Uitspraak
2.De boeteoplegging (zaaknummer 21/5104)
.Uit het verweerschrift, waarin is verwezen naar bijlage 14 bij het boeterapport, blijkt dat [B] (een Nederlander) eindverantwoordelijk is als enig directeur/bestuurder van eiseres en de Nederlandse taal machtig is
.Verweerder heeft daaruit mogen afleiden dat een vertaling van de besluiten niet nodig was. [8] Dat het hier gaat om een Roemeens bedrijf dat in Roemenië is gevestigd waarbij de financiële en administratieve zaken in Roemenië worden geregeld, leidt daarom in dit geval niet tot de conclusie dat de besluiten hadden moeten worden vertaald. De stelling dat [B] in verband met de lockdown in het voorjaar van 2021 niet heeft kunnen reageren op de post is, zoals verweerder terecht heeft gesteld, met de moderne communicatiemiddelen, niet aannemelijk. Dit is ook af te leiden uit de toelichting van de gemachtigde op zitting, waaruit blijkt dat er wel contact is geweest tussen [B] en het bedrijf over het maken van bezwaar tegen de waarschuwing. Dat, zoals gemachtigde ter zitting heeft gesteld, [B] zijn activiteiten voor het bedrijf in 2021 had afgebouwd en dat zijn positie als gemachtigde inmiddels was overgenomen door zijn business partner [C] in Roemenië, was ten tijde van de besluiten niet bij verweerder bekend. Het had dan ook op weg van eiseres gelegen om verweerder over deze wijziging tijdig te informeren.