ECLI:NL:RBDHA:2022:13611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
NL22.5609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 22 april 2022, waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk ongegrond was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, heeft verzet aangetekend omdat hij meent dat de rechtbank ten onrechte zonder zitting uitspraak heeft gedaan. De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder de opposant te horen. De rechtbank concludeert dat de opposant argumenten heeft aangedragen die twijfel oproepen over de uitkomst van de eerdere uitspraak, waardoor het verzet gegrond wordt verklaard. Dit betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en dat het onderzoek naar de asielaanvraag wordt hervat.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opposant geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat zijn asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand voor zowel het verzet als het beroep toegewezen aan de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen de uitspraak op verzet. De opposant kan echter wel een brief indienen als hij het niet eens is met de uitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5609 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[naam], opposant v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke). tegen,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 22 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3919, heeft de rechtbank het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag met toepassing van artikel 8:54 van de Awb1 kennelijk ongegrond verklaard.
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord over zijn verzet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak op 22 april 2022 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
2. In deze verzet zaak beoordeelt de rechtbank of zij in de buiten-zittingsuitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep kennelijk ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert in verzet aan dat er ten onrechte middels vereenvoudigde behandeling uitspraak is gedaan. Opposant meent dat de uitkomst van de zaak niet reeds vooraf en zonder twijfel vast stond. De rechtbank heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de Tijdelijke Wet2 niet in strijd is met het Unierecht. Opposant verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 24 maart 20223 en de uitspraak
1. Algemene wet bestuursrecht.
2 Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022.4 Tot slot verzoekt hij alsnog een bestuurlijke dwangsom vast te stellen ter hoogte van €1.442,-.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 20185 is de beoordeling in de verzet procedure beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. De Afdeling heeft in dit kader ook overwogen dat indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de rechter het verzet gegrond te verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.
5. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, indien het beroep op de normale wijze zou zijn behandeld, opposant de bovengenoemde argumenten had kunnen aanvoeren. Deze argumenten doen naar het oordeel van de rechtbank bovendien twijfel rijzen aan de uitkomst van de zaak voor wat betreft het kennelijk ongegrond verklaren van het beroep. De rechtbank acht het verzet daarmee gegrond. Dit betekent dat de uitspraak van 22 april 2022 vervalt en dat de rechtbank het onderzoek hervat in de stand, waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
6. Gelet op artikel 8:55, het tiende lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep van geopposeerde behandelen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 20206 mag de rechtbank daarbij informatie betrekken die dateert van na de eerste uitspraak op het beroep.
7. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag door verweerder, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat opposant gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
8. De enige vraag die vervolgens nog voor ligt is of opposant (op grond van artikel 4:19 van de Awb) in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder bij de inwilliging van de asielaanvraag dat hij aan opposant geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden kan verweerder aan opposant geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren. Opposant stelt in beroep dat de Tijdelijke wet in zoverre onverbindend is wegens strijd met het Unierecht.
9. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de hier aan de orde gestelde regeling met het Unierecht geldt dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in voor asielaanvragen ongunstiger procedurevoorschriften dan die welke gelden voor soortgelijke situaties naar nationaal recht

4.ECLI:NL:RBDHA:2022:3776.

5 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2177.
6 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1964.
(gelijkwaardigheidsbeginsel). Daarnaast mag de uitoefening van het door het Unierecht verleende recht op internationale bescherming in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk worden gemaakt (doeltreffendheidsbeginsel).
10. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 20227 geoordeeld dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel, omdat de mogelijkheid bestaat om bij de rechter te klagen over de schending van de verplichting om binnen een vastgestelde termijn te beslissen en dat diens uitspraak kan worden afgedwongen middels een rechterlijke dwangsom. De Afdeling heeft verder geoordeeld dat soortgelijke nationaalrechtelijke procedures als asielprocedures zich niet voordoen en dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre dus niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. Het beroep van eiser op uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 24 maart 2022 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022, slaagt dan ook niet.
11. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan opposant met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
12. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
13. Voorts ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die opposant in verband met de behandeling van het verzet en het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. Ten aanzien van het verzet stelt de rechtbank de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 189,75 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
14. Opposant heeft vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. Ten aanzien van het beroep stelt de rechtbank de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
Beslissing in verzet
De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van opposant in verzet tot een bedrag van €
189,75 (honderdnegenentachtig euro vijfenzeventig).
Beslissing in beroep

7.ECLI:NL:RVS:2022:3352.

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van opposant in beroep tot een bedrag van €
379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro vijftig).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Documentcode: DSR23671635
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op verzet staat geen rechtsmiddel open.
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.