In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het verblijfsrecht van eiseres, een Filipijnse nationaliteit, die een aanvraag had ingediend voor een artikel 9-document. Dit document is bedoeld om rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aan te tonen. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor studie, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij niet meer aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank oordeelde dat eiseres, vanwege haar inkomen als kennismigrant, niet meer ten laste kwam van haar referent, wat een vereiste is voor de afgifte van het artikel 9-document. De rechtbank stelde vast dat er geen 'verblijfsgat' was, aangezien de verblijfsvergunning als kennismigrant aansluit op de eerdere verblijfsvergunning voor studie. Hierdoor had eiseres geen belang meer bij haar beroep, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. De rechtbank veroordeelde verweerder echter wel tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat er bij het bestreden besluit een verkeerde maatstaf was gebruikt. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor het verkrijgen van een artikel 9-document en de rol van de staatssecretaris in het vaststellen van verblijfsrecht.