In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Angolese vrouw, eiseres, en haar minderjarige kind. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiseres voerde aan dat zij in Angola werd bedreigd door haar oom en achtervolgd door mensen die op zoek waren naar haar voormalige partner. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 16 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres bescherming kon inroepen van de autoriteiten in Angola, vooral gezien de geloofwaardigheid van haar verklaringen over de bedreigingen en het geweld dat zij had ervaren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de autoriteiten in Angola in het algemeen bescherming bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 1.518,-.