ECLI:NL:RBDHA:2022:6716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Angolese vrouw afgewezen, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Angolese vrouw, eiseres, en haar minderjarige kind. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiseres voerde aan dat zij in Angola werd bedreigd door haar oom en achtervolgd door mensen die op zoek waren naar haar voormalige partner. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 16 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres bescherming kon inroepen van de autoriteiten in Angola, vooral gezien de geloofwaardigheid van haar verklaringen over de bedreigingen en het geweld dat zij had ervaren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de autoriteiten in Angola in het algemeen bescherming bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14161

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]

en haar minderjarige kind:
[minderjarige], V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 8 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Zeedijk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1979 heeft de Angolese nationaliteit. Eiseres
heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in het verleden is verkracht en bedreigd door haar oom en dat zij heeft geprobeerd hiervan aangifte te doen, maar dat haar vader dit heeft tegengehouden. Daarnaast is zij bedreigd en mishandeld door mensen die op zoek waren naar haar voormalige partner. Eiseres vreest bij terugkeer naar Angola voor haar oom en de achtervolgers van haar voormalige partner, die posities bij de overheid bekleden.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Verkrachting en dreiging door haar oom;
3. Problemen vanwege werkzaamheden van haar voormalige partner.
2.1.
Verweerder vindt alle elementen geloofwaardig. Volgens verweerder zijn de elementen echter niet te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt zij bij terugkeer naar haar land van herkomst een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van EVRM. [1] Volgens verweerder kan eiseres met betrekking tot haar problemen de bescherming van de autoriteiten inroepen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres voert aan dat het besluit
onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres betoogt dat zij bij terugkeer in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM terecht zal komen. Zij zal geen bescherming van de autoriteiten krijgen. De politie heeft haar oom vrijgelaten nog voor de rechter zich over de zaak heeft kunnen uitlaten. Van eiseres kan niet verwacht worden dat zij actie had moeten ondernemen om haar oom alsnog berecht te krijgen. Ook kan eiseres niet rekenen op bescherming van de Angolese autoriteiten tegen de achtervolgers van haar voormalige partner. Eiseres betoogt dat de achtervolgers tot de autoriteiten/militaire dienst behoorden en dat verweerder dit geloofwaardig heeft geacht. Verder betoogt eiseres dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de situatie in het land van herkomst en of de autoriteiten daadwerkelijk bescherming bieden aan slachtoffer van huiselijk geweld. Uit het ambtsbericht van Angola van 2008 blijkt dat de autoriteiten weinig bescherming bieden aan vrouwen. Dat er een wet is aangenomen die huiselijk geweld strafbaar stelt ontdoet verweerder niet van de plicht om te onderzoeken of er in de praktijk bescherming wordt geboden aan slachtoffers van huiselijk geweld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar de zienswijze
4. Voor zover eiseres verzoekt om haar zienswijze in haar gronden van beroep als
herhaald en ingelast te beschouwen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het
bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiseres in haar zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiseres in beroep niet heeft aangegeven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Het enkel verwijzen naar de zienswijze kan immers niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
Verkrachting en bedreigingen door haar oom
5. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien hij dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. [2]
5.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres de bescherming van de autoriteiten kan inroepen vanwege de bedreigingen door haar oom. Verweerder heeft geen onderzoek gedaan naar de vraag of de autoriteiten in Angola in het algemeen bescherming kunnen bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld. Verweerder heeft in dit verband alleen gewezen op een wet van juli 2011 waarin huiselijk- en seksueel geweld strafbaar is gesteld. Verweerder heeft niet onderzocht of deze wet ook daadwerkelijk wordt gehandhaafd en of er in de praktijk door deze wet positieve ontwikkelingen zijn geweest op het gebied van bescherming van vrouwen in dergelijke situaties. Dit klemt te meer aangezien eiseres er terecht op wijst dat uit het meest recente algemeen ambtsbericht over Angola (van juni 2008) staat dat vrouwen voor bescherming tegen huiselijk en seksueel geweld over het algemeen terugvallen op mannen in hun omgeving, zoals mannelijke familieleden (vader, broers en neven) of echtgenoten, aangezien de politie in de praktijk weinig bescherming biedt.
5.2.
Dat volgens verweerder uit de verklaringen van eiseres volgt dat geen sprake was van onwil om haar te helpen van de kant van de politie, leidt niet tot een ander oordeel. Het is immers eerst aan verweerder om te motiveren dat door de autoriteiten in het algemeen bescherming wordt geboden, voordat kan worden toegekomen aan de vraag of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij tevergeefs bescherming bij de autoriteiten heeft gevraagd.
Problemen vanwege werkzaamheden destijds huidige partner
6. De rechtbank overweegt dat verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres de bescherming van de autoriteiten kan inroepen vanwege de problemen met de achtervolgers van haar voormalige partner. De rechtbank overweegt dat ook hiervoor geldt dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de autoriteiten in Angola in het algemeen bescherming kunnen bieden. De rechtbank overweegt verder dat verweerder het hele asielrelaas van eiseres over de problemen vanwege de werkzaamheden van haar
voormalige partner geloofwaardig heeft geacht. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook de verklaringen van eiseres over de functie van haar achtervolgers binnen de overheid geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft immers op dit punt bij zijn geloofwaardigheidsoordeel geen voorbehoud gemaakt. De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres desondanks de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat niet alle achtervolgers een functie hadden binnen de overheid of dat zij handelden uit naam van de overheid, laat onverlet dat een deel van hen werkzaam was binnen de overheid en dat dit van invloed kan zijn op de vraag of het voor eiseres gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is om bescherming in te roepen van de autoriteiten.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet zij aanleiding verweerder te
veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:957.