ECLI:NL:RBDHA:2022:6541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep na overlijden van eiseres en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, als erfgenaam van wijlen [A], heeft beroep ingesteld tegen de weigering van Zorgkantoor DSW om een persoonsgebonden budget (pgb) te verlenen. Het primaire besluit van 14 mei 2019 werd door de rechtbank eerder niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet is de zaak heropend. Tijdens de procedure is [A] overleden, en eiseres heeft de procedure voortgezet. De rechtbank heeft onderzocht of eiseres procesbelang heeft, gezien de beneficiaire aanvaarding van de erfenis. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is, omdat eiseres niet aansprakelijk is voor de schulden van de nalatenschap en er geen bewijs is dat een gunstige uitkomst van de procedure de baten van de nalatenschap zou verhogen. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft eiseres verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen aanspraak kan maken op deze schadevergoeding, omdat niet is aangetoond dat wijlen [A] ooit de wens heeft geuit om schadevergoeding te vragen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en legt geen proceskostenveroordeling op.