ECLI:NL:RBDHA:2022:3919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen dwangsombesluit inzake asielaanvraag en tijdelijke wet opschorting dwangsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 15 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 1 april 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag ingewilligd, maar vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd waren vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen, die sinds 11 juli 2021 van kracht is, van toepassing is op de situatie van eiser. De rechtbank concludeert dat de artikelen van de Awb die normaal gesproken van toepassing zijn op besluiten over asielaanvragen, niet van toepassing zijn in dit geval, omdat de asielaanvraag na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet is ingediend.
De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in strijd is met het Unierecht. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser kennelijk ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.