt onder andere uit het feit dat referent en eiseres contact onderhouden en uit de in beroep overgelegde huwelijksakte. Dat referent een buitenechtelijke relatie heeft gehad en op een eerder moment voorbereidingen zijn getroffen voor een echtscheiding, doet hier niets aan af. Bovendien levert het niet verlenen van de mvv’s een schending op van artikel 8 van het EVRM. [3] Tot slot zijn eisers ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat uit het verweerschrift volgt dat de identiteit van eisers niet meer in geschil is. Ook is de familierechtelijke relatie tussen de kinderen en referent niet meer in geschil. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder aan de afwijzing ten grondslag heeft kunnen leggen dat een werkelijk huwelijk en een feitelijke gezinsband ontbreekt.
Herhaling gronden van bezwaar
5. Eisers hebben verzocht hun bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van bezwaargronden kan de rechtbank niet afleiden waarom eisers van mening zijn dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen. [4]
Feitelijke gezinsband
6. Uit de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat verweerder de aanvraag mag afwijzen als de referent geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden. [5] Uit het beleid van verweerder volgt dat referent ook in geval van een nareizende huwelijkspartner, aannemelijk moet maken dat deze huwelijkspartner tot zijn gezin behoorde op het moment van binnenkomst van referent en dat deze feitelijke gezinsband niet mag zijn verbroken. [6]
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken. Hoewel eiseres een huwelijksakte heeft overgelegd waaruit het gestelde rechtsgeldige huwelijk volgt, is dit niet het enige waar verweerder zijn besluit op hoeft te baseren. Ook andere omstandigheden, in samenhang met andere feiten en verklaringen over essentiële zaken rondom het gestelde gezinsleven, vormen bewijs voor het al dan niet bestaan van een feitelijke gezinsband. [7] In dit geval heeft verweerder mogen betrekken dat referent voor vertrek uit Iran al vier jaar niet meer samenwoonde met eiseres en hij gedurende vijf jaar een relatie heeft gehad met een andere vrouw. Deze vrouw heeft een mvv nareis voor referent aangevraagd, welke is ingewilligd. Uit de verklaringen die referent heeft afgelegd tijdens zijn asielprocedure blijkt dat referent meerdere keren heeft bevestigd een relatie te hebben met deze andere vrouw, welke is voortgezet na zijn komst hier te lande. Tijdens die procedure is een verklaring overgelegd ten bewijze van een exclusieve duurzame relatie met die andere vrouw en een begeleidend stuk dat eiser in Nederland samen met haar een gezin vormt. Ook bij de hoorzitting van 14 oktober 2019 in onderhavige procedure heeft referent aangegeven een relatie te hebben met de andere vrouw. Gelet hierop kon verweerder de feitelijke gezinsband met eiseres als verbroken beschouwen op het moment van binnenkomst van referent hier te lande. Dat nu wordt gesteld dat referent en eiseres weer een relatie met elkaar hebben doet aan vorenstaande niet af. De in beroep overgelegde huwelijksakte maakt het voorgaande niet anders, nu deze akte nog niets zegt over de feitelijke gezinsband. Een rechtsgeldig huwelijk staat niet in de weg aan een mogelijke verbreking van de feitelijke gezinsband. [8] De verwijzing van eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg [9] leidt evenmin tot een ander oordeel. Zoals verweerder reeds heeft opgemerkt gaat het in genoemde uitspraak om de rechtsgeldigheid van een huwelijksakte en het ontbreken van een feitelijke gezinsband. In deze zaak gaat het om een verbroken feitelijke gezinsband.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen.
Toestemmingsverklaring
7. De rechtbank stelt vast dat geen beroepsgronden zijn gericht tegen de afwijzing van de aanvragen van de kinderen. Verweerder heeft aan eisers kunnen tegenwerpen dat er geen toestemmingsverklaringen van de achterblijvende ouder, eiseres, is overgelegd, zodat verweerder ook deze aanvragen kon afwijzen.
Artikel 8 van het EVRM
8. Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt niet, nu geen sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven omdat de feitelijke gezinsband niet aannemelijk is gemaakt. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is geen ruimte voor een verdere afweging in het kader van artikel 8 van het EVRM dan de afweging die daarin al besloten ligt. Voor de toetsing aan artikel 8 van het EVRM mag verweerder verwijzen naar een afzonderlijke (reguliere) procedure. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling. [10] Verder oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit er geen blijk van geeft dat verweerder onvoldoende rekenschap heeft gegeven van belangen eisers. Het artikel 3 uit het IVRK [11] waar eisers naar verwijzen roept geen aanspraak in het leven die verder strekt dan artikel 8 van het EVRM. Zoals hiervoor is overwogen, dient die beoordeling plaats te vinden in een reguliere verblijfsprocedure.
Hoorplicht
9. Ten aanzien van de gestelde schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
Wat is de conclusie?
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 oktober 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13284.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1604.
5.Zie artikel 16, eerste lid onder b, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
6.Zie paragraaf C2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:206.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:206.
9.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaat Middelburg, van 19 oktober 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13284.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010: BO1555.
11.Verdrag inzake de rechten van het kind.