ECLI:NL:RBDHA:2022:3326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
NL21.17063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsrecht als kennismigrant

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het verblijfsrecht van eiseres, een Filipijnse nationaliteit, die een aanvraag had ingediend voor een artikel 9-document. Dit document is bedoeld om rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aan te tonen. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor studie, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij niet meer aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank oordeelde dat eiseres, vanwege haar inkomen als kennismigrant, niet meer ten laste kwam van haar referent, wat een vereiste is voor de afgifte van het artikel 9-document. De rechtbank stelde vast dat er geen 'verblijfsgat' was, aangezien de verblijfsvergunning als kennismigrant aansluit op de eerdere verblijfsvergunning voor studie. Hierdoor had eiseres geen belang meer bij haar beroep, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. De rechtbank veroordeelde verweerder echter wel tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat er bij het bestreden besluit een verkeerde maatstaf was gebruikt. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor het verkrijgen van een artikel 9-document en de rol van de staatssecretaris in het vaststellen van verblijfsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17063

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K.J. Diender).

Procesverloop

Met het besluit van 10 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw [1] , waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt (hierna: artikel 9-document) afgewezen.
Met het besluit van 10 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Onderwerp van deze procedure
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Filipijnse nationaliteit. Eiseres heeft sinds 1 februari 2020 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor studie.
1.2.
Op 10 december 2020 heeft eiseres een artikel-9 document aangevraagd als dochter van [naam] (hierna: referent).
2. Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij ten laste komt van referent. Eiseres heeft een gelegaliseerde geboorteakte overgelegd, waaruit blijkt dat zij de dochter is van referent. Omdat zij ouder is dan 21 jaar moet naast de familierechtelijke relatie ook worden aangetoond dat zij ten laste is van referent. Eiseres had in de Filipijnen een bovengemiddeld inkomen en was daarom volgens verweerder gelet op haar sociale toestand niet afhankelijk van referent.
3. Verweerder heeft de rechtbank er verder op gewezen dat eiseres aansluitend op de verblijfsvergunning voor studie een verblijfsvergunning met als doel ‘Arbeid als kennismigrant’ heeft gekregen geldig van 24 januari 2022 tot 24 januari 2023. Volgens verweerder heeft eiseres daarom geen belang meer bij haar beroep.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij ook voor haar komst naar Nederland financieel ondersteund werd door haar moeder en dat deze ondersteuning noodzakelijk was. Daarnaast moet volgens eiseres op grond van de Richtlijn vrij verkeer [2] Nederland worden gezien het land waar zij verbleef voorafgaand aan haar verzoek om toelating bij haar moeder Nederland is. Verweerder moet daarom volgens eiseres beoordelen of eiseres het jaar voorafgaand aan haar aanvraag in Nederland ten laste van haar moeder kwam, hetgeen volgens eiseres het geval is omdat zij studeert en niet of slecht beperkt kan werken. Ten slotte heeft verweerder eiseres ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Volgens eiseres heeft zij nog wel procesbelang omdat het gaat om een andere verblijfsgrondslag gedurende een geheel ander tijdvak. Eiseres meent belang te hebben bij erkenning van haar verblijfsrecht in het verleden vanwege de opbouw van het rechtmatig verblijf.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Het verblijfsrecht op grond van artikel 9 van de Vw is een declaratoir verblijfsrecht. Op grond van vaste rechtspraak [3] van de Afdeling [4] is de staatssecretaris niet bevoegd om de ingangsdatum van rechtmatig verblijf vast te stellen bij de afgifte van een artikel 9document. Deze bevoegdheid kan, ondanks de voordelen daarvan, ook niet rechtstreeks worden ontleend aan het Unierecht, aldus de Afdeling.
5.2.
Niet in geschil is dat eiseres niet meer aan de voorwaarden voldoet voor afgifte van een artikel 9-document, omdat zij vanwege haar inkomen als kennismigrant niet meer ten laste komt van referent. Verder is door verweerder gesteld en door eiseres niet betwist dat er geen sprake is van een ‘verblijfsgat’, omdat de verblijfsvergunning als kennismigrant aansluit op de verblijfsvergunning voor studie. Omdat verweerder niet gehouden is om verblijfsrecht op grond van artikel 9 van de Vw in het verleden vast te stellen, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij het beroep. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
6.
6.1.
Eiseres had ten tijde van het instellen van beroep nog wel procesbelang omdat zij toen nog niet in bezit was van de verblijfsvergunning met als doel ‘Arbeid als kennismigrant’. Omdat de gemachtigde van verweerder op de zitting heeft erkend dat bij het bestreden besluit een verkeerde maatstaf is gebruikt ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.
6.2.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Richtlijn 2004/38 EC.
3.Bijvoorbeeld de uitspraken van 21 februari 2011 ECLI:NL:RVS:2011:BP5947 en 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145, rov. 8.4 en 8.5.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State