ECLI:NL:RBDHA:2022:5573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
SGR 21/6180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met 78 woningen en garage in Den Haag

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een groep omwonenden en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 13 augustus 2021 is verleend voor de bouw van een gebouw met 78 woningen en een garage aan de Aaltje Noordewierstraat en Louis Davidsstraat in Den Haag. De omwonenden, vertegenwoordigd door eiseres, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich onvoldoende betrokken voelden bij de besluitvorming en vreesden voor gevolgen voor hun privacy, uitzicht en geluidsoverlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, ondanks dat niet alle eisers een zienswijze hebben ingediend. De rechtbank oordeelde dat de vergunning op zorgvuldige wijze was verleend en dat de bezwaren van de eisers niet opwegen tegen de belangen van de vergunninghoudster. De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning in overeenstemming was met de goede ruimtelijke ordening en dat de bezwaren van de eisers, waaronder de vrees voor geluidsoverlast en aantasting van privacy, niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres 1] , te [woonplaats] , eiseres,

[eiser 1], omwonende 1,
[eiser 2], omwonende 2,
Familie [eiser 3], omwonenden 3,
[eiser 4], omwonende 4,
[eiser 5], omwonende 5,
[eiser 6], omwonende 6,
[eiser 7], omwonende 7,
[eiser 8], omwonende 8,
[eiser 9], omwonende 9,
[eiseres 2], omwonende 10,
[eiser 10], omwonende 11,
[eiser 11], omwonende 12,
[eiser 12], omwonende 13,
[eiseres 3], omwonende 14,
[eiser 13], omwonende 15,
[eiser 14], omwonende 16,
[eiser 15], omwonende 17,
[eiser 16], omwonende 18,
[eiser 17], omwonenden 19,
[eiseres 4] ,omwonende 20,
[eiseres 1], omwonende 21,
Hierna gezamenlijk aan te duiden als eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: G. Tjon Man Tsoi).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Aaltje Noordewier Ontwikkeling B.V., te Amsterdam, vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. F. onrust).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021, gepubliceerd op 19 augustus 2021 [1] , (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een gebouw met 78 woningen en een garage ter plaatse van het te slopen kantoor- en kerkgebouw aan de Aaltje Noordewierstraat 199 en Louis Davidsstraat 2 te Den Haag.
Op 20 september 2021 heeft eiseres, mede namens de 21 omwonenden, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 12 januari 2022 heeft vergunninghoudster haar zienswijze naar voren gebracht.
Op 24 maart 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Onderhavige beroepszaak is samen met de beroepszaken met zaaknummers SGR 21/6172 en SGR 21/6209 ter zitting behandeld op 25 april 2022. Eiseres is verschenen. Daarnaast zijn namens eisers [A] en [B] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [C] . Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [D] .

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1.1
Op 14 maart 2019 heeft [bv] B.V. namens vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een gebouw met 78 huurwoningen en een garage ter plaatse van het te slopen kantoor- en kerkgebouw aan de Aaltje Noordewierstraat 199 en Louis Davidsstraat 2 te Den Haag (hierna ook: de Ontmoetingskerk). Het betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeenteplaats] , sectie [X] , nummer [kadastraal nummer] . [bv] B.V. is de eigenaresse van dit perceel. De aanvraag heeft betrekking op de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.2
Verweerder heeft de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo. Op 20 april 2021 heeft verweerder het ontwerpbesluit van
16 april 2021 in het Gemeenteblad gepubliceerd. [2] Dit ontwerpbesluit heeft vanaf 20 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eiseres heeft hiertegen tijdig een zienswijze ingediend.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft hierbij toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12., eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het bouwplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en aan de welstandscriteria. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar de beantwoording van de ingediende zienswijzen.
Procedurele punten
Ontvankelijkheid/belanghebbendheid
3.1
Ambtshalve ziet de rechtbank zich allereerst geplaatst voor de vraag of eisers zijn aan te merken als belanghebbende(n).
3.2
In artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat – voor zo ver hier van belang – dat een belanghebbende geen beroep kan instellen als hij eerder geen zienswijze heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak zal deze bepaling in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast niet worden tegengeworpen aan belanghebbenden. [3]
3.3
De rechtbank stelt vast dat negen omwonenden namens wie eiseres beroep heeft ingesteld geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit omgevingsvergunning hebben ingediend. Althans, deze personen staan niet in de lijst die bij de zienswijze van eiseres is gevoegd. Het betreft omwonenden 3, omwonende 4, omwonende 5, omwonende 9, omwonende 13, omwonende 17, omwonende 18, omwonende 19 en omwonende 20. Uit bovengenoemde rechtspraak volgt dat het antwoord op de vraag of deze negen omwonenden in hun beroep kunnen worden ontvangen, afhankelijk is van de vraag of zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
3.4
Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij het besluit hebben. Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, mits die gevolgen van enige betekenis zijn. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, zijn de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, van belang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen wegen mee..
3.5
Op basis van de gedingstukken stelt de rechtbank vast dat, op omwonende 20 en 21 na, alle eisers in de Pieter de Voisstraat of de Aaltje Noordewierstraat woonachtig zijn.
De Pieter de Voisstraat ligt direct achter de planlocatie en het gedeelte van de Aaltje Noordewierstraat waar de desbetreffende eisers wonen, ligt direct tegenover de planlocatie. De hier woonachtige eisers zijn alleen al gelet hierop aan te merken als belanghebbenden. Omwonenden 20 en 21 zijn woonachtig in de Stephanus Cousijnsstraat op circa 100 meter van de planlocatie en zullen hoogstwaarschijnlijk direct zicht op het toekomstige gebouw hebben. Vanwege de planologische uitstraling van het te realiseren gebouw, met name de hoogte, acht de rechtbank het aannemelijk dat ook omwonenden 20 en 21 gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de verleende vergunning. Ook zij zijn daarom aan te merken als belanghebbenden. Alle eisers zijn daarom ontvankelijk in hun beroep. De omstandigheid dat zij niet allen een zienswijze tegen het ontwerpbesluit omgevingsvergunning hebben ingediend, zal hen niet worden tegengeworpen.
De toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet
4. Op het bestreden besluit is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing, zoals ook is vermeld in de brieven van 14 oktober 2021 en 8 maart 2022. Het bouwplan voorziet immers in de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied en de omgevingsvergunning is met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo verleend (categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw). Dit heeft tot gevolg dat na afloop van de beroepstermijn de gronden voor het beroep niet meer aangevuld mogen worden, zoals de rechtbank per brief aan eiseres heeft bericht. Desondanks is in de uitnodigingsbrief van de rechtbank van 24 maart 2022 opgenomen dat tot tien dagen voor de zitting nieuwe stukken ingediend mogen worden. Eiseres heeft ter zitting in de vorm van pleitaantekeningen een aanvullend stuk ingediend. Vanwege de door de rechtbank veroorzaakte verwarring over de mogelijkheid om nadere stukken in te dienen, zal de rechtbank het ter zitting ingediende stuk in de beoordeling meenemen. De rechtbank ziet deze mogelijkheid omdat het stuk ter zitting door verweerder en vergunninghoudster is bekeken en becommentarieerd.
Omvang van het geding
5. De eisende partij van de beroepszaak met zaaknummer SGR 21/6172 heeft mede namens eisers op 10 november 2021 een informatieve brief van verweerder van
8 oktober 2021 bij de rechtbank ingediend. In deze brief worden omwonenden geïnformeerd over de omstandigheid dat het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 met ingang van
14 oktober 2021 ter inzage wordt gelegd. Verder wordt toegelicht dat het bouwplan waar deze procedure over gaat (nog) niet in het bestemmingsplan is opgenomen, omdat hier een afzonderlijke procedure over gevoerd gaat worden. Gesteld wordt dat het bouwplan opgenomen had moeten worden in het nieuwe bestemmingsplan. Zoals de rechtbank ter zitting reeds heeft toegelicht kan de rechtbank alleen de rechtmatigheid van het bestreden besluit toetsen. Het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 kan daarom geen onderdeel van deze procedure uitmaken. Toetsing van het ontwerpbestemmingsplan Waldeck 2021 kan daarom geen onderdeel van deze procedure uitmaken. Ook de beoordeling van de sloop van de kerk valt buiten de omvang van dit geding, omdat de beslissing tot sloop geen deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning.
De voorbereiding van het bestreden besluit/participatie
6.1.
Samengevat weergegeven voeren eisers aan dat zij als omwonenden onvoldoende betrokken zijn bij de voorbereiding van het bestreden besluit. Er heeft ten onrechte geen participatietraject plaatsgevonden., terwijl dit in dit geval wel op zijn plaats was geweest.
Verweerder heeft klakkeloos de verwachtingen en aannames van vergunninghoudster overgenomen en is akkoord gegaan met het bouwplan zonder dat omwonenden hier iets over te zeggen hadden. Verder zijn eisers onvoldoende en onjuist geïnformeerd door verweerder en/of vergunninghoudster, onder andere over de gevolgen van het project voor de Pieter de Voisstraat. Ook zijn de zienswijzen in de reactie hierop kort door de bocht en opportunistisch samengevat en zijn vaak onterecht punten uit verschillende zienswijzen samengevoegd. Tot slot lijkt verweerder bij de beantwoording van de zienswijzen sterk te leunen op de input van vergunninghoudster en worden de ingebrachte visies onvoldoende weerlegd. Volgens eisers is het bestreden besluit dan ook onzorgvuldig voorbereid.
6.2
De rechtbank begrijpt dat eisers zich als omwonenden betrokken voelen bij de planologische ontwikkelingen in hun directe omgeving en dat zij meer inspraak hadden willen hebben. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid te volgen. Zoals reeds in 1.2 is aangegeven, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze procedure volledig en op de juiste wijze doorlopen. Verder heeft verweerder alle ingediende zienswijzen betrokken in de besluitvorming en beantwoord in het bestreden besluit. Dit is ter zitting door verweerder bevestigd. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de zienswijzen samengevat weergegeven worden. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. [5]
6.3
Ten aanzien van de aangevoerde gronden met betrekking tot de participatie merkt de rechtbank allereerst op dat het feit dat de participatie niet in de door eisers gewenste vorm heeft plaatsgevonden niet betekent dat er helemaal geen participatie heeft plaatsgevonden.
Uit het dossier blijkt dat er meerdere informatiebijeenkomsten en gesprekken tussen vergunninghoudster en omwonenden, al dan niet in de hoedanigheid van actiecomité, hebben plaatsgevonden. Dit wordt door eisers ook niet bestreden. Verder is door vergunninghoudster ter zitting toegelicht dat het oorspronkelijke plan, een woontoren, niet als aanvraag ingediend is, omdat dit plan negatief ontvangen werd door omwonenden tijdens de presentatie. Aan de hand van de door omwonenden geuite bezwaren is vergunninghoudster begonnen met een nieuw ontwerp. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het hier voorliggende bouwplan. Verder blijkt uit het dossier dat op 3 februari 2021 nog een bijeenkomst met de ‘Commissie Ruimte’ heeft plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst heeft het actiecomité haar bezwaren met betrekking tot het bouwplan (opnieuw) kunnen uiten. Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van eisers dat geen participatietraject heeft plaatsgevonden en dat omwonenden niet bij de besluitvorming betrokken zijn niet.
6.4
Dat er geen maatschappelijk draagvlak is voor het plan, zoals eisers ter zitting nogmaals benadrukt hebben, maakt naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat het bestreden besluit onzorgvuldig geacht moet worden. Het is vaste rechtspraak dat de enkele omstandigheid dat draagvlak voor de ontwikkeling ontbreekt of dat van draagvlak onvoldoende gebleken is, geen dragend argument kan zijn voor het weigeren van planologische medewerking. Het plan waarvoor vergunning is gevraagd, moet beoordeeld worden op grond van ruimtelijke motieven. [6] Het vorenstaande neemt niet weg dat, bijvoorbeeld op grond van gemeentelijk beleid, van een initiatiefnemer kan worden verlangd dat hij (specifieke) inspanningen verricht die zijn gericht op het informeren van omwonenden en het verwerven of vergroten van maatschappelijk draagvlak voor de gewenste ontwikkeling. Het niet behoorlijk nakomen van een dergelijke verplichting kan voor het bestuursorgaan reden zijn de gewenste medewerking niet te verlenen. [7]
6.5
De rechtbank overweegt dat eisers in dit verband hebben verwezen naar de ‘Visie op religieus erfgoed’ (kerkenvisie). Los van de vraag wanneer de kerkenvisie is vastgesteld en of die door verweerder betrokken is bij de besluitvorming, is de rechtbank van oordeel dat dit beleid voor deze procedure niet relevant is. Dit beleid heeft namelijk betrekking op (het onderzoeken van) de herontwikkeling van kerkgebouwen, bijvoorbeeld in de vorm van sloop of herbestemming. In tegenstelling tot wat eisers aanvoeren maken het slopen dan wel herbestemmen van de Ontmoetingskerk geen onderdeel uit van deze procedure. Deze procedure heeft namelijk enkel betrekking op de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met 78 woningen en een garage ter plaatse van de te slopen Ontmoetingskerk.
6.6
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit op zorgvuldige wijze is voorbereid.
7. De rechtbank komt nu toe aan de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden.
Wettelijk kader
8. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan,
(…).
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd in geval van – kort gezegd – (a) strijd met het Bouwbesluit, (b) strijd met de Bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan of (d) strijd met de redelijke eisen van welstand.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, een omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd in met het bestemmingsplan:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Het bestemmingsplan
9.1
Ter plaatse van het bouwplan geldt het bestemmingsplan ‘Waldeck’. Het perceel heeft hierin de enkelbestemming ‘Maatschappelijke doeleinden 1’. Qua maatvoering geldt een maximale bouwhoogte van 12 respectievelijk 2 meter.
9.2
Op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de planregels mag het bouwen niet plaatsvinden buiten de op de plankaart aangegeven bebouwings- en/of bestemmingsvlakken, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de planregels zijn de op de plankaart voor ‘Maatschappelijke doeleinden 1’ aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder een verpleeg- en/of verzorgingshuis met bijbehorende woningen. Verder zijn ten behoeve van de bestemming gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen-, speel- en parkeervoorzieningen en andere bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan.
In het tweede lid, onder b, van artikel 6.1 van de planregels is bepaald dat de hoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
9.3
De rechtbank stelt vast dat het bouwplan in strijd is met de artikelen 3, eerste lid, onder a, en artikel 6, eerste lid en tweede lid, onder b, van de planregels. Het geplande gebouw met 78 woningen en een parkeergarage is namelijk niet aan te merken als een maatschappelijke voorziening. Verder wordt de maximale bouwhoogte overschreden en wordt er buiten het bouwvlak gebouwd.
9.4
De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3ᵒ, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, behoort tot de bevoegdheid van verweerder. Verweerder heeft daarbij beleidsruimte. De rechtbank moet die beslissing terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechtbank zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid van het bestemmingsplan heeft kunnen afwijken en de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. [8]
De ruimtelijke onderbouwing
De welstandseisen
10.1
Eisers voeren aan dat het te realiseren appartementencomplex stedenbouwkundig gezien niet passend is, vanwege de kolossale omvang. Het toekomstige gebouw sluit niet aan op de omliggende bebouwing, stellen zij. Daarnaast wordt het gebouw hoger dan is gecommuniceerd.
10.2
De rechtbank vat de beroepsgronden van eisers zo op dat zij betogen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De conclusie van verweerder dat geen sprake is van strijd met de welstandseisen is volgens eisers niet gebaseerd op een deugdelijke motivering.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat het advies van de welstandscommissie voldoende inzichtelijk is. Uit het bestreden besluit volgt dat de welstandscommissie het bouwplan getoetst heeft aan de Welstandsnota. [9] Na eerst twee keer negatief geadviseerd te hebben, heeft de welstandscommissie op 18 december 2019 het hier voorliggende bouwplan geaccordeerd. De welstandscommissie vindt het aangepaste ontwerp, waarbij gebruik wordt gemaakt van een grijze, gemêleerde steen in combinatie met licht voegwerk, voldoende aansluiten op de omliggende bebouwing. Dit laatste, positieve advies van de welstandscommissie heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
10.4
Hoewel verweerder niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij verweerder zelf blijft liggen, mag verweerder op dat advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies hoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [10]
10.5
In alleen het betoog van eisers dat zij een andere mening zijn toegedaan dan de welstandscommissie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet van dat advies heeft mogen uitgaan en dat verweerder dit advies dus niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Het advies van de welstandscommissie maakt concreet dat de redelijke eisen van welstand zich niet tegen verlening van een omgevingsvergunning verzetten. Eisers hebben geen contra-expertise aan hun standpunten ten grondslag gelegd. Evenmin hebben zij concrete, toetsbare aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de zorgvuldigheid, begrijpelijkheid of conclusies van het welstandsadvies.
10.6
Dat in de in het bestreden besluit opgenomen reactie op de zienswijzen staat dat het gebouw overal één bouwlaag hoger zal zijn dan de omliggende bebouwing, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een vergissing. Verweerder heeft dit ter zitting bevestigd. De rechtbank acht deze handelswijze slordig, echter deze op zichzelf staande slordigheid van verweerder doet niet af aan de waarde die aan het welstandsadvies gehecht mag worden. Hierbij is van doorslaggevend belang dat het advies van de welstandscommissie en daarmee ook de verlening van de omgevingsvergunning gebaseerd is op de verstrekte bouwtekeningen. Op deze tekeningen is wel het juiste aantal bouwlagen weergegeven. De welstandscommissie en verweerder beschikten dus wel over de juiste informatie. Het betoog van eisers slaagt daarom niet.
Privacy en uitzicht
11.1.
Volgens eisers heeft het bouwplan een onevenredige aantasting van hun privacy en een belemmering van hun uitzicht tot gevolg. Het toekomstige appartementencomplex komt namelijk op slechts vier meter afstand van hun achtertuinen, waardoor eisers geen uitzicht meer zullen hebben. Daarnaast zullen de toekomstige flatbewoners direct zicht hebben op de tuinen dan wel achtergevels van eisers. Dit is in strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aldus eisers.
11.2
Verweerder erkent dat niet uitgesloten is dat de toekomstige bewoners van de flat vanuit hun woningen in meerdere of mindere mate inkijk zullen hebben in de tuinen en/of woningen van (sommige) eisers. In de beantwoording van de zienwijzen geeft verweerder ook aan dat het mogelijk is dat het bouwplan enige vermindering van de privacy met zich brengt.
11.3
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet hoeft te worden gevreesd voor een zodanige aantasting van de privacy/woon- en leefomgeving dat verweerder de vergunning niet had mogen verlenen. Hierbij is van belang dat geen sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. Ter zitting is tussen partijen besproken dat het toekomstige appartementencomplex op zes meter afstand van de percelen van omwonenden gerealiseerd zal gaan worden. Dit betekent dat artikel 5:50, eerste lid, van het BW niet van toepassing is.
11.4
Verder acht de rechtbank van belang dat er naar vaste rechtspraak geen recht bestaat op blijvend vrij uitzicht. [11] Enig verlies van privacy en ruimtegevoel door het bouwplan is nu eenmaal niet volledig uit te sluiten, omdat de woningen van eisers gelegen zijn in een stedelijke omgeving. [12] Onder de huidige omstandigheden acht de rechtbank het redelijk dat verweerder de invloed van het bouwplan op de privacy en het uitzicht van eisers minder zwaar heeft laten wegen dan het belang van vergunninghoudster bij verlening van de gevraagde omgevingsvergunning. Het betoog van eisers slaagt dan ook niet.
Geluid
12.1
Eisers vrezen voor geluidsoverlast afkomstig van de balkons en de fietsenstalling. Zij verwachten dat de geluidshinder van de te bouwen woningen aanzienlijk erger zal zijn dan van woningen in het algemeen bij normaal gebruik. Eisers stellen dat verweerder concreet onderzoek had moeten laten uitvoeren naar de geluidseffecten van het gebruik van de buitenruimten van het flatgebouw op de naastgelegen woningen.
12.2
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit op dit punt gebaseerd is op een akoestisch onderzoek van Cauberg Huygen van 2 oktober 2019. Hieruit blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de Aaltje Noordewierstraat en de Louis Davidsstraat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maar de maximale ontheffingswaarde niet. Geadviseerd wordt derhalve om voor deze straten een hogere waarden aan te vragen. Voor de overige straten geldt dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Tot slot wordt geconcludeerd dat alle woningen over ten minste één geluidluwe gevel beschikken. In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan dit akoestisch onderzoek dan wel de naar aanleiding van dit onderzoek getrokken conclusies. Eisers hebben hun vrees dat sprake zal zijn van ernstige geluidsoverlast op geen enkele wijze onderbouwd. De enkele stelling dat sprake zal zijn van geluidsoverlast is onvoldoende om het rapport van een onafhankelijke deskundige te ontkrachten. Het had op de weg van eisers gelegen om hun standpunt aan de hand van feiten of een contra-expertise te onderbouwen.
12.3
Verder overweegt de rechtbank dat de Wet geluidhinder geen verplichting kent om de geluidsproductie door het gebruik van een gebouw en de effecten daarvan op de naastgelegen woningen te onderzoeken. In het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit) is een dergelijke verplichting ook niet opgenomen. Het Bouwbesluit ziet alleen op (geluids)overlast die wordt veroorzaakt door bouwwerkzaamheden. Eventuele geluidsoverlast veroorzaakt door het gebruik van deze woningen, betreft een handhavingskwestie. Dit betekent dat het betoog van eisers faalt.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning kunnen verlenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Huizenga, rechter, in aanwezigheid van
mr.R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.
De rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarom u het er niet eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2021, 281699.
2.Gemeenteblad 2021, 122301.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1161, 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:751 en 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NLRVS:2022:1159 en 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:967.
5.Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3095.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2007.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4209.
8.Zie voorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:866.
9.Welstandsnota Den Haag 2017.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 2 maart 20222, ECLI:NL:RVS:2022:645, en 12 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:68.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:708, en 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3095.
12.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:708.