In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakster die ziek was geworden, en de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) als verweerder. Eiseres ontving een WIA-uitkering die per 8 mei 2018 door verweerder werd beëindigd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank benoemde een deskundige, psychiater J.P.A. van Eck, om de gezondheidssituatie van eiseres te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat eiseres op de datum in geding leed aan een depressieve stoornis en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van verweerder niet volledig recht deed aan haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit was gebaseerd op een onjuiste medische grondslag en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de FML moest worden aangepast. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en schadevergoeding aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de coronapandemie was beïnvloed.