ECLI:NL:RBDHA:2022:4614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 545 en AWB - 22_544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing procescertificaat asbestverwijdering en formele waarschuwing; bevoegdheid Normec; beroep ongegrond en verzoek om voorlopige voorziening afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan over de schorsing van het procescertificaat voor asbestverwijdering van eiseres, [eiseres] B.V. De schorsing was opgelegd door verweerster, Normec Certification B.V., na constatering van meerdere afwijkingen tijdens asbestverwijderingswerkzaamheden. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de schorsing van het certificaat voor 30 dagen terecht was, omdat er tijdens de werkzaamheden ernstige afwijkingen waren geconstateerd die niet voldeden aan de eisen van het Certificatieschema. Eiseres betwistte de bevoegdheid van verweerster om handhavend op te treden, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de afwijkingen door de toezichthouder waren vastgesteld en dat verweerster op basis daarvan bevoegd was om het certificaat te schorsen. De rechtbank oordeelde dat de sanctie evenredig was aan de doelen van de asbestregelgeving en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/545 en SGR 22/544
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2022 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. Segers),
en

Normec Certification B.V., verweerster

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Procesverloop

Bij besluiten van 21 december 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerster het procescertificaat asbestverwijdering van eiseres voor een termijn van dertig dagen onvoorwaardelijk geschorst en aan eiseres een formele waarschuwing gegeven.
Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening richtte zich uitsluitend op de onvoorwaardelijke schorsing.
Bij uitspraak van 25 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter dat besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
Bij besluit van 5 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 24 maart 2022 via een videoverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , bijgestaan door mr. T. Segers en zijn kantoorgenoot mr. [B] . Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. de Jong en [C] .

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiseres is een bedrijf dat is gespecialiseerd in het verwijderen van asbest en beschikt over het daarvoor vereiste procescertificaat. Op 1 oktober 2020 heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) bij de abestsaneringswerkzaamheden die eiseres uitvoerde op een locatie in Vianen geconstateerd dat de verwijdering van het asbesthoudende dak van een opslagloods niet volgens de asbestinventarisatie [1] in risicoklasse 1 werd uitgevoerd. Op de locatie werd het asbesthoudend dakleer met een torenkraan met grijper/knijper kapot getrokken. Daarna liet de kraanmachinist kapotte delen van het asbesthoudende dak vanaf hoogte vallen in de bedrijfshal. In de bedrijfshal lag een groot deel van het vloeroppervlak bezaaid met zwaar beschadigd asbesthoudend dakleer. Ook buiten langs de gevel van het pand waar de torenkraan stond, lag het bezaaid met zwaar beschadigd asbesthoudend dakleer. De toezichthouder heeft daarop de werkzaamheden stilgelegd en hiervan melding gemaakt bij verweerster.
1.2.
Verweerster heeft naar aanleiding van de melding op 28 oktober 2020 een audit uitgevoerd op het kantoor van eiseres. Dit heeft geleid tot het uitschrijven van een aantal afwijkingen: drie categorie II afwijkingen met nummers: 8522611, 8523102, 8523108 en één categorie III afwijking met nummer 8522604.
1.3.
Verweerster heeft besloten het procescertificaat van eiseres onvoorwaardelijk te schorsen voor 30 dagen, omdat tijdens de beoordeling op een projectlocatie drie of meer categorie II afwijkingen zijn geconstateerd [2] . Deze categorie II afwijkingen bestonden uit:
(1) Er geen zorg voor dragen dat voor het begin van de werkzaamheden het werkgebied wordt afgebakend, door ten minste: het aanbrengen van waarschuwingsborden met de tekst asbestgevaar op plaatsen die toegang bieden aan het werkgebied en het aanbrengen van een afzetlint met een asbestgevaaraanduiding rondom het werkgebied om zeker te stellen dat onbevoegde personen het werkgebied niet kunnen betreden [3] (afwijkingsnummer 8522611);
(2) Het niet uitvoeren van de werkzaamheden overeenkomstig de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan [4] (afwijkingsnummer 8523102); en
(3) Het bij verwijdering van asbesthoudend materiaal niet zoveel mogelijk voorkomen van emissie van asbest door het asbesthoudende materiaal voorzichtig te behandelen en het nemen van bronmaatregelen [5] (afwijkingsnummer 8523108).
Daarnaast heeft verweerster eiseres een formele waarschuwing gegeven omdat bij de uit te voeren asbestverwijderingswerkzaamheden sprake was van ernstige risico’s die
niet aan asbest zijn gerelateerd en er een andere werkmethode dan de werkmethode die is opgenomen in het inventarisatierapport is gebruikt zonder de goedkeuring van een arbeidshygiënist [6] (afwijkingsnummer 8522604).
1.4.
Verweerster heeft het bezwaarschrift van eiseres om advies voorgelegd aan de Bezwaarschriftencommissie Ascert (de commissie). Bij het advies van 18 oktober 2021 heeft de commissie geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. Daartoe heeft de commissie overwogen dat eiseres er terecht op wijst dat voor de toepassing van artikel 70, vijfde lid, onder a, van het Certificatieschema sprake moet zijn van afwijkingen die door de certificerende instelling op een projectlocatie zijn vastgesteld. De commissie stelt dat hiervan geen sprake is. De afwijkingen zijn niet door (de auditor van) verweerster tijdens een beoordeling op een projectlocatie geconstateerd, maar achteraf tijdens een beoordeling op een vestigingslocatie. Omdat niet aan artikel 70, vijfde lid, onder a, van het Certificatieschema is voldaan, is verweerster volgens de commissie niet bevoegd het procescertificaat van eiseres onvoorwaardelijk voor 30 dagen te schorsen.
1.5.
Verweerster is het op dit punt niet met het advies van de commissie eens en heeft het bezwaar in afwijking van het advies van de commissie ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerster zich op het standpunt gesteld er bij een beoordeling van een boeterapport of stillegging [7] geen sprake is van een kantooraudit maar een verplaatste projectaudit omdat de afwijkingen niet zijn begaan in de administratie maar daadwerkelijk tijdens de asbestverwijderingswerkzaamheden. Verweerster heeft aan de hand van de bevindingen van de ODRU geconstateerd dat er op de projectlocatie drie of meer afwijkingen in categorie II hebben plaatsgevonden. Doordat verweerster meestal pas kennis kan nemen van de bevindingen van de ODRU als de werkzaamheden al zijn afgerond, is het dan niet meer mogelijk om de afwijkingen ter plaatse te constateren. Daardoor is escalatie van de drie afwijkingen naar een onvoorwaardelijke schorsing terecht volgens verweerster.
Wat vindt eiseres in beroep?
2.1.
Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat verweerster niet bevoegd is om te handhaven op grond van het Certificatieschema, omdat er sprake was werkzaamheden in risicoklasse 1. Zij wijst hierbij op het rapport van 19 oktober 2020 waaruit blijkt dat er geen sprake is geweest van asbestvezelemissie. Verweerster heeft dit rapport ten onrechte niet betrokken bij de besluitvorming.
2.2.
Verder stelt eiseres dat de vraag of ten aanzien van de betreffende werkzaamheden überhaupt sprake is asbestvezelemissie wel van belang is in het kader van een inhoudelijke toetsing aan de voorschriften van het Certificatieschema, het evenredigheidbeginsel en de hardheidsclausule van artikel 73 van het Certificatieschema.
2.3.
Ten aanzien van de afwijking van artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema (afwijkingsnummer 8523108) voert eiseres aan dat uit het blootstellingsonderzoek blijkt dat bij de werkmethode (gebruik Spieringkraan) geen sprake was van asbestvezelemissie. Voor zover verweerster eiseres verwijt dat zij het risico op verspreiding niet zoveel mogelijk heeft beperkt, stelt eiseres dat verweerster een onjuiste toetsingsmaatstaf hanteert. Artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema verplicht primair om ‘emissie van asbest zoveel mogelijk te voorkomen’. Er zijn geen asbestvezels aangetroffen in het werkgebied.
2.4.
Eiseres betwist het impliciete verwijt van verweerster dat zij tussentijds asbest zou hebben opgeruimd (wat mogelijk zou hebben geleid tot beïnvloeding van de onderzoeksresultaten). Zij wijst erop dat het aanvullend inventarisatierapport is afgerond vóór opheffing van de bouwstop. Verder wijst eiseres erop dat de voorzieningenrechter in haar uitspraak onder 7.5 heeft overwogen:

Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat afwijking van de in artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema neergelegde norm alleen mogelijk is indien al tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden aantoonbaar sprake is van onmogelijkheid of grotere veiligheidsrisico’s. Daarvan was tijdens de werkzaamheden op 1 oktober 2020 geen sprake waardoor verzoekster de werkzaamheden diende uit te voeren met toepassing van bronafzuiging of bevochtiging, aldus verweerster. Verweerder heeft echter niet aangegeven hoe hij tot deze conclusie is gekomen. Ter zitting is gebleken dat de auditor geen onderzoek ter plaatse heeft verricht en zich heeft gebaseerd op de documenten van de toezichthouder van de Omgevingsdienst. De toezichthouder heeft zich in die documenten hier niet over uitgesproken.”
Verweerster heeft in het bestreden besluit geen nadere onderbouwing gegeven voor wat betreft de ingenomen standpunten ten aanzien van de vermeende ondeugdelijkheid c.q. ontoelaatbaarheid van de door eiseres toegepaste werkmethode. Er bestaat dan ook onvoldoende feitelijke grondslag voor het uitschrijven van een afwijking. Eiseres handhaaft haar standpunt dat zij feitelijk heeft voldaan artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema ten aanzien van het treffen van bronmaatregelen. Ook moet meewegen dat de feitelijk gehanteerde werkwijze niet heeft geleid tot asbestvezelemissie. Los hiervan past het volgens eiseres hier niet om zo’n zware sanctie op te leggen.
2.5.
Eiseres voert verder aan dat het Certificatieschema geen grondslag biedt voor een onvoorwaardelijke schorsing, omdat de afwijkingen niet zijn geconstateerd op een projectlocatie maar in het kader van een audit op de vestigingslocatie van eiseres. Dat voor toepassing van artikel 70, vijfde lid, onder a, van het Certificatieschema sprake moet zijn van afwijkingen die door de certificerende instelling op de projectlocatie moeten worden vastgesteld, volgt volgens eiseres uit meerdere adviezen van de commissie. Eiseres verwijst naar het advies van de commissie en een twee recentelijk verschenen adviezen met kenmerk BCA 2101 en 2102 waarin een soortgelijke motivering is gegeven.
Ook wijst eiseres erop dat de sanctieregeling in het Certificatieschema (artikel 70) is afgestemd op een vooraf bepaald maximum aantal projectaudits (artikel 65, eerste lid). Indien escalatie op projectniveau zoals voorzien in artikel 70, vijfde lid, onder a, van het Certificatieschema mogelijk wordt bij elke stillegging door een omgevingsdienst, leidt dit mogelijk tot een onevenredige toepassing van de sanctieregeling omdat hiermee het toegestane maximumaantal projectaudits op grond van artikel 65 van het Certificatieschema kan worden overschreden. Het is daarom onwenselijk om af te wijken van de in artikel 70, vijfde lid, onder a, van het Certificatieschema opgenomen eis dat de afwijkingen door de certificerende instelling dienen te worden geconstateerd op de projectlocatie (lees: in het kader van een projectaudit).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is verweerster bevoegd handhavend op te treden?
3.1.
De voorzieningenrechter stelt op grond van het inventarisatierapport van 10 juli 2020 [8] en de foto van een passage uit het rapport van IDDS van 15 september 2020 [9] vast dat het saneren van het dakleer van de opslagloods was ingedeeld in risicoklasse 2 en dat de sanering in risicoklasse 1 kon worden uitgevoerd als de werkzaamheden werden uitgevoerd zoals omschreven in het rapport “Meetstrategie blootstellingsonderzoek in het kader van arbeidsomstandighedenbesluit art. 4.2 tijdens het verwijderen van asbesthoudend dakleer (bitumen dakbedekking)” [10] . Niet in geschil is dat niet de methode is gebruikt zoals in het rapport Meetstrategie is omschreven, omdat eiseres gebruik heeft gemaakt van een Spieringkraan. Verweerster heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van afschaling naar risicoklasse 1. Omdat gesaneerd werd in risicoklasse 2, was verweerster bevoegd handhavend op te treden. Dat achteraf uit onderzoek na monsterneming is gebleken dat er geen asbestvezelemissie heeft plaatsgevonden, betekent niet dat niet langer volgens de eisen van risicoklasse 2 hoefde te worden gewerkt. De bij de asbestinventarisatie bepaalde risicoklasse is immers leidend [11] .
3.2.
Ter zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat de inzet van de Spieringkraan noodzakelijk was voor de veiligheid van het personeel vanwege de verandering van het weer; het dak was instabiel en het ging waaien. Voor zover eiseres daarmee heeft beoogd te stellen dat sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Certificatieschema, overweegt de voorzieningenrechter dat deze bepaling geen uitkomst biedt. Deze bepaling ziet op de situatie waarin bij uit te voeren asbestwerkzaamheden sprake is van ernstige risico’s die niet aan asbest zijn gerelateerd. Dan mag onder omstandigheden een andere werkwijze worden gevolgd dan de werkwijze die in het inventarisatierapport is voorgeschreven. Niet is gebleken dat deze situatie zich bij de uitgevoerde werken heeft voorgedaan. Ook heeft eiseres geen goedkeuring gevraagd aan een gecertificeerde hogere veiligheidskundige of gecertificeerde arbeidshygiënist zoals het artikel voorschrijft. Bovendien is in het vierde lid van dit artikel bepaald dat als een van de in het inventarisatierapport voorgeschreven werkmethode afwijkende werkmethode wordt toegepast niet mag worden afgeweken van de risicoklasse-indeling uit het asbestinventarisatierapport [12] .
Zijn de afwijkingen terecht uitgeschreven?
3.3.
In beroep betwist eiseres alleen nog afwijkingsnummer 8523108 (artikel 43, vierde lid, aanhef en onder a en b, van het Certificatieschema) inhoudelijk. Zij stelt zich in zijn algemeenheid op het standpunt dat er geen sprake van afwijkingen kan zijn, omdat er geen sprake is geweest van asbestvezelemissie.
3.4.
De voorzieningenrechter is het niet eens met eiseres dat het voor de beantwoording van de vraag of de afwijkingen terecht zijn uitgeschreven relevant is dat er geen asbestvezelemissie heeft plaatsgevonden. Dat geen asbestvezelemissie heeft plaatsgevonden, neemt niet weg dat eiseres zich aan de bepalingen van het Certificatieschema moet houden. Het doel van de asbestregelgeving is het voorkomen dat bij asbestsanering nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens of voor het milieu of dat in dat kader risico’s ontstaan voor werknemers. Zoals verweerster ook in het verweerschrift heeft gesteld, is daaraan inherent dat een overtreding van de regels niet met zekerheid tot verspreiding van asbestvezels leidt en omgekeerd dat het niet verspreiden van vezels nog niet wil zeggen dat aan de regels is voldaan. Het achteraf door de vingers zien van afwijkingen, omdat er bij de sanering geen asbestvezels zijn vrijgekomen van het Certificatieschema zou het doel van de regelging ondermijnen. Met het betoog dat geen sprake is van afwijkingen omdat geen asbestvezelemissie heeft plaatsgevonden, miskend eiseres het doel van het Certificatieschema dat er dus op is gericht het risico op gezondheidsschade vanwege asbestvezelemissie te minimaliseren.
3.5.
Ten aanzien van de afwijking met nummer 8523108 overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
3.6.
Artikel 43, vierde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema schrijft voor dat bij verwijdering van asbesthoudend materiaal emissie van asbest zoveel mogelijk moet worden voorkomen door het asbesthoudend materiaal voorzichtig te behandelen. Eiseres heeft erkend dat de kapotte delen van het asbesthoudende dak niet met de grijper in de container zijn gelegd, zoals had gemoeten. Met het van hoogte laten vallen van asbesthoudend materiaal is sprake van onvoorzichtig handelen en is dus sprake van afwijking van artikel 43, vierde lid, aanhef onder a, van het Certificatieschema.
3.7.
Eiseres wordt ook verweten in afwijking van artikel 43, vierde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema geen bronmaatregelen te hebben genomen, omdat machinaal is gesloopt met een Spieringkraan zodat geen sprake is van demontage én bij breuk geen bronafzuiging of -bevochtiging werd toegepast. Niet in geschil is dat het asbesthoudende dakleer werd gesloopt met behulp van een Spieringkraan. Dat op 1 oktober 2020 sprake was van een noodsituatie waardoor moest worden afgeweken van de Meetstrategie vindt de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd. In het Afwijkingsformulier leest de voorzieningenrechter niet terug dat vanwege de veiligheid van de werknemers op het dak en de veranderde weersomstandigheden, sprake was van een situatie waarin snel moest worden ingegrepen, zoals ter zitting namens eiseres is gesteld. Eiseres heeft dit standpunt ook verder niet onderbouwd.
3.8.
Dat bij het uitvoeren van de saneringswerkzaamheden op het moment van de controle geen bronmaatregelen waren getroffen, heeft verweerster naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende vastgesteld. Verweerster is daarbij niet alleen afgegaan op de constatering van de toezichthouder van de Omgevingsdienst, maar heeft ook eigen onderzoek verricht. Op het Afwijkingsformulier staat onder het kopje “
Oorzaak analyse”: “Onder protest; onderstaand is geen erkenning van de afwijking is enkel om dwingend te voldoen aan art 5 van het Certificatieschema: Wij wisten niet dat als er een wettelijk gevalideerde werkmethode zonder bronbeperkende maatregel wordt toegepast, je alsnog een bronbeperkende maatregel zou moeten toepassen.” In het Afwijkingsformulier is ook opgenomen dat tijdens de audit namens eiseres is aangegeven dat voortaan een waterspuit wordt ingezet en het asbesthoudende materiaal pas uit de grijper gelaten wordt wanneer het materiaal op de grond ligt. De voorzieningenrechter ziet hierin een bevestiging van de constatering dat geen emissiebeperkende maatregelen zijn genomen. Dat voorafgaand aan de inzet van de Spieringkraan volgens eiseres wél werd gewerkt met bronbeperkende maatregelen, doet hier niet aan af.
3.9.
Verweerster heeft gelet op het voorgaande terecht een afwijking van artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema uitgeschreven.
Is voldaan aan artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema?
3.10.
De voorzieningenrechter volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerster artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema niet had mogen toepassen, omdat (de auditor van) verweerster de afwijkingen niet heeft geconstateerd tijdens de beoordeling op een projectlocatie, terwijl deze bepaling dat voorschrijft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, omdat de afwijkingen zijn geconstateerd door een toezichthoudende overheidsinstelling (de Omgevingsdienst) het onderzoek dat verweerster op het kantoor van eiseres heeft verricht gelijk kan worden gesteld aan een beoordeling op een projectlocatie. De Omgevingsdienst heeft tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op de projectlocatie gezien dat niet volgens de asbestinventarisatie gewerkt werd. Het werk is stilgelegd en daarvan heeft de Omgevingsdienst melding gemaakt als bedoeld in artikel 68, vierde lid, van het Certificatieschema. Verweerster heeft de melding, zoals is bepaald in dit artikellid, binnen vier weken onderzocht en vastgesteld dat tijdens de werkzaamheden drie categorie II afwijkingen zijn geconstateerd.
3.11.
Tijdens de zitting heeft verweerster onweersproken gesteld dat tijdens een kantooraudit wordt gecontroleerd of de certificaathouder zich aan de administratieve verplichtingen van het Certificatieschema heeft gehouden. Van zo een kantooraudit was geen sprake.
3.12.
Verweerster is naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit punt dan ook terecht afgeweken van het advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert. Dat de afwijkingen niet door (de auditor van) verweerster tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op een projectlocatie zijn geconstateerd, doet niet af aan de bevoegdheid van verweerster om na eigen onderzoek handhavend op te treden in een situatie als deze waarbij een toezichthoudende overheidsinstelling melding maakt van stillegging van werkzaamheden. Als de redenering van de commissie en eiseres moet worden gevolgd dan zou artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema alleen kunnen worden toegepast als (een auditor van) verweerster zelf op een projectlocatie afwijkingen ziet. Het zou betekenen dat verweerster een melding moet onderzoeken, maar niet handhavend mag optreden als uit onderzoek blijkt dat sprake is van drie of meer categorie II afwijkingen. Dat is niet in lijn met het doel van de asbestregelgeving.
3.13.
In wat eiseres ten aanzien van de toepassing van artikel 70, vijfde lid, van het Certificatieschema overigens heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen reden om anders te oordelen. Dat het aantal onaangekondigde beoordelingen op een projectlocatie gebonden is aan een maximum aantal zoals eiseres stelt, staat niet in de weg aan het opleggen van een sanctie in het onderhavige geval.
3.14.
Omdat verweerster tijdens de beoordeling op een projectlocatie drie of meer categorie
II afwijkingen heeft geconstateerd, was verweerster bevoegd en gehouden op grond van artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema het procescertificaat van eiseres onvoorwaardelijk te schorsen voor een periode van 30 dagen.
Had verweerster de hardheidsclausule moeten toepassen?
3.15.
Er bestaan geen gronden voor het oordeel dat verweerster in de door eiseres aangevoerde omstandigheden in redelijkheid aanleiding had moeten zien om de hardheidsclausule van artikel 73 toe te passen. Verweerster heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in dit artikel heeft aangevoerd.
3.16.
Gelet op het belang van de gezondheid van mensen en het belang van de overheid om te moeten kunnen vertrouwen op de certificaathouder, welke belangen met de sanctieregeling worden gediend, zijn de gevolgen van de sanctie evenredig aan de daaraan te dienen doelen.
Wat is de conclusie?
4.1.
Het beroep is ongegrond.
4.2.
Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening daarom af.
4.3.
Verweerster hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 mei 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het asbestinventarisatierapport van IDDS.
2.Zie artikel 70, vijfde lid, aanhef onder a, van het Certificatieschema.
3.Zie artikel 43, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Certificatieschema.
4.Zie Artikel 43, tweede lid, van het Certificatieschema.
5.Zie artikel 43, vierde lid, aanhef en onder a en b, onder ten eerste en ten tweede, van het Certificatieschema.
6.Zie artikel 37, eerste lid, van het Certificatieschema.
7.Artikel 68, vierde lid en verder van het Certificatieschema.
8.Zie bladzijde 33 van het rapport
9.Zie de foto op bladzijde 9 van het bestreden besluit.
10.Rapport van 9 september 2020 van SiAl Consultants & Managers B.V.
11.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3822, r.o. 9.1.
12.Vergelijk de uitspraak van rechtbank Limburg van 15 april 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3471, r.o. 5.1.5 en de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3822, r.o. 9.2.