ECLI:NL:RBDHA:2022:5098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot invordering van rechtsbijstandsvergoeding wegens strijd met zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand, waarin een bedrag van € 12.514,14 aan uitgekeerde rechtsbijstandsvergoeding van haar werd gevorderd. Dit bedrag was betaald aan haar voormalig rechtsbijstandverlener, mr. [A]. De Raad voor Rechtsbijstand had eerder een toevoeging voor juridisch advies aan eiseres verleend, maar deze was met terugwerkende kracht ingetrokken omdat eiseres op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak aanspraak kon maken op een bedrag dat de voor haar geldende normgrens overschreed.
Eiseres stelde dat er zwaarwegende omstandigheden waren die de invordering onredelijk maakten, gezien haar financiële situatie en de zorg voor haar twee minderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand onvoldoende rekening had gehouden met de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand en de draagkracht van eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit omdat het in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat verweerder opnieuw op het bezwaar moest beslissen, met inachtneming van alle relevante omstandigheden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518,-.