ECLI:NL:RBDHA:2022:366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
21-507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding in samenhangende verkeersboetes

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de toekenning van een proceskostenvergoeding in het kader van een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft namens de betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de sanctie had vernietigd en de proceskosten had toegewezen. De kantonrechter heeft de partijen opgeroepen voor een zitting op 10 januari 2022, maar de gemachtigde is niet verschenen. De officier van justitie heeft ter zitting een vertegenwoordiger gestuurd.

Het geschil betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding die door de officier van justitie is toegekend, waarbij een bedrag van € 590,65 is vastgesteld voor 15 samenhangende zaken. De gemachtigde betwistte de toekenning van dit bedrag en stelde dat er onvoldoende samenhang was tussen de zaken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet verplicht is om zijn standpunt over samenhangende zaken verder te motiveren, maar dat de kantonrechter wel moet kunnen beoordelen of dit standpunt juist is, vooral als er een onderbouwde beroepsgrond wordt aangevoerd.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de officier van justitie niet voldoende bewijs heeft geleverd om de samenhang aan te tonen, omdat niet alle administratief beroepschriften waren overgelegd. Hierdoor kon de kantonrechter niet oordelen over de juistheid van het standpunt van de officier van justitie. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd voor zover deze een proceskostenvergoeding van € 590,65 toekende. De kantonrechter heeft in plaats daarvan een bedrag van € 400,50 vastgesteld voor de proceskostenvergoeding, waarbij rekening is gehouden met de werkzaamheden van de gemachtigde in de samenhangende zaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9184426 \ MB VERZ 21-507
Uitspraakdatum : 24 januari 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. De gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd, vernietigd en het verzoek van de gemachtigde tot vergoeding van de proceskosten toegewezen. Tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van 10 januari 2022 de standpunten nader toe te lichten. De gemachtigde is niet verschenen, hoewel hij correct is uitgenodigd. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen.

Overwegingen

Het geschil
In deze zaak is uitsluitend in geschil of de officier van justitie bij de beslissing van
24 december 2020 terecht een proceskostenvergoeding ter hoogte van € 590,65 heeft toegekend. Volgens de officier van justitie is sprake van samenhang tussen deze zaak en 14 andere zaken, zodat bij de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding een factor 1,5 is toegepast. Het genoemde bedrag is dus het totaal voor de 15 zaken.
Standpunten van partijen
Volgens de gemachtigde heeft de officier van justitie niet toereikend gemotiveerd dat sprake is van samenhangende zaken. Verder meent de gemachtigde dat er onvoldoende samenhang bestaat tussen de 15 genoemde zaken. Hij wijst er onder meer op dat de zaken inhoudelijk (sterk) afwijkende verweren kennen en dat de toelichting van de betrokkenen (sterk) afwijkend is. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de officier van justitie ten onrechte een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de 15 zaken wel met elkaar samenhangen. Bij de toekenning van proceskosten gaat het om een tegemoetkoming in de kosten en niet om een volledige schadevergoeding. De samenhang is in het leven geroepen om aan te sluiten bij de werkelijke inspanningen die de gemachtigde heeft verricht. Er zijn standaardgronden aangevoerd die samenhangend zijn afgedaan. Daarnaast is er terecht een halve punt voor de telefonische hoorzitting toegekend.
Beoordeling
In een zaak als deze worden proceskosten berekend met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting in de fase van administratief beroep. Hiervoor verwijst de kantonrechter naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7004. Er is geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
In artikel 3, eerste lid, staat dat samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, worden beschouwd als één zaak. Gelet op artikel 3, tweede lid, zijn ‘samenhangende zaken’: ‘door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.’
Deze definitie van ‘samenhangende zaken’ heeft tot doel te bewerkstellingen dat in zulke zaken de rechtsbijstandverlener niet langer voor iedere zaak afzonderlijk een kostenvergoeding ontvangt. Hiermee heeft de besluitgever willen voorkomen dat een onredelijk hoge vergoeding wordt gegeven voor de in zulke zaken verrichte werkzaamheden van die rechtsbijstandverlener. [1]
Vaststaat dat de officier van justitie de hier bedoelde zaken in de fase van administratief beroep (nagenoeg) gelijktijdig heeft behandeld. Ook staat vast dat de gemachtigde in deze zaken de rechtsbijstand verleende. De vraag is of zijn werkzaamheden nagenoeg identiek konden zijn. Dat is het geval, indien voor de gemachtigde de behandeling van meer dan één zaak - in vergelijking met de behandeling van één zaak - een reële extra inspanning vergde. [2] Hierbij moet uitsluitend acht worden geslagen op de proceshandelingen die in de bijlage bij het Bpb staan. [3] Niet is vereist dat er tussen de onderliggende verkeersboetes overeenkomsten (bijvoorbeeld dezelfde feitcode) bestaan. [4] Evenmin is vereist dat de geschilpunten in de zaken identiek zijn. [5]
Anders dan de gemachtigde meent, hoeft de officier van justitie zijn standpunt dat sprake is van samenhangende zaken niet van een nadere motivering te voorzien. [6] De kantonrechter moet echter wel de juistheid van dit standpunt kunnen beoordelen, indien hierover een onderbouwde beroepsgrond wordt aangevoerd. Hiervoor zal de kantonrechter ten minste moeten beschikken over alle administratief beroepschriften. Als de kantonrechter deze beoordeling om wat voor reden dan ook niet kan maken, komt dit voor rekening en risico van de officier van justitie. Op hem rust immers de bewijslast en in het verlengde hiervan draagt hij het bewijsrisico.
De gemachtigde heeft onderbouwd betoogd dat er onvoldoende samenhang bestaat tussen de hier bedoelde zaken. Hij heeft echter niet alle administratief beroepschriften overgelegd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting aangegeven dat zij bewust van tevoren geen digitale dossiers in deze zaken heeft ingebracht, omdat het om omvangrijke bestanden gaat. Ook heeft de vertegenwoordiger aangegeven dat zij geen overzicht van de als samenhangend aangemerkte zaken in kan brengen. Dit alles maakt dat de kantonrechter niet kan beoordelen of het standpunt van de officier van justitie over de samenhang juist is. Dit komt voor rekening en risico van de officier van justitie.
Conclusies
Het beroep is gegrond. De beslissing van 24 december 2020 moet worden vernietigd voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 590,65 is toegekend voor de 15 zaken.
De kantonrechter kent in deze zaak 1 punt toe voor het indienen van het administratief beroepschrift en een halve punt voor de telefonische hoorzitting, met een wegingsfactor van 0,5. Dit levert een bedrag op van (1,5 x € 534,- x 0,5 =) € 400,50.
Verder zal de kantonrechter in deze zaak niet separaat een proceskostenvergoeding voor het beroep toekennen. De kantonrechter merkt deze zaak voor wat betreft de beroepsfase namelijk aan als samenhangend met nog zes andere zaken. [7] Al deze zaken heeft de kantonrechter op dezelfde zitting behandeld en betreffen dezelfde gemachtigde. Zijn werkzaamheden waren nagenoeg identiek. Dat hij in sommige zaken een aanvullend geschilpunt heeft aangevoerd (over de halve punt voor de telefonische hoorzitting), maakt dit niet anders. De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding voor de zeven zaken toegekend in de zaak met nummer 9270730 \ MB VERZ 21-774.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie van 24 december 2020 voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 590,65 is toegekend voor 15 zaken;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 400,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

2.Bijv. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1089.
3.Hoge Raad 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:439.
4.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9133.
5.Hoge Raad 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:439.
6.Zie de arresten van 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3149 en van 24 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10892.
7.Het gaat in totaal dus om zeven zaken met de volgende registratienrs.: 9270730 \ MB VERZ 21-774; 9270745 \ MB VERZ 21-775; 9270752 \ MB VERZ 21-776; 9131365 \ MB VERZ 21-414; 9184426 \ MB VERZ 21-507; 9270778 \ MB VERZ 21-777; 9270790 \ MB VERZ 21-778.