ECLI:NL:RBDHA:2022:6769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
09/767192-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 10 jaar en 8 maanden gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende druggerelateerde misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en 8 maanden, de maximale straf voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte was betrokken bij een organisatie die zich bezighield met de import en verkoop van harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne. Tijdens het onderzoek zijn grote hoeveelheden drugs en contant geld aangetroffen in woningen en voertuigen van de verdachte en medeverdachten. De rechtbank heeft uitvoerig stilgestaan bij de rechtmatigheid van de verkregen bewijsstukken, waaronder gegevens van de versleutelde communicatieplatforms EncroChat en SkyECC. De verdediging voerde aan dat deze gegevens onrechtmatig waren verkregen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van aanzienlijke geldbedragen, die vermoedelijk afkomstig waren uit de drugshandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een leidende rol vervulde binnen de criminele organisatie en dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767192-20
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 juni 2021, 14 juni 2021, 2 september 2021 (alle pro forma), 18 november 2021, 6 december 2021, 31 maart 2022 (alle regie) en 13, 14, 17, 20, 21, 23 en 27 juni 2022 (inhoudelijke behandeling) en 28 juni 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. B. de Jonge en mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.A.M. Engels naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(Criminele organisatie)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]
en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
2.
(Verkoop)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(Voorbereidingshandelingen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met de gebruiker van het account [gebruikersnaam 13] ) inlichtingen uitgewisseld over de prijs en/of beschikbaarheid en/of samenstelling van cocaïne en/of heroïne, en/of
- ( met de gebruiker van het account [gebruikersnaam 42] ) inlichtingen uitgewisseld over voertuigen bestemd voor het vervoer en/of bewaren van heroïne en/of cocaïne,
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten
- een of meerdere PGP telefoon(s), en/of
- een of meerdere voertuigen met verborgen ruimte(s);
3.
(Voorbereidingshandelingen smokkel)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( aan de gebruiker van het account [gebruikersnaam 14] ) informatie opgevraagd over prijzen van cocaïne en/of heroïne, en/of
- ( met [gebruikersnaam 7] ) inlichtingen uitgewisseld over het vervoer van cocaïne en/of heroïne naar het buitenland (te weten het Verenigd Koninkrijk);
4.
(Beslag uit voertuig)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-110 kilo cocaïne, en/of
-64,5 kilo heroïne,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5.
(Witwassen ivm chats volgens AMB.009)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 april 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
6.414.245 euro, althans 1.100.000 euro, althans meerdere grote geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
(Witwassen ivm aangetroffen contanten)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
meerdere geldbedragen, te weten onder andere:
- 135.000 euro (aangetroffen in de woning), en/of
- 481.650 euro (aangetroffen in BMW),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag, te weten 135.000 euro en/of 481.650 euro, voorhanden heeft gehad onmiddellijk afkomstig uit enig eigen misdrijf.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde feiten partieel nietig verklaard dient te worden. De dagvaarding voldoet niet aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) omdat onduidelijk is welke specifieke gedragingen hem worden verweten en waartegen hij zich dientengevolge dient te verdedigen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in soortgelijke zaken gebruikelijk is een periode van handel te verwijten, zonder dat concrete overdrachten in een tenlastelegging geconcretiseerd worden. De tenlastelegging dient in samenhang met het dossier gelezen te worden. Het verwijt in onderhavige zaak is duidelijk en de dagvaarding dient geldig verklaard te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn, dat – in combinatie met het onderliggende dossier – voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
Onder feit 2 op de tenlastelegging wordt de verdachte primair verweten dat hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 9 maart 2021 in Den Haag en/of elders in Nederland meermalen opzettelijk cocaïne en/of heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. In de tekst van de tenlastelegging wordt weliswaar niet gespecificeerd om welk gewicht, gedraging of datum het telkens gaat, maar dat betekent nog niet dat het verwijt onvoldoende concreet is. Het procesdossier bevat processen-verbaal van identificatie waarin enkele accounts van versleutelde berichtenservices aan de verdachte worden toegeschreven en processen-verbaal waarin een selectie van de chatberichten van deze accounts wordt weergegeven, inclusief de datum waarop deze berichten zijn verstuurd. Deze processen-verbaal maakten al bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris deel uit van het dossier, zodat het voor de verdachte van meet af aan duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich had te verweren. Hetzelfde geldt voor de feiten 1 en 5, die eveneens (deels) zijn gebaseerd op berichten in het dossier die aan de verdachte worden toegeschreven. Daarmee voldoet de dagvaarding aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 Sv. De dagvaarding is dus geldig.

4.Rechtmatigheid EncroChat-/SkyECC-gegevens

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft, gezamenlijk met de raadslieden van de overige verdachten in het [onderzoek 2 ] , verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens. Dit verweer is gevoerd ter zitting en vervat in de pleitnotities van 13 en 20 juni 2022 en in de brief van mr. De Leon van 18 oktober 2021, die als bijlage bij de laatste pleitnotitie is gevoegd.
Volgens de verdediging is – kort samengevat – het verkrijgen en gebruik van EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het EVRM, het Handvest, het Unierecht en/of het nationale recht en daarmee onrechtmatig. Deze onrechtmatigheid dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel bewijsuitsluiting van de verkregen gegevens, dan wel strafvermindering. Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verwerving van de gegevens rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat de berichten voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Er is dus geen sprake van een vormverzuim waarop enige consequentie dient te volgen zodat de verweren verworpen dienen te worden, aldus de officier van justitie. Daarbij heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar overwegingen uit recente uitspraken van deze rechtbank (Rechtbank Den Haag 12 mei 2022 (onderzoek
Echinops), ECLI:NL:RBDHA:2022:4504 en 13 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4585). Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdenking tegen de verdachte en de andere verdachten in het [onderzoek 2 ] is in belangrijke mate gebaseerd op het vermoeden dat zij gebruik hebben gemaakt van de diensten aangeboden door de bedrijven EncroChat en/of SkyECC, die hen in staat stelden versleutelde berichten te versturen en te ontvangen.
Het is niet zo dat elk van de verdachten in het [onderzoek 2 ] wordt verdacht gebruik te hebben gemaakt van beide diensten: van sommige verdachten is enkel het gebruik van de diensten van SkyECC vermoed, niet die van EncroChat. Omdat alle verdachten echter ook deelneming aan een criminele organisatie is verweten (feit 1) en de verdenking is dat meerdere deelnemers aan die organisatie niet alleen gebruik maakten van de diensten van SkyECC, maar ook van die van EncroChat, zal de rechtbank bij de bespreking van het verweer zich uitlaten over de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de gegevens van zowel EncroChat als SkyECC, ook in die gevallen waarin de verdachte zelf vermoed wordt zich alleen van SkyECC te bedienen.
De verdenking tegen de verdachte ziet op het gebruik van EncroChat en SkyECC.
Ter beoordeling van het verweer is het nuttig eerst het verloop van het onderzoek naar de bedrijven EncroChat en SkyECC te schetsen. Daarna zal de rechtbank inhoudelijk ingaan op de gevoerde verweren.
Feitelijke gang van zaken onderzoek EncroChat
Vanaf 2017 vond er in onder meer Frankrijk en Nederland vrijwel gelijktijdig onderzoek plaats naar EncroChat. De verdenkingen waren dat EncroChat en de daaraan gelieerde personen zich schuldig maakten aan witwassen, deelname aan een criminele organisatie en aan medeplichtigheid aan strafbare feiten die door de gebruikers van de diensten van EncroChat werden gepleegd.
In het Franse onderzoek heeft een Franse rechter, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, op 30 januari 2020 toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van EncroChat in Roubaix, Frankrijk. Dit middel is op 1 april 2020 ingezet. Door de inzet ervan kon in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 juni 2020 (live) informatie van de EncroChat-telefoons worden verzameld.
Op 10 februari 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[onderzoek 6]gestart, een vervolg op een eerder onderzoek genaamd
[onderzoek 7], gericht op het bedrijf EncroChat, de daaraan gelieerde personen en de onbekende gebruikers ervan.
Voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel in Frankrijk heeft het Nederlandse Openbaar Ministerie op 13 maart 2020 bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126uba en 126t Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 27 maart 2020.
Op 10 april 2020, voortbouwend op overleg tussen verschillende landen om de gerezen verdenkingen verder gezamenlijk te onderzoeken, is een Joint Investigation Team (JIT) overeenkomst getekend. De Franse autoriteiten hebben – zoals reeds daarvoor was afgesproken – de door hen verzamelde gegevens, op basis van Franse strafvorderlijke bepalingen, gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland, ten behoeve van het onderzoek
[onderzoek 6]. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook met Frankrijk gedeeld.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[onderzoek 6]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de EncroChat-gegevens te verstrekken aan onderhavig [onderzoek 2 ] .
Feitelijke gang van zaken onderzoek SkyECC
Vanaf 2018 vond in Frankrijk, België en Nederland onderzoek plaats naar SkyECC. Informatie verkregen door de Franse autoriteiten via een zogenaamde IP-tap is in juli 2019 op basis van het Cybercrime-verdrag met de Nederlandse autoriteiten gedeeld.
Na gezamenlijk overleg is op 13 december 2019 een JIT opgericht om de verdenkingen tegen SkyECC nader te onderzoeken. De verdenkingen waren vergelijkbaar met die jegens EncroChat.
Op 11 december 2020 is het Nederlandse onderzoek genaamd
[onderzoek 3 ]gestart, gericht op de onbekende gebruikers van de diensten van SkyECC. Dit onderzoek was een voortzetting van eerder onderzoek onder de naam
[onderzoek 4], aangevuld met informatie uit onderzoek
[onderzoek 5].
Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft bij de rechter-commissaris in Rotterdam een vordering ingediend om een machtiging op grond van artikelen 126t Sv en (later) 126uba Sv te verkrijgen. De rechter-commissaris heeft de gevorderde machtigingen verleend op 15 december 2020 respectievelijk 7 februari 2021.
Op 17 december 2020 heeft een Franse rechter in het Franse onderzoek naar SkyECC, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, toestemming gegeven voor het gebruik van een interceptiemiddel op een server van SkyECC in Frankrijk. Door de inzet van dit middel hebben de Franse autoriteiten een aantal gegevens verkregen. Die gegevens zijn gedeeld met de overige JIT-partners, waaronder met Nederland. Andersom is informatie die door de Nederlandse autoriteiten is verzameld ook – binnen het kader van het JIT – met Frankrijk gedeeld, zoals er ook technische kennis en expertise is gedeeld met betrekking tot de interceptie.
Nadien heeft de officier van justitie van het onderzoek
[onderzoek 3 ]ex artikel 126dd Sv toestemming gegeven om de SkyECC-gegevens te verstrekken aan onderhavig [onderzoek 2 ] .
Vertrouwensbeginsel
Voor zover de verweren zien op de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk, stuiten die naar het oordeel van de rechtbank af op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Zoals hiervoor weergegeven is het gebruikte interceptiemiddel, waarmee uiteindelijk de EncroChat-gegevens zijn verkregen, getoetst en goed bevonden door een Franse rechter, beslissend op daartoe strekkende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie. Deze feiten brengen de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van strafrechtelijke onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Franse (rechterlijke) autoriteiten hebben plaatsgevonden.
Het staat niet ten toets van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende land – in casu Frankrijk – al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen (Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL5629). Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te controleren of de wijze waarop het Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels, en evenmin om te controleren of de Franse rechter de gegeven machtiging heeft kunnen verlenen.
Het betoog van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel niet aan de orde is omdat – kort gezegd – de betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten bij het verkrijgen van de EncroChat- en SkyECC-gegevens van verregaande invloed is geweest en groter dan het Openbaar Ministerie heeft doen voorkomen, wordt niet gevolgd.
In het dossier bevinden zich processen-verbaal waarin uiteen is gezet hoe de communicatiediensten van EncroChat- en SkyECC werkten, hoe de EncroChat- en SkyECC-gegevens door de Franse opsporingsdiensten zijn verkregen en zijn gedeeld, en hoe die gegevens uiteindelijk terecht zijn gekomen in het onderhavige [onderzoek 2 ] . Ten aanzien van de SkyECC-gegevens is daarnaast een brief van 2 juni 2022 van het Landelijk Parket, met bijlagen aan het dossier toegevoegd, met daarin een beschrijving van het verloop van de Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken en de internationale samenwerking met Frankrijk en België. Uit deze stukken blijkt niet van feiten of omstandigheden die de rechtbank tot het oordeel leiden dat het onderzoek naar EncroChat en SkyECC niet onder Franse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, ook niet nadat internationale samenwerking leidde tot de formatie van een JIT. Dat blijkt ook niet uit hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. Een Nederlandse inbreng maakt niet dat de inzet van interceptiemiddelen die (deels) gebruik maken van die Nederlandse inbreng ook onder verantwoordelijkheid van Nederland heeft plaatsgevonden: het is nog steeds de Franse rechter die, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, de rechtmatigheid van de inzet van de interceptiemiddelen heeft getoetst en goed bevonden. Dat betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel onverkort van toepassing is.
Dat het Openbaar Ministerie, zoals de verdediging heeft gesteld, de rechtbank moedwillig onjuist, onvolledig en in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd over de mate van betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten, is een stelling die de rechtbank niet volgt, nu daar geen concrete aanknopingspunten voor zijn. Reden om het Openbaar Ministerie op die grond niet-ontvankelijk te verklaren is er dus niet.
Equality of arms en artikel 6 EVRM
Ook slaagt het verweer niet dat het beginsel van
equality of arms, dat voortvloeit uit het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces, zich verzet tegen strikte toepassing van het vertrouwensbeginsel. Het beginsel van
equality of armsnoopt niet tot verstrekking van stukken die zien op de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in Frankrijk en de daarop volgende overdracht van die gegevens door de Franse autoriteiten aan Nederland: een andere uitleg zou het interstatelijk vertrouwensbeginsel van elke betekenis ontdoen. Het gaat er bij dit beginsel om of het gebruik van die gegevens in de onderhavige strafzaak door de verdediging toetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksdossier Eems daartoe alle noodzakelijke stukken bevat.
Artikel 8 EVRM
De stelling van de verdediging dat het vertrouwensbeginsel moet wijken omdat het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op privacy is geschonden, nu er gegevens zijn onderschept van Nederlandse gebruikers, op Nederlands grondgebied, faalt. Weliswaar zijn er gegevens onderschept van telefoons die zich in Nederland bevonden, maar dat is gebeurd door het plaatsen van een ‘tool’ op die telefoons via een server die zich in Frankrijk bevond, waarna de informatie van die telefoons, via die server, naar de Franse autoriteiten werd gezonden. De gegevens zijn dus in het kader van een Frans opsporingsverzoek verkregen door – na machtiging van een Franse rechter – het plaatsen van een interceptiemiddel op een server in Frankrijk. In zoverre stuit dit verweer af op het interstatelijke vertrouwensbeginsel.
Voor zover het verweer dat artikel 8 EVRM is geschonden betrekking heeft, niet op de verkrijging en de overdracht van de gegevens in en door Frankrijk, maar op het gebruik ervan in de onderhavige strafzaak, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals blijkt uit de overwegingen van de rechter-commissaris in de machtigingen van 27 maart 2020 respectievelijk 15 december 2020 en 7 februari 2021 is uit het onderzoek naar EncroChat en SkyECC naar voren gekomen dat een groot deel van de gebruikers deze diensten met name gebruikte voor het voorbereiden en plegen van ernstige, de rechtsorde verstorende vormen van (georganiseerde) criminaliteit, en dat de gevoerde – versleutelde – communicatie veelal betrekking had op strafbare feiten en niet of nauwelijks op het privéleven van de gebruikers. Dat betekent – en dat is ook de toets geweest die is voorafgegaan aan de afgifte van die machtigingen door de rechter-commissaris – dat de inbreuk op de privacy als relatief gering moet worden gezien. Er is daarom geen sprake van een onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Het verweer faalt dan ook.
Artikelen 7, 8 en 11 Handvest
Wat betreft de stelling dat het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig is met de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de uitoefening van de in die artikelen genoemde rechten en vrijheden, aangezien de beperkingen voldoen aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 52 van het Handvest, waarin de reikwijdte van deze rechten nader is bepaald. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde inbreuk op artikel 8 EVRM, dat
mutatis mutandisop de door de verdediging aangehaalde artikelen uit het Handvest van toepassing is.
Unierecht
Verder is, anders dan de verdediging heeft betoogd, het bewaren en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie. Deze Richtlijn is alleen van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de levering van openbare elektronische-communicatiediensten over openbare communicatienetwerken in de Gemeenschap, met inbegrip van openbare communicatienetwerken die systemen voor gegevensverzameling en identificatie ondersteunen, zo volgt uit artikel 3 van de Richtlijn. Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet gebleken dat in deze zaak bij het gebruikmaken van de toestellen van EncroChat en SkyECC en het vastleggen van gegevens op servers in Frankrijk sprake was van zodanige verwerking van persoonsgegevens. Sterker: het was juist het niet-verwerken dat de diensten van deze bedrijven zo kenmerkend maakte.
Evenmin is het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens strijdig met het bepaalde in Richtlijn 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Deze Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de daaronder vallende besluiten. Het is niet aannemelijk geworden dat de implementatie van deze richtlijn onjuist of onvolledig is, noch dat het verwerken van de EncroChat- en SkyECC-gegevens in strijd is met de in Nederland geïmplementeerde wetgeving.
Conclusie
Samengevat komt de rechtbank tot het oordeel dat het gevoerde verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting en/of strafvermindering, in al zijn onderdelen faalt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van vormverzuimen en dat de EncroChat- en SkyECC-gegevens kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Gelet op deze conclusie behoeft de stelling van de verdediging dat het onderzoek
[onderzoek 6]heeft te gelden als voorbereidend onderzoek op [onderzoek 2 ] , dan wel dat vormverzuimen uit onderzoek
[onderzoek 6]van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het onderhavige onderzoek, geen bespreking.
De rechtbank wijst tenslotte de voorwaardelijke verzoeken af om de reeds eerder ingediende en weer herhaalde onderzoekswensen, zoals die zijn geformuleerd ter zitting en neergelegd in de pleitnotitie van 13 juni 2022, toe te wijzen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het inwilligen van deze onderzoekswensen niet noodzakelijk.

5.De bewijsbeslissing

5.1
Inleiding
De zaak tegen de verdachte maakt deel uit van [onderzoek 2 ] . In dit onderzoek is tegen de zeven nu vervolgde personen de verdenking gerezen dat zij zich – onder meer – hebben bezig gehouden met (internationale) handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Vijf van deze zeven personen zijn broers van elkaar, die allen de achternaam [achternaam broers] dragen en daarom hierna met de voornaam zullen worden genoemd. De verdachte is één van deze broers.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig haar pleitnota – integrale vrijspraak bepleit in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Op specifieke standpunten van de raadsvrouw zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
5.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdenking jegens de verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts. Vervolgens zullen de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten worden besproken. Tot slot wordt een oordeel gegeven over de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
5.4.1
Identificatie
De verdachte wordt onder meer verweten dat hij met anderen communiceerde via de versleutelde berichtendiensten EncroChat met de gebruikersnamen
[gebruikersnaam 1]en
[gebruikersnaam 2]en via de versleutelde berichtendienst SkyECC met de gebruikersnamen
[gebruikersnaam 3]en
[gebruikersnaam 4].
Bewijsmiddelen
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 2]het volgende.
  • Uit onderzoek is data verkregen van de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] en de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] @encrochat.com (hierna: [gebruikersnaam 2] ).
  • Uit onderzoek is gebleken dat de contacten van [gebruikersnaam 2] hem onder diverse namen hadden opgeslagen:
EncroChat contact
Alias [gebruikersnaam 2]
[gebruikersnaam 5]
[naam 2]
[gebruikersnaam 6]
[naam 1]
[gebruikersnaam 7]
dh app
[gebruikersnaam 8]
Dh plato
[gebruikersnaam 9]
[naam 2] den haag
[gebruikersnaam 10]
agga [naam 1]
[gebruikersnaam 11]
..ap
[gebruikersnaam 12]
[naam 2]
  • Uit de politiesystemen komt naar voren dat de verdachte ook bekend is met de naam ‘ [naam 1] ’. ‘ [naam 2] ’, zoals [gebruikersnaam 2] door [gebruikersnaam 5] wordt genoemd, betreft een afkorting van het eerste deel van de naam van de verdachte met daaraan toegevoegd het tweede deel van de naam van de verdachte.
  • Op 2 april 2020 wisselde [gebruikersnaam 13] – geïdentificeerd als vermoedelijk [medeverdachte 4]
2020-04-02 16:45
[gebruikersnaam 43] @encrochat.com
Broer iemand die in brass zit vraagt om je broer
[gebruikersnaam 13] stuur hierop berichten naar [gebruikersnaam 2] :
2020-04-02 19:11
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Want een vriend uit Marbella appt me net
2020-04-02 19:11
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Zegt iemand is op zoek naar je broer
2020-04-02 19:11
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Wilt je encro
2020-04-02 19:12
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Ja geef hem maar
Bovenstaande berichten suggereren dat [gebruikersnaam 13] en [gebruikersnaam 2] broers zijn.
- Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer [IMEI nummer] bleek dat de telefoon gebruikt is in de periode van 29 januari 2020 tot en met 12 april 2020. Uit deze gegevens blijkt dat de telefoon in deze periode in de nachtelijke uren in totaal 32 keer gebruik maakte van een basisstation die de woning aan de [adres 2] te Den Haag binnen zijn bereik heeft. [adres 2] is het BRP-adres van de verdachte. [3]
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 1]het volgende.
  • Uit onderzoek is data verkregen van de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] en de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] @encrochat.com (hierna: [gebruikersnaam 1] ).
  • Uit onderzoek is gebleken dat de contacten van [gebruikersnaam 1] hem onder diverse namen hadden opgeslagen:
[gebruikersnaam 1] opgeslagen als:
Opgeslagen door:
DH Plato new
[gebruikersnaam 8]
dh nnnn spanje
[gebruikersnaam 19]
[naam 1] dh nnnn
[gebruikersnaam 19]
api
[gebruikersnaam 18]
[naam 1]
[gebruikersnaam 12]
[naam 1] den haag
[gebruikersnaam 20]
[naam 1] den haag
[gebruikersnaam 17]
frr2 ap
[gebruikersnaam 16]
[naam 1]
[gebruikersnaam 15]
haag
[gebruikersnaam 14]
  • Uit de politiesystemen komt naar voren dat de verdachte ook bekend is met de naam ‘ [naam 1] ’.
  • Op 11 april 2020 stuurt [gebruikersnaam 2] naar 12 tegencontacten een bericht met de strekking dat zijn nieuwe account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ zal zijn. Op 12 april stuurt hij naar een drietal contacten hetzelfde bericht met daarbij de mededeling dat [gebruikersnaam 2] een dag later uit zal gaan.
  • Uit een analyse van de contacten van [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] blijkt dat verschillende contacten hem met dezelfde naam hebben opgeslagen.
  • Op 4 juni 2020 stuurt [gebruikersnaam 5] een bericht naar [gebruikersnaam 28] met de inhoud: “text gani”. [gebruikersnaam 28] stuurt vervolgens een bericht naar [gebruikersnaam 1] met de mededeling: “ik kom naar jou”. Een uur later stuurt [gebruikersnaam 28] een foto van de parkeerplaats bij de Zonnedauw te Den Haag.
  • Op 2 juni 2020 wisselt [gebruikersnaam 21] berichten uit met [gebruikersnaam 14] :
2020-06-02 18:55
[gebruikersnaam 14] @encrochat.com
It was [gebruikersnaam 1] before?
2020-06-02 18:56
[gebruikersnaam 21] @encrochat.com
[gebruikersnaam 1] is my brother
Uit onderzoek is gebleken dat de vermoedelijke gebruiker van [gebruikersnaam 21] , [medeverdachte 4] [4] is.
  • Uit een telecommunicatieonderzoek voor nummervergadering van de verdachte kwam in de directe omgeving van de [adres 2] te Den Haag het IMEI-nummer [IMEI nummer] naar voren. Uit de historische gegevens is naar voren gekomen dat deze telefoon gebruikt is in de periode van 7 april 2020 tot en met 12 juni 2020.
  • Uit deze gegevens blijkt dat de telefoon in deze periode in de nachtelijke uren in totaal 57 keer gebruik maakte van een basisstation die de woning aan de [adres 2] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 3]het volgende.
  • Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gekoppeld aan het SkyECC-ID [gebruikersnaam 3] .
  • Op 28 januari 2021 werd met behulp van een technisch hulpmiddel (IMSI-scan) vastgesteld dat een telefoon – gebruikmakend van een SIM-kaart met IMSI-nummer [IMSI nummer] – aanwezig was in de woning aan de [adres 2] te Den Haag.
  • Uit de historische verkeersgegevens van het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gebleken dat deze in gebruik was van 21 oktober 2020 tot en met 22 januari 2021.
  • De SIM-kaart heeft deze gehele periode gebruik gemaakt van een telefoon voorzien van IMEI-nummer [IMEI nummer] .
  • Uit gesprekken van [gebruikersnaam 3] is af te leiden dat de gebruiker gebruik maakt van een auto van het merk Volkswagen, type Up. Op 22 januari 2021 is de verdachte gecontroleerd in een Volkswagen Up.
  • Op 9 maart 2021 is de verdachte aangehouden in zijn woning aan de [adres 2] te Den Haag. Door verbalisanten is waargenomen dat de verdachte een telefoon door het raam de tuin in gooide. Dit betrof een Apple iPhone type 8 voorzien van IMEI-nummer [IMEI nummer] . De applicatie SkyECC met het ID [gebruikersnaam 3] was op deze telefoon geïnstalleerd.
Het procesdossier bevat ten aanzien van
[gebruikersnaam 4]het volgende.
- Uit onderzoek is gebleken dat het IMSI-nummer [IMSI nummer] is gekoppeld aan het SkyECC-ID [gebruikersnaam 4] en is gebruikt in de periode van 12 januari 2020 tot en met 4 augustus 2020. Bij dit SkyECC-ID werd de nickname ‘Honing new sky’ gebruikt. [7]
- Het vermoeden is dat ook [medeverdachte 1] de nickname ‘honing’ gebruikt. [8]
  • [gebruikersnaam 4] chat in het Nederlands en Marokkaans. De verdachte is van Marokkaanse afkomst. Uit de gesprekken blijkt ook dat [gebruikersnaam 4] afspreekt met andere personen in de omgeving van de ’s-Gravenzandelaan in Den Haag. Op de ’s-Gravenzandelaan 216 is café Miami gevestigd. Het is bekend dat de eigenaar van café Miami, [medeverdachte 1] is en dat de broers [achternaam broers] hier vaak komen.
  • Op 16 juni 2020 stuurde [gebruikersnaam 4] het volgende bericht naar [gebruikersnaam 27] : “
  • Uit de opgevraagde reisgegevens is gebleken dat [medeverdachte 4] op 22 juni 2020 van Griekenland naar Nederland is gevlogen.
  • Uit de historische gegevens van het IMSI-nummer [IMSI nummer] bleek dat de telefoon in de nachtelijke uren het meest gebruik maakte van een basisstation die de woning aan de [adres 2] te Den Haag binnen zijn bereik heeft.
- Op 14 april 2020 om 13:43:07 uur stuur [gebruikersnaam 4] naar [gebruikersnaam 22] het volgende bericht: “
Mijn nieuwe encro is [gebruikersnaam 1].” [10]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gebruiker was van EncroChat-accounts
[gebruikersnaam 2]en
[gebruikersnaam 1]en SkyECC-accounts
[gebruikersnaam 4]en
[gebruikersnaam 3]. Gelet op de onderlinge samenhang tussen de verschillende feiten en omstandigheden waarop de identificatie van de verdachte is gebaseerd, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan die identificatie te twijfelen. In het oog springt daarbij dat zowel wateryoghurt als [gebruikersnaam 4] aangeven dat [gebruikersnaam 1] het nieuwe account is. Dit verbindt deze drie accounts met elkaar. Dat de telefoon met het SkyECC-account
[gebruikersnaam 3]bij de aanhouding van de verdachte op 9 maart 2021 in de tuin van de buren is gevonden geeft – anders dan door de raadsvrouw betoogd – gelet op bevindingen over het uit het raam van de woning van de verdachte gooien van een telefoon evenmin aanleiding om aan de identificatie te twijfelen. Daarbij is ook van belang dat dit account al op 28 januari 2021 met een IMSI-scan is gelokaliseerd op het adres van de verdachte. Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts
[gebruikersnaam 2]en
[gebruikersnaam 1]en de SkyECC-accounts
[gebruikersnaam 4]en
[gebruikersnaam 3], zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten dan ook van uitgaan.
5.4.2
Feit 2 – handel in harddrugs
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij heroïne/cocaïne heeft verkocht dan wel voorbereidingshandelingen daarvoor heeft gepleegd door inlichtingen uit te wisselen en een PGP-telefoon en een auto met verborgen ruimte voorhanden te hebben.
Bewijsmiddelen
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 7]
2020-03-26 17:18:21
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Laat me weten bro of kan ik will zelf ook weer mee maar denk pas volgende week
2020-03-26 17:18:50
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Ik kan ook je voor die van beer gewoon die winst geven vraag ik hem of ik wat mee kan lopen
2020-03-26 17:18:59
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Prijs is nu goed daar
2020-03-26 17:30:47
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Oke ga regelen bro
2020-03-26 17:41:35
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Laat me weten wanneer en waar inleveren [11]
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 13]
2020-04-04 14:07:52
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Heb hier mooie toppers
2020-04-04 14:07:55
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Voor je
2020-04-04 14:07:58
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Colo
2020-04-04 14:10:04
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
27.25
2020-04-04 14:11:56
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Heb hier 25 st
2020-04-04 14:12:03
[gebruikersnaam 13] @encrochat.com
Kan genoeg erbij halen
2020-04-04 14:17:15
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Oke van wie zijn die [12]
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 42]
2020-04-09 14:29:17
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Wallah bro ik heb een auto belangrijk nodig welke auto is goed nu
2020-04-09 14:38:17
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Broer welke soort dure auto en welke goedkoop auto en tot hoeveel kan die pakke
2020-04-11 15:41:19
[gebruikersnaam 42] @encrochat.com
2 stuks past bijna elke auto
2020-04-11 15:41:19
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Hoeveel stuks kan er in een plek
2020-04-11 15:41:19
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Minimaal van 50 en meer
2020-04-11 15:41:19
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Nee bedoel 2 auto,s moet ik hebben
[gebruikersnaam 2] nam contact op met [gebruikersnaam 42] omdat hij op zoek was naar kennelijk twee auto’s die ieder 50 stuks kunnen vervoeren. [13]
Gesprek corona en [gebruikersnaam 41]
10-06-2020 18:55
[gebruikersnaam 41] @encrochat.com
Kan je aan 10 Turkse komen?
10-06-2020 18:56
[gebruikersnaam 1] @encrochat.com
Heb alles weg gedaan bro over 5 dagen komt weer
10-06-2020 18:57
[gebruikersnaam 41] @encrochat.com
En collo of boli br
10-06-2020 18:57
[gebruikersnaam 1] @encrochat.com
Wollah alles weg [14]
Gesprek corona en [gebruikersnaam 7]
2020-05-25
23:29:15
[gebruikersnaam 1] @encrochat.com
Broer deze is colo vragen ze 26'25 aan mij en er is ook boli vragen ze 26
2020-05-29
16:07:02
[gebruikersnaam 1] @encrochat.com
Broer ik moet effe kijken of er nof wat is ik had 170 gepakt weg gedaan jij reageerde niet meer [15]
Op 8 maart 2021 stuurt [gebruikersnaam 3] naar [gebruikersnaam 23] en [gebruikersnaam 24] meerdere foto’s van blokken cocaïne. [16]
Op 8 maart 2021 biedt [gebruikersnaam 3] aan [gebruikersnaam 25] , [gebruikersnaam 26] en [gebruikersnaam 23] blokken cocaïne aan en stuurt daarbij:
Naar [gebruikersnaam 25] : “27”;
Naar [gebruikersnaam 26] : “27”;
Naar [gebruikersnaam 23] : “kom snel ff kan je kijken”..”27”. [17]
Gesprek [gebruikersnaam 4] en [gebruikersnaam 27]
2020-05-12
01:04:28.366
[gebruikersnaam 4]
[gebruikersnaam 27]
Kijk ik heb 2 dagen geleden deze bruin
gewassen
2020-05-12
01:04:54.187
[gebruikersnaam 4]
[gebruikersnaam 27]
Afbeelding
2020-05-12
01:05:36.477
[gebruikersnaam 4]
[gebruikersnaam 27]
Heb ik zelf gemaakt deze top top
2020-05-12
01:05:53.687
[gebruikersnaam 4]
[gebruikersnaam 27]
Is al verkocht bro heb nog 5 kg
2020-05-12
01:06:05.919
[gebruikersnaam 4]
[gebruikersnaam 27]
Heb het verkocht 10,5 wallah [18]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat de volgende in de chats gebruikte termen de volgende betekenis hebben:
  • ‘Bruin’ is heroïne;
  • ‘Stuks’ zijn kilo’s, ook wel blokken te zien op sommige foto’s in het dossier;
  • ‘Colo’ is Colombiaanse cocaïne;
  • ‘Boli’ is Boliviaanse cocaïne;
  • Met ‘28’ en ‘28,5’ wordt bedoeld de prijs van cocaïne;
  • Een ‘kwartje’ is € 250 per blok;
  • ‘Pap’ is papier en ‘papier’ is geld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 4] voor het bewijs kan worden gebruikt. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat deze verklaring, die door hem is afgelegd in zijn eigen zaak, is gevoegd in het dossier van de verdachte (vgl. HR 6 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0641). Bovendien heeft de verdediging het ondervragingsrecht kunnen uitoefenen door [medeverdachte 4] daarna als getuige te horen in de zaak van de verdachte. De rechtbank heeft ook geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, nu [medeverdachte 4] bij het getuigenverhoor heeft verklaard dat hij blijft bij de door hem als verdachte afgelegde verklaring.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich in de hierna te noemen pleegperiode heeft bezig gehouden met de handel in harddrugs.
Niet alle chatberichten zien op de verkoop van drugs, want een deel van de berichten gaat over de inkoop en over het inwinnen of verstrekken van informatie over prijs, hoeveelheid en kwaliteit van de drugs. Dat daadwerkelijk sprake was van verkopen blijkt echter uit de inhoud van de chatberichten, waarin de verdachte bijvoorbeeld zegt ‘ik heb 2 dagen geleden deze bruin gewassen’ en ‘heb het verkocht’. In de chatberichten zijn ook geen berichten te zien waaruit blijkt dat een verkoop niet doorgaat. Mede gelet op het feit dat in de BMW van de verdachte (waarover hierna onder 5.4.4 en 5.4.6 meer) grote hoeveelheden geld en harddrugs zijn aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat de gevoerde gesprekken daadwerkelijk hebben geleid tot de verkoop van harddrugs. De rechtbank zal daarom deze gesprekken ook voor het bewijs van de verkoop in harddrugs gebruiken en verwerpt het verweer van de verdediging dat de gesprekken tot niets hebben geleid. Omdat de berichten die zien op inkoop van en het uitwisselen van informatie over drugs ook samenhangen met de verkoop ervan, heeft de rechtbank bij het bepalen van de pleegperiode álle chatberichten van de verdachte (en niet alleen de berichten die zien op verkoop) in aanmerking genomen. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het eerste bericht is verstuurd op 26 maart 2020. Daarom zal de rechtbank uitgaan van een pleegperiode van 26 maart 2020 tot en met 9 maart 2021.
Conclusie
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte meermalen harddrugs heeft verkocht. De rechtbank zal daarom het primair ten laste gelegde bewezen verklaren, met een pleegperiode vanaf 26 maart 2020 tot en met 9 maart 2021. Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten er niet op wijst dat de verdachte samen met een ander verkocht.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de berichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.3
Feit 3 – voorbereidingshandelingen smokkel
Bewijsmiddelen
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 14]
2020-03-31 18:38:49
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Whats the price over there for a brick
2020-03-31
19:55:06
[gebruikersnaam 14] @encrochat.com
About 37/38
2020-03-31
19:55:15
[gebruikersnaam 14] @encrochat.com
Its gone up
Op 31 maart 2020 informeerde [gebruikersnaam 2] naar de prijs van een ‘brick’, vergelijkbaar met een blok in het Nederlands, waarmee vermoedelijk cocaïne bedoeld wordt. [gebruikersnaam 14] heeft daarop een prijs in waarschijnlijk Britse ponden doorgegeven. [gebruikersnaam 14] geeft ook aan dat de prijs omhoog is gegaan. Volgens open bronnen was de prijs voor een kilogram cocaïne in het Verenigd Koninkrijk begin april gestegen van 36.000 tot 40.000 Britse ponden. [20]
Gesprek [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 7]
2020-04-02 14:44:53
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Broeder je kan 25 meelopen met tp als spullen klaar hebt staan
2020-04-02
14:46:02
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Wanneer moet inleveren
2020-04-02
14:59:40
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Hoe gaan ze daar uitleveren dan kunnen niet bewegen nu daar toch
2020-04-02
15:01:26
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Jawel broer zelfde systeem je krijgt adres daat moetje ophalen
2020-04-02
15:58:24
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Oke ga kijken want ze mogen weg niet op daar nu ik ga kijken of ik of beer kan invullen
2020-04-02
17:07:38
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
Nee bro kan afgelopen dagen hebben we daar veel geleverd
2020-04-02
17:18:47
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Oke welke plaats is uitleveren
2020-04-02
17:18:52
[gebruikersnaam 7] @encrochat.com
Ophalen
2020-04-02
17:23:24
[gebruikersnaam 2] @encrochat.com
In de buurt van lutterworth
[gebruikersnaam 2] geeft aan dat [gebruikersnaam 7] kan meedoen met een transport voor 25 stuks (vermoedelijk cocaïne) en dat [gebruikersnaam 7] dit kan ophalen in de buurt van Lutterworth. Zeer vermoedelijk wordt hiermee de plaats Lutterworth in het Verenigd Koninkrijk bedoeld. [21]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De verdachte heeft met het EncroChat-account
[gebruikersnaam 2]met de in de tenlastelegging genoemde personen de daar omschreven inlichtingen uitgewisseld. Die inlichtingen hebben betrekking op de internationale handel in cocaïne.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat de inhoud van de chatberichten erop wijst dat de verdachte de berichten zelf uitwisselde en niet samen met een ander het account beheerde. Als pleegperiode zal de rechtbank uitgaan van de periode van 31 maart 2020 tot en met 2 april 2020, omdat de berichten in die periode zijn verstuurd.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat de chatberichten vanuit die plaats zijn verzonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.4
Feit 4 – voorhanden hebben harddrugs in BMW
Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is in een parkeervak gelegen op de Zonnedauw in Den Haag, schuin tegenover de woning van de verdachte, een auto van het merk BMW, type X Reihe met het kenteken [kenteken 1] (hierna: de BMW), aangetroffen. [22]
Van 11 september 2018 tot en 12 september 2020 stond deze BMW op naam van de verdachte. Sinds 12 september 2020 stond de BMW op naam van [medeverdachte 6] , die ook verdachte is in [onderzoek 2 ] . [23]
In de BMW is in totaal 110 kilogram cocaïne en 64,5 kilogram heroïne aangetroffen. [24] De verdovende middelen waren verborgen in een hydraulisch luik boven de reservewielruimte en een verborgen ruimte onder de achterbank. [25]
De in de auto aangetroffen blokken met de opdruk ‘ICON’ komen ook voor in de chatgesprekken van de verdachte ( [gebruikersnaam 3] ) op 7 en 8 maart 2021 waarbij hij foto’s deelt van blokken met eenzelfde kleur en opdruk. [26]
Het is ambtshalve bekend dat de verdachte gebruikt maakt van de BMW. [27] Ook is het DNA van de verdachte aangetroffen op een rugzak (met geldbedragen) die in de BMW achter de bestuurdersstoel lag. [28] Zo ook een vingerafdruk van de verdachte op een tas die zich in de auto bevond. [29]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de BMW toebehoorde aan de verdachte en dat hij de drugs en het geldbedrag die daarin zijn aangetroffen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Van het medeplegen wordt de verdachte vrijgesproken. Hoewel de BMW op naam stond van [medeverdachte 6] en ook andere DNA- en dactyloscopische sporen zijn gevonden in de auto, blijkt uit het dossier niet dat de verdachte de drugs en het geld op 9 maart 2020 samen met een of meer anderen voorhanden had.
5.4.5
Feit 5 – witwassen, bedragen genoemd in chats
Bewijsmiddelen
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 5]
Verzender/ontvanger
12-04-2020 00:42
[gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 5] @encrochat.com
Broer heb hier geteld 459.260
12-04-2020 00:42
[gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 5] @encrochat.com
Ik hou het appart hier is geen geen 560
Uit bovenstaand gesprek tussen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 5] blijkt dat [gebruikersnaam 1] 459.260 heeft geteld. Vermoedelijk wordt hiermee een bedrag van € 459.260 bedoeld. [30]
Gesprek [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 28]
13-04-2020 04:45
[gebruikersnaam 28]
Hvl ben je uitgekomen
13-04-2020 04:47
[gebruikersnaam 1]
Broer er is hier 258.275 [31]
In de iCOV-rapportage van de verdachte is opgenomen dat de verdachte alleen in 2016 loon ontving en dat het gezamenlijk inkomen van hem en zijn vrouw van 2015 tot en met 2020 lag tussen de € 15.000 en € 27.000 netto per jaar. [32]
Het oordeel van de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de in de chatberichten genoemde geldbedragen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, gelet op de tekst in de berichten zelf. Bovendien zijn in zijn woning en in de BMW van de verdachte grote geldbedragen aangetroffen, waaruit blijkt dat de verdachte vaker grote geldbedragen voorhanden had. Gelet op de inhoud van de gesprekken, die betrekking hebben op harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de chats genoemde geldbedragen een criminele herkomst hebben.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze bedragen. Gezien de inhoud en de context van de chatberichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte de laatste jaren geen inkomsten genoot en zijn vrouw in de afgelopen jaren maximaal ongeveer € 27.000 euro aan inkomen ontving, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte deze bedragen heeft witgewassen.
Hoewel de officier van justitie heeft geconcludeerd dat ook het witwassen van een bedrag van € 300.000 uit een gesprek van 7 juni 2020 bewezen kan worden verklaard, valt dit bedrag buiten de periode die in de tenlastelegging is genoemd. Daarom zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot de bedragen van € 459.260 en € 258.275 (totaal € 717.535). Voor medeplegen bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Uit het dossier lijkt te volgen dat de geldbedragen de opbrengst zijn van de verkoop van drugs door de verdachte, maar de rechtbank kan dit niet linken aan concrete verkopen. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat het afkomstig is van
enigmisdrijf.
Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat hij de bewezenverklaarde geldbedragen in die plaats voorhanden heeft gehad. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
5.4.6
Feit 6 – witwassen, geldbedragen in BMW en woning
Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 is in de woning aan de [adres 2] te Den Haag een geldbedrag van € 135.000 aangetroffen. [33]
In de BMW is op 9 maart 2021 in Den Haag in een rugzak een geldbedrag van € 481.650 aangetroffen. [34]
In de iCOV-rapportage van de verdachte is opgenomen dat de verdachte alleen in 2016 loon ontving en dat het gezamenlijk inkomen van hem en zijn vrouw van 2015 tot en met 2020 lag tussen de € 15.000 en € 27.000 netto per jaar. [35]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de inhoud van de chatgesprekken van de verdachte, die betrekking hebben op de handel in harddrugs, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het aangetroffen geldbedrag in de woning en in de BMW in Den Haag een criminele herkomst heeft. De verdachte en zijn vrouw hebben geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze bedragen. Gezien de inhoud en de context van de berichten en in aanmerking genomen het feit dat de verdachte en zijn vrouw in de afgelopen jaren maximaal ongeveer € 27.000 euro aan inkomen ontvingen, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. De verklaring van de verdachte dat het geld in de woning bestemd was voor afbetaling van een ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, schuift de rechtbank terzijde. Het gaat immers niet om de bestemming van het geldbedrag maar om de herkomst ervan. Daarover heeft de verdachte geen verklaring gegeven. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte deze bedragen heeft witgewassen.
Omdat uit het dossier niet blijkt van welk concreet misdrijf het geldbedrag de opbrengst is, zal de rechtbank bewezen verklaren dat het afkomstig is van
enigmisdrijf.
Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte deze geldbedragen samen met een ander voorhanden had. Hoewel het geldbedrag van € 135.000 is gevonden in de woning waar ook de vrouw van de verdachte woont, blijkt uit het dossier onvoldoende dat zij wist van dit geld en dat zij daarover kon beschikken.
5.4.7
Feit 1 – deelname criminele organisatie
Onder feit 1 is de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, waaraan ook de andere verdachten in het [onderzoek 2 ] hebben deelgenomen, die tot doel had om strafbare feiten te plegen zoals bedoeld in artikel 10 en 10a van de Opiumwet.
Het juridisch kader van artikel 140 Sr (deelneming aan een criminele organisatie)
In zijn arrest van 5 juli 2022 heeft de Hoge Raad ten aanzien van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het volgende overwogen (ECLI:NL:HR:2022:969, r.o. 2.4.2 - 2.4.4).
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De bewijsmiddelen
In de diverse processen-verbaal van identificatie staat met betrekking tot gebruikers van SkyECC- en EncroChat-accounts:
[medeverdachte 5] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 34] ; [36]
- [verdachte] gebruikte EncroChat-accounts [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 40] , [gebruikersnaam 4] en [gebruikersnaam 3] ; [37]
- [medeverdachte 4] gebruikte EncroChat-accounts [gebruikersnaam 13] en [gebruikersnaam 21] en SkyECC-accounts [gebruikersnaam 32] en [gebruikersnaam 33] ; [38]
- [medeverdachte 1] gebruikte SkyECC-accounts [gebruikersnaam 30] en [gebruikersnaam 31] ; [39]
- [medeverdachte 2] gebruikte SkyECC-account [gebruikersnaam 29] ; [40]
- [medeverdachte 3] gebruikte EncroChat-account worthyorchid en SkyECC-account [gebruikersnaam 24] ; [41]
- [medeverdachte 6] had vanaf 7 maart 2021 de telefoon voorhanden waarop het SkyECC-account [gebruikersnaam 29] stond geregistreerd. [42]
In de chatgesprekken van de hiervoor genoemde accounts zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen (zakelijk weergegeven, onderstreping toegevoegd):
[gebruikersnaam 13]naar
[gebruikersnaam 2]op 4 april 2020:
Bro; Heb hier mooie toppers; Voor je; Colo; 27.250;[stuurt foto’s]
hier heb ik 25 st; kan genoeg erbij halen; zeg het maar; [gebruikersnaam 2] :
oke van wie zijn die; heb gehoord worden niet hard die blijft pap; [43]
-
[gebruikersnaam 21]naar
[gebruikersnaam 1]op 6 juni 2020:
Jo; Waar staat ie; Ik ga die 12 pakken[gebruikersnaam 1] :
Kom ik ben thuis; [44]
-
[gebruikersnaam 21]naar
[gebruikersnaam 1]op 7 juni 2020:
Ik krijg zo die pap van opa voor die turkse ga die even tellen; Dan breng ik die naar jou; Jo moet ik die pap nu brengen; Jo; Ben er; Moet ik deze pap aan bolle geven; [gebruikersnaam 1] :
Ja; [gebruikersnaam 21] : Oké 220 plus 80 is hier; [45]
-
[gebruikersnaam 31]naar
[gebruikersnaam 24]op 27 november 2020:
Kom naar café bro; Kijk aub of niemand je volgt; [gebruikersnaam 24] :
Ok bro; Ik kom eraan[ [gebruikersnaam 24] stuurt een foto van een briefje met daarop vier namen en vier bedragen. De vier bedragen opgeteld geven een totaalbedrag van 1.072.000 (451.000 + 399.000 + 100.000 + 122.000)]; [46]
-
[gebruikersnaam 24]aan
[gebruikersnaam 3]op 8 december 2020:
Er is tp naar Griekenland; Van poes; Hij vraagt of dat voor interessant is;[gebruikersnaam 3] : Ja
; Vraag of ie een stukje verder komt in turkije; […] Oke top die ierland is intressant bro heb daar goeie klanten; [47]
[gebruikersnaam 36]aan [gebruikersnaam 39] op 13 december 2020:
Ja bro ik heb nog tp voor deze week uk bro laatste die nog gaat ik wilde sturen maar ze hebben mij nog geen pap gestuurd; Ja broer welke; Poeder of blok; Oké wacht ik geef je zijn mail van sky kan je gelijk met hem mailen en groepchat maken tussen hun; ECC ID:[gebruikersnaam 29]; [48]
-
[gebruikersnaam 24]aan
[gebruikersnaam 31]op 14 december 2020:
Ik tel hier 428; moment ik krijg meer; bro;[gebruikersnaam 31]:
502500; moet je vragen bro;[gebruikersnaam 24]:
hij zegt hij gaat proberen; bro;[gebruikersnaam 31];
hij heeft bro; [
[gebruikersnaam 24]stuurt foto met geld]; [49]
[gebruikersnaam 34]naar [gebruikersnaam 35] op 4 januari 2021:
Heb hier laatste 25 nog zozegt me broer; Ok?[stuurt foto van blok met wit poeder]; [50]
[gebruikersnaam 30]naar
[gebruikersnaam 36]op 9 januari 2021:
Je kan ze geven28750zo geven;
[gebruikersnaam 36]naar [gebruikersnaam 38] op 9 januari 2021:
Voor jou geef ik28750bro maar moet je niemand zeggen omdat ik de meest geef 29.5 maar nie; [gebruikersnaam 38] :
ja goed broer; nee niemand broer ik praat niet; [51]
[gebruikersnaam 30]naar
[gebruikersnaam 36]op 10 januari 2021:
Dan stuur ik boforma langs je dan rijd hij gelijk naar Rotterdam[gebruikersnaam 36]:
hoeveel moet ik hem geven; stuur hem[gebruikersnaam 30]:
alles; behalve 200tjes;
[gebruikersnaam 36]:
oke stuur hem[gebruikersnaam 30]:
oke laat me weten hoe veel daar is aub; [52]
[gebruikersnaam 36]naar
[gebruikersnaam 24]op 11 januari 2021:
Heb je foto van die donkere korrels;
[gebruikersnaam 24]:
ja bro; [53]
[gebruikersnaam 34]naar [gebruikersnaam 35] op 7 februari 2021:
Broerme broer vraagt mij 13en moet halve puntje of kwartje krijgen broer ligt eraan hoeveel mensen nemen; Dus kijk maar ik moet eten broer ga niet voor niks rennen kwartje wil ik eten endan moet ik me broer morgen vragenoké dan laat ik je weten oké morgen oké; [54]
[gebruikersnaam 34]naar [gebruikersnaam 35] op 10 februari 2021:
Er is 2000 binnen gekomen; Donkere en lichte; Oké dan weet jij dat ook broer; Oké kijk of je aan mij voor 12 kan gevendan zeg ik me broer dat hij liever via jou pakt; Oké;Dan pakt hij veel;
[…]Die prijs krijgt me broer albroer kijk als daar wat andere prijs is laat me weten broer; Broer kijkals ze aan me broer voor 12 geven pakt hij veel oke [55]
[gebruikersnaam 30]naar
[gebruikersnaam 24]op 7 februari 2021: [stuurt foto met bruine blokken met opdruk ROSE]
Ik heb zo donkere bro; 13250; [56]
[gebruikersnaam 34]naar
[gebruikersnaam 24]op 17 februari 2021: Is
goed bro voor hoeveel krijg jij ze dan a homo?; Luisteren dan gaan we morgen zeggen 26,5; Dan kunnen we kwartje pakken toch; [57]
[gebruikersnaam 30]naar
[gebruikersnaam 24]op 1 maart 2021:
Hoi bro slm; Ik stuur je foto;[stuurt foto met plastic zak met bruine inhoud]
Bid ze 13 aan bro; Daar zit je brood aan;Jij mag ze verkopen voor 13; 250 per st is je winst; kan je nieuwe tv kopen; [58]
-
[gebruikersnaam 4]naar [gebruikersnaam 27] op 16 juni 2020:
Broer luister heb ie tp klaar staan om spullen op te halen in Griekenland; En hoelang kan tp daar zijn; Kan ie dan tp regelen; donderdag of vrijdag; Ja blokken; Ja maar kan je tp regelen komende donderdag of vrijdag; Oké; 1000; Nee bromijn broertje is daar aldeze keer. [59]
In de chatberichten die worden toegeschreven aan [verdachte] [60] en [medeverdachte 1] [61] wordt gesproken over ‘tp’, ‘transport’, ‘UK’, ‘Colombia’, ‘Peru’, ‘Suriname’, ‘Argentinië’, ‘Maersk’, ‘CMA’, ‘kapitein’, ‘matroos’, ‘havens’ en ‘containers’.
Bij de aanhouding van de verdachten en tijdens het daarop volgende onderzoek is onder meer het volgende aangetroffen:
In een
BMW X Reihemet kenteken [kenteken 1] (hierna: de BMW) bij de woning van [verdachte] : 110 kg cocaïne, 64,5 kg heroïne en een bedrag van € 481.650; [62]
- In een
Citroën Jumpymet kenteken [kenteken 2] (hierna: de Citroën Jumpy) achter de woning waar [medeverdachte 1] verbleef: circa 43 kg cocaïne en 17 kg heroïne, een geldtelmachine, en een bedrag van € 3.585.235; [63]
- In de woning
[adres 3]in Den Haag: bakken met poederresten, 25 liter geelbruine vloeistof, 4kg crème poeder, een vacuüm sealmachine met mallen, een stalen persframe met krik, 10 persplaten met logo’s (o.a. Audi en Anker), een persmal met poederresten, verpakkingsmiddelen, vloeipapier, 40 rollen tape, een zak met 1000 elastiekjes, weegschalen, mixers, een kartelmes en zeven jerrycans met Aceton; [64]
- In de woning
[adres 4]in Den Haag, het BRP-adres van [medeverdachte 5] en waar [medeverdachte 6] tijdelijk verbleef: meer dan 150 frisdrankblikjes en een kuip met daarin opgedroogde gipsachtige mortel; [65]
- In de woning
[adres 5]in Den Haag, het woonadres van [medeverdachte 2] : een bedrag van € 3.900, een centrifuge, 32 flessen met ammoniak, meer dan 25 kg aan versnijdingsmiddelen, en zeven geprepareerde frisdrankblikjes; [66]
- In de woning
[adres 6]te Den Haag, het verblijfadres van [medeverdachte 1] : een geldbedrag van € 18.250; [67]
- In de woning
[adres 2], het woonadres van [verdachte] : een geldbedrag van € 135.000; [68]
- In de woning
[adres 7], het woonadres van [medeverdachte 4] : een geldbedrag van in totaal € 3.975. [69]
Op verschillende plekken is het DNA aangetroffen van verdachten uit het [onderzoek 2 ] :
In de BMW is het DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen op een boodschappentas Dirk, waarin blokken met cocaïne zaten; [70]
- In de BMW is verder het DNA van [verdachte] aangetroffen op de Adidas rugzak waarin het geldbedrag van € 481.650 zat en is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen op een boodschappentas Lidl, waarin blokken met cocaïne zaten; [71]
- In de Citroën Jumpy is op twaalf verschillende plekken (waaronder op de boodschappentassen met geld, de rugzak en de handschoen onder de geldtelmachine) het DNA van [medeverdachte 1] aangetroffen; [72]
- In de woning [adres 3] Den Haag is het DNA van [medeverdachte 6] aangetroffen op een rietje van een pakje Capri Sun op de salontafel in de woonkamer en het DNA van [verdachte] op de binnenzijde van een handschoen uit een boodschappentas. [73]
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 4] op vragen van zijn raadsman, de rechtbank en de officieren van justitie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [74]
  • met
  • hij wilde iets verdienen met de in- en verkoop van harddrugs;
  • hij werd benaderd om transport te zoeken voor harddrugs van een ander en heeft daarvoor een van zijn broers benaderd;
  • om drugs aan anderen te kunnen leveren zocht hij contact met een van zijn broers, waarna hij het antwoord doorgaf aan zijn contact;
  • hij kon niet zelf de prijs bepalen waarvoor hij drugs aan anderen verkocht, dit diende hij eerst aan een van zijn broers te vragen.
Het adres [adres 4] in Den Haag is het BRP-adres van [medeverdachte 5] . Hij verhuurde de woning aan [medeverdachte 6] . Het adres wordt regelmatig genoemd in de chatberichten van de hierboven genoemde accounts, om elkaar te ontmoeten of geld af te leveren. Foto’s van het interieur van deze woning zijn verstuurd door corona@encrochat.com ( [verdachte] ) en [gebruikersnaam 13] @encrochat.com ( [medeverdachte 4] ), waarbij ook een grote hoeveelheid geld en een geldtelmachine te zien zijn. [75] In de woning is een geldtelmachine aangetroffen. [76] Uit observaties blijkt dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de periode december 2020 en januari 2021 ook bij deze woning zijn gezien. [77] Op 8 februari 2021 stuurde [gebruikersnaam 34] naar [gebruikersnaam 37] :
Broer als je wilt kan je komen halen zijn 1250 blokken […] Kom waar je altijd naar soma komt. [78] Getuige Khitanea heeft verklaard dat het Marokkaanse neefje van de onderbuurman van nummer 71 (deze buurman heette Medjied en wordt ook ‘lange’ genoemd) in de woning [adres 3] heeft gelogeerd. Hij verklaarde dat 'Soma', wiens echte naam [medeverdachte 6] is, ook op nummer 71 woonde. [79] In de chatberichten van de genoemde accounts wordt ‘soma’ vele malen genoemd. [80]
Ten aanzien van de stempels/opdrukken op de aangetroffen drugs is het volgende geverbaliseerd.
In de telefoon van [medeverdachte 6] zijn Telegramberichten van 7 maart 2021 gevonden over ‘have you seen ICON’. SkyECC-account [gebruikersnaam 36] ( [verdachte] ) verstuurde op 7 en 8 maart 2021 foto’s van blokken ICON. SkyECC-account [gebruikersnaam 34] ( [medeverdachte 5] ) verstuurde op 8 maart een foto van een blok ICON met groen verpakkingsmateriaal. [medeverdachte 5] verstuurt dezelfde foto die [verdachte] eerder stuurde, en [medeverdachte 4] en [verdachte] sturen een foto door die eerder door [medeverdachte 1] is gestuurd. [81]
- In de BMW van [verdachte] (op naam van [medeverdachte 6] ) is op 9 maart 2021 een groot aantal groene ICON blokken gevonden, totaal 110 kg. [82]
- In de Citroën Jumpy van [medeverdachte 1] zijn 43 blokken cocaïne aangetroffen, waaronder een aantal groene pakketten met de opdruk ICON, een aantal zilveren pakketten met de opdruk "Mercedes-Benz" en een aantal donker gekleurde pakketten met de opdruk van een "anker". [83]
[gebruikersnaam 3] ( [verdachte] ) stuurde op 24 februari 2021 naar [gebruikersnaam 39] :
Slm bro als je echt haast hebt kan ik je 7 geven die zijn kant en klaar maar wollah zitten 200 erin ik wilde ze ook sturen als je haast heb geef ik je dielaat ik gelijk maken is ankerbr. [84]
- In de woning [adres 3] werden persplaten met logo’s van Audi en Anker en een boodschappentas met vellen A4 aangetroffen met daarop logo’s van Audi en van een anker. [85]
- In chats van [gebruikersnaam 24] (geïdentificeerd als [medeverdachte 3] ) werden op 2 maart 2021 afbeeldingen van (vermoedelijk) blokken cocaïne met stempels AUDI en Mercedes gestuurd en de tekst: 'Ja deze is garantie bro' (...) 'Zijn toppers bro'. [86]
i. In de BMW, de Citroën Jumpy en een VW Up met kenteken [kenteken 3] (hierna: de VW Up) op naam van [medeverdachte 5] zijn professioneel ingebouwde verborgen ruimtes aangetroffen. [87] De verborgen ruimtes in de Citroën Jumpy en de VW Up waren te openen door middel van een afstandsbediening. In de verborgen ruimtes van de BMW en de Citroën Jumpy zijn – zoals hiervoor al werd vermeld – grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. In verschillende chatberichten van [gebruikersnaam 30] ( [medeverdachte 1] ) wordt gesproken over ‘de plaats auto’ en de ‘stash auto’, waarbij ook een foto is verstuurd van een auto die is herkend als de Citroën Jumpy. [88] In chatberichten tussen [gebruikersnaam 2] ( [verdachte] ) en [gebruikersnaam 42] (door [gebruikersnaam 2] opgeslagen als ‘stashauto’) informeert [gebruikersnaam 2] naar de mogelijkheden ten aanzien van auto’s met verborgen ruimtes en hoe groot die ruimtes dan zijn. [89] Wortyorchid ( [medeverdachte 3] ) biedt transport aan voor Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Spanje: ‘ik heb met vrachtwagen en stash’. [90]
De verdachten (met uitzondering van [medeverdachte 1] ) hebben in de periode van juni 2019 tot februari 2020 samen gereisd in verschillende combinaties: [medeverdachte 6] & [medeverdachte 5] (Marokko), [medeverdachte 6] & [medeverdachte 3] (Alicante), [medeverdachte 4] & [medeverdachte 2] & [medeverdachte 6] (Marokko), [medeverdachte 4] & [medeverdachte 6] (Londen, Malaga en Marokko). Enkele verdachten zijn daarnaast ook individueel naar het buitenland gereisd, met bestemmingen Alicante, Malaga, Marokko en Athene. [91]
In de telefoons van sommige verdachten zijn foto’s van de overige verdachten aangetroffen, genomen op verschillende locaties en in wisselende samenstellingen. [92]
In augustus 2019 zijn gesprekken opgenomen die zijn gevoerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] toen [medeverdachte 1] gedetineerd zat in Alphen aan den Rijn. In de uitwerking van die gesprekken is te lezen dat tikgeluiden hoorbaar waren, die waarschijnlijk werden veroorzaakt door henzelf om het opnemen van de gesprekken te verstoren. In de gesprekken gaat het onder meer over opdrachten die [medeverdachte 3] krijgt om ‘een bak’ weg te halen (waarmee boetes worden gemaakt), wordt gesproken over ‘ [medeverdachte 4] ’ en ‘die Somaliër’ en ‘ [gebruikersnaam 13] ’, geeft [medeverdachte 1] de instructie ‘Leg/geef/lever hem 2 kilo’ en wordt gesproken over een bak die [medeverdachte 3] gaat wegbrengen, waarbij [medeverdachte 1] uitleg geeft over een afstandsbediening. [93]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Alle verdachten zijn geïdentificeerd als gebruiker van één of meer accounts van de versleutelde berichtendiensten EncroChat en/of SkyECC, behalve [medeverdachte 6] die alleen een SkyECC-telefoon voorhanden had. Via die accounts hadden de verdachten contact met elkaar en met derden over de aankoop, de verkoop, de prijzen en het vervoer van heroïne en cocaïne. Uit de berichten blijkt dat de verdachten onderling en met derden harddrugs verhandelden, dat zij grote geldbedragen beschikbaar hadden en ook aan elkaar overhandigden en dat gesproken werd over vervoer van drugs via transportlijnen uit onder andere Zuid-Amerika.
Bij doorzoeking van de woningen en voertuigen van de verdachten zijn op meerdere plekken grote hoeveelheden harddrugs, drugsgerelateerde goederen en grote geldbedragen aangetroffen. Dit betreft met name de voertuigen die zijn aangetroffen bij de woningen van [medeverdachte 1] en [verdachte] en in de woning van [verdachte] . In de woning [adres 3] in Den Haag, gelinkt aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] , en in de woning van [medeverdachte 2] zijn veel drugsgerelateerde goederen aangetroffen, die erop duiden dat deze woningen zijn gebruikt als productielocatie van harddrugs. Zo zijn daar persplaten aangetroffen met logo’s (Audi en Anker) die ook op een aantal cocaïneblokken zaten die zijn gevonden in de genoemde voertuigen. In de BMW, de Citroën Jumpy en de woning [adres 3] zijn DNA-sporen en vingerafdrukken van verschillende verdachten gevonden. Verder zijn in drie voertuigen professioneel ingebouwde verborgen ruimtes gevonden, terwijl daarover ook in de chatberichten werd gesproken.
De verdachten konden bovendien tegelijkertijd beschikken over blokken cocaïne met de opdruk ICON. Zo werden op 7 en 8 maart 2021 foto’s rondgestuurd, eerst door [medeverdachte 1] en [verdachte] en vervolgens ook door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , waarbij deze blokken te koop werden aangeboden aan anderen. Op 9 maart 2021 werden in voertuigen van [medeverdachte 1] en [verdachte] vele blokken cocaïne met opdruk ICON aangetroffen. Dit duidt op een gestructureerde samenwerking met betrekking tot de aankoop, het voorhanden hebben en de handel in cocaïne.
De woning [adres 4] was – zo blijkt uit de chatberichten en observaties – een ontmoetingsplek voor de verdachten en hun contacten en werd gebruikt om drugs en geld op te halen of te brengen. Ook werden daar mogelijk frisdrankblikjes geprepareerd, zodat daarin drugs zouden kunnen worden verborgen. In de woning van [medeverdachte 2] werden soortgelijke blikjes aangetroffen, welke blikjes daadwerkelijk waren geprepareerd. De verdachten ontmoetten elkaar ook op andere locaties en reisden (in wisselende samenstellingen) gezamenlijk naar het buitenland. In de telefoons van enkele verdachten zijn foto’s aangetroffen waarop andere verdachten uit dit onderzoek te zien zijn. Dit alles laat zien dat de verdachten nauw op elkaar waren betrokken.
Uit het procesdossier blijkt dat in de samenwerking tussen de verdachten een zekere rolverdeling is aan te wijzen. Met de voorbereiding van invoer van harddrugs vanuit het buitenland naar Europa hielden met name [medeverdachte 1] en [verdachte] zich bezig, zo blijkt uit hun chatberichten. Bij deze twee verdachten zijn ook de grote hoeveelheden drugs en geld aangetroffen. De aansturende rol van [medeverdachte 1] blijkt ook uit de gesprekken uit 2019 die in de gevangenis zijn opgenomen, waarin het lijkt te gaan over [medeverdachte 4] en over een auto met stashruimte. De drugs werd binnen Europa en in Nederland met name verhandeld door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Daarbij is te zien dat zij drugs te koop aanbieden of door anderen worden gevraagd om drugs te regelen. In deze berichten valt op dat zij de verkoopprijzen eerst moeten afstemmen, zoals ook uit de verklaring van [medeverdachte 4] ter terechtzitting blijkt. [medeverdachte 2] is betrokken geweest bij meer uitvoerend werk (bij hem zijn goederen aangetroffen voor het wassen en versnijden van drugs). Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de blokken ICON laat zien dat de drugs eerst beschikbaar was voor [medeverdachte 1] en [verdachte] en dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] deze drugs aan derden te koop hebben aangeboden, terwijl ze de drugs niet zelf voorhanden hadden. [medeverdachte 5] heeft niet alleen berichten gestuurd over de verkoop van drugs, maar bezat ook een auto met stashruimte en heeft zijn woning ter beschikking gesteld. [medeverdachte 6] was de loopjongen van de andere verdachten, die meeging op korte reisjes naar het buitenland en – zo blijkt uit de berichten – koeriersdiensten verrichte als er drugs of geld vervoerd moest worden. Hij woonde bovendien in de woning die door de andere verdachten werd gebruikt.
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat tussen de verdachte en de andere verdachten in het [onderzoek 2 ] een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestond, dat gesproken kan worden over een criminele organisatie. Het oogmerk van deze organisatie was – zo blijkt uit de chatberichten en de aangetroffen goederen – de invoer van en de handel in cocaïne en heroïne dan wel het voorbereiden of bevorderen daarvan. Uit de chatberichten en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de verdachte dat hij zich ook bewust was van het doel van de organisatie en de door hem daaraan geleverde bijdrage.
Ten aanzien van de pleegperiode zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het vroegst aanwijsbare moment waarop de verdachte bij de organisatie betrokken was. Uit de chatberichten blijkt een onderlinge samenwerking die teruggaat tot in elk geval april 2020. In de opgenomen gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uit augustus 2019 wordt echter ook al gesproken over ‘ [medeverdachte 4] ’ en ‘ [gebruikersnaam 13] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4] ), een auto met afstandsbediening en over ‘geef hem 2 kilo’. Dit zijn elementen die behoren tot de kern van hetgeen is overwogen over de onderlinge samenwerking tussen de verdachten. Verder blijkt dat enkele verdachten al sinds november 2019 in wisselende samenstellingen naar het buitenland zijn gevlogen. Daarom zal de rechtbank in de zaken van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uitgaan van een pleegperiode vanaf 1 augustus 2019, in de zaken van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] vanaf 19 november 2019 (de datum waarop zij samen naar Batouta zijn gevlogen), in de zaak van [verdachte] vanaf 4 april 2020 (de datum waarop hij contact had met [medeverdachte 4] via EncroChat) en in de zaak van [medeverdachte 2] vanaf 20 november 2020 (de dag waarop hij met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] naar Batouta is gevlogen). In alle zaken loopt de bewezenverklaring tot 9 maart 2021, de dag waarop de verdachten zijn aangehouden, omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de criminele organisatie voor die datum is opgehouden te bestaan. Ten aanzien van de pleegplaats overweegt de rechtbank dat het, nu de woonplaats van de verdachte Den Haag betreft, aannemelijk is dat het deelnemen door de verdachte vanuit Den Haag heeft plaatsgevonden. Nu dit niet met zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank als pleegplaats ‘Den Haag en/of elders in Nederland’ bewezen verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – onder feit 1 bewezen verklaren dat de verdachte gedurende de periode 4 april 2020 tot en met 9 maart 2021 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit de op de dagvaarding genoemde personen, die tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet.
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 4 april 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4]en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of met meerdere andere (onbekend gebleven) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 26 maart 2020 tot en met 9 maart 2021 te Den Haag en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij in de periode van 31 maart 2020 tot en met 2 april 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, (telkens) om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) een anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij
- ( aan de gebruiker van het account [gebruikersnaam 14] ) informatie opgevraagd over prijzen van cocaïne, en
- ( met [gebruikersnaam 7] ) inlichtingen uitgewisseld over het vervoer van cocaïne naar het buitenland (te weten het Verenigd Koninkrijk);
4.
hij op 9 maart 2021 te Den Haag opzettelijk aanwezig heeft gehad 110 kilo cocaïne en 64,5 kilo heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
5.
hij in de periode van 12 april 2020 tot en met 13 april 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, 717.535 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
hij op 9 maart 2021 te Den Haag meerdere geldbedragen, te weten:
- 135.000 euro (aangetroffen in de woning) en
- 481.650 euro (aangetroffen in
deBMW),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, nu sprake is van een verlaagd strafplafond omdat een eerder opgelegde nog niet onherroepelijke gevangenisstraf van 66 maanden in mindering moet worden gebracht vanwege artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 maanden en een geldboete van € 600.000.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de feiten en het strafblad van de verdachte met daarop gedateerde feiten. De onrechtmatige verkrijging en het gebruik van de SkyECC- en EncroChat-gegevens dient volgens de raadsvrouw wel te leiden tot strafvermindering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende bijna één jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne en het treffen van voorbereidingshandelingen voor de in- en uitvoer van cocaïne en heroïne. Het ging over het verkopen van drugs zowel in Nederland als daarbuiten, in opvallend grote hoeveelheden: er werd gesproken over honderden tot duizenden kilo’s harddrugs. Uit de later ontsleutelde chats valt op te maken dat dit op zeer professionele wijze gebeurde. Zo gebruikte de verdachte vier PGP-accounts, waarmee hij heimelijk berichten kon uitwisselen met anderen. Ook waren bij de handel auto’s met vakkundig aangebrachte verborgen ruimtes betrokken, en werd er gesproken over transport over zee.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van in totaal bijna 2,5 miljoen euro, waarvan meer dan € 600.000 in contanten werd aangetroffen bij hem thuis en in een auto waarover hij beschikte. In diezelfde auto werd 110 kilogram cocaïne en 64,5 kilogram heroïne aangetroffen. Het geld was gebundeld in talloze pakketjes, de drugs geseald in kilo- en pondspakken en alles was verpakt in
big shoppers.
De verdachte heeft daarbij deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband, samen met onder andere vier broers van de verdachte en twee anderen. Uit de chats van de verdachte en van anderen is op te maken dat het crimineel samenwerkingsverband de grootschalige handel in harddrugs als oogmerk had: de uitgewisselde berichten en foto’s zijn nietsverhullend. Ze laten gesealde kiloblokken cocaïne en heroïne zien, voorzien van een stempel dat in de organisatie vaker terugkomt. De organisatie opereerde daarbij professioneel. In de chatberichten werd gesproken over containers en transport over zee, en over de mogelijkheid om de drugs in havens door te voeren, soms met hulp van corrupte contacten. De verdachte vervulde binnen dat samenwerkingsverband een leidende rol: zo nam hij de voorbereiding van invoer van harddrugs naar Europa op zich en stuurde hij mensen aan om drugs of geld te halen of te brengen.
De georganiseerde handel in drugs heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Harddrugs zijn zeer verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Bij gebruikers die daarvoor de financiën niet hebben, leidt de behoefte aan drugs bovendien tot vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken, om zo de verslaving te kunnen financieren.
Dat bij de handel in drugs veel geld omgaat is niet alleen een feit van algemene bekendheid, maar blijkt ook bij dit crimineel samenwerkingsverband uit de foto’s van grote hoeveelheden contant geld en het daadwerkelijk aantreffen van miljoenen aan contant geld. Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Zo valt uit chatberichten af te leiden dat binnen het crimineel samenwerkingsverband contacten bestonden met personen in bijvoorbeeld havens die kennelijk konden zorgen voor het transport van verdovende middelen. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee uiteindelijk onze democratische rechtsstaat. Dat geldt te meer als de drugshandel in een georganiseerd crimineel samenwerkingsverband wordt begaan. De structuur en duurzaamheid van een dergelijk verband, dat in dit geval professioneel opereerde en uit meerdere personen bestond, maakt de ondermijnende slagkracht groter en de bestrijding ervan moeilijker.
Vanuit het oogpunt van vergelding voor de ontwrichting waaraan de verdachte als lid van het criminele samenwerkingsverband heeft bijgedragen en ook om anderen ervan te weerhouden zich in te laten met de georganiseerde drugscriminaliteit, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 mei 2022.
Daaruit blijkt dat de verdachte in 2019 en in 2007 tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld, onder meer voor Opiumwetfeiten, laatstelijk op 30 oktober 2019 toen de meervoudige kamer van deze rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 66 maanden oplegde.
Strafvermindering vanwege vormverzuim?
Zoals hiervoor reeds is overwogen (onder 4.3) is de verkrijging en het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-gegevens niet onrechtmatig en vormt het – anders dan de verdediging heeft bepleit – geen grond voor strafvermindering.
De straf
De rechtbank is gelet op de hoeveelheid aan bewezenverklaarde feiten en de ernst daarvan, die is gelegen in de rol van de verdachte maar ook in de grote hoeveelheden drugs en geld die bij hem zijn aangetroffen, van oordeel dat een gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het strafmaximum in deze bedraagt tien jaren en acht maanden, te weten het strafmaximum van acht jaren voor een criminele organisatie met als oogmerk de (internationale) handel in harddrugs (artikel 11b van de Opiumwet), vermeerderd met een derde (dus: twee jaren en acht maanden) vanwege de meerdaadse samenloop. De rechtbank is van oordeel dat een straf van deze omvang passend en geboden is.
Nu de bewezenverklaarde feiten allen vallen ná de datum waarop de verdachte op 30 oktober 2019 zijn laatste straf opgelegd heeft gekregen, is artikel 63 Sr niet van toepassing en behoeft – anders dan de vordering van de officier van justitie, die uitgaat van een eerder aanvangende pleegperiode – die straf niet in mindering te worden gebracht. De rechtbank zal de verdachte dan ook een gevangenisstraf van tien jaren en acht maanden opleggen. Voor het opleggen van een geldboete naast deze gevangenisstraf, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten respectievelijk geldbedragen van € 135.000 en € 481.650 en een auto van het merk BMW met kenteken [kenteken 1] , zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd het geldbedrag van € 135.000 te geven aan de Staat voor afbetaling van de ontnemingsvordering van de verdachte. Ten aanzien van de BMW en het geldbedrag van € 481.650 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten respectievelijk geldbedragen van € 135.000, € 481.650 en een auto van het merk BMW met kenteken [kenteken 1] , verbeurdverklaren.
De onder 1 en 2 genoemde geldbedragen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze geldbedragen aan de verdachte toebehoren en met betrekking tot deze geldbedragen het onder 6 bewezenverklaarde feit is begaan.
De onder 3 genoemde BMW is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voertuig aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voertuig de onder 2, 4 en 6 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a en 11b van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, derde, vierde en vijfde lid, en 10a van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 2, primair:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
witwassen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6, primair:
witwassen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren en 8 (acht) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
1. geldbedrag EUR 135.000
2. geldbedrag EUR 481.650
3. voertuig BMW [kenteken 1] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.C. Bloem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal ‘ [onderzoek 2 ] ’, onderzoeksnummer [onderzoeksnummer] van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1870).
2.AMB.012, p. 43-46.
3.AMB.010, p. 85-88.
4.AMB.012, p. 43-46.
5.AMB.008, p. 90-97.
6.AMB.196, p. 656-662; AMB.097, p. 466-467, p. 1838.
7.AMB.231, p. 777-778.
8.AMB.054, p. 23-30.
9.AMB.231, p. 778-779.
10.P. 813.
11.P. 105.
12.P. 99-100.
13.P. 103-104.
14.P. 108.
15.P. 112-113.
16.P. 699.
17.P. 783.
18.P. 831-832.
19.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
20.P. 102-103.
21.P. 105-106.
22.P. 567-568.
23.AMB.162, p. 561-562, met bijlagen p. 563-566.
24.AMB.179, p. 397-604, p. 1813-1828.
25.P. 547-548.
26.AMB.206, p. 698-699, AMB.164, p. 569-570.
27.P. 569.
28.P. 549, p. 934-938, met bijlage, p. 943-944.
29.P. 1753, p. 1631-1637, 1676.
30.P. 120-121.
31.P. 125.
32.P. 386-388.
33.AMB.119, p. 487.
34.P. 744, p. 546-549. Zie verder de bewijsmiddelen genoemd onder 5.4.4 van dit vonnis.
35.P. 386-388.
36.AMB.056, (p. 135 ev)
37.AMB.010, (p. 85 ev.), AMB.008 (p. 90 ev.), AMB.196 (p.656 ev.) en AMB.231 (p. 777 ev.).
38.AMB.012 (p. 43 ev.), AMB.069 (p. 212), AMB.165 (p. 571 ev), AMB.219 (p. 729 ev.).
39.Zie de bewijsmiddelen genoemd onder 5.4.1 van dit vonnis.
40.AMB.059 (p. 150 ev.).
41.AMB.019 (p. 157 ev), AMB.088 (p. 263 ev).
42.AMB.158 (p. 551).
43.P. 100-101.
44.P. 117.
45.P. 81.
46.P. 521-522.
47.P. 795.
48.P. 152.
49.P. 523.
50.P. 145.
51.P. 471.
52.P. 471.
53.P. 471.
54.P. 145.
55.P. 147-148.
56.P. 31.
57.P. 140-141.
58.P. 35.
59.P. 778.
60.P. 102-103, 105, 111, 113-118.
61.P. 41-42, 620-624, 764-773.
62.P. 567, 744, 1652-1656, 1805-1812, 1813-1818, 1819-1824, 1825-1828.
63.P. 308, 310, 322, 511-512, 1801-1804, 1830, 1833, 1835, 1837.
64.P. 324-327.
65.P. 194-196.
66.P. 235-236, 238-241, 584-587, 612.
67.P. 4 van het beslagdossier.
68.P. 487.
69.P. 473-486.
70.P. 921, 1653, 1677.
71.P. 935-936, 943-944, 1631, 1653, 1753.
72.Zie de bewijsmiddelen onder 5.4.4 van dit vonnis.
73.P. 815, 819, 1789-1790.
74.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting d.d. 13 juni 2022.
75.P. 182, 191, 34-349, 669-673
76.P. 194.
77.P. 761-763.
78.P. 666.
79.P. 1318-1319.
80.Bijlage 1 bij repliek officier van justitie van 27 juni 2022.
81.P. 305, 497, 569-570, 667, 696-697, 698-699, 780-786.
82.P. 547, 1667.
83.P. 511.
84.P. 793.
85.P. 326.
86.P. 725.
87.P. 219, 226, 310, 502, 546-548.
88.P. 608-611.
89.P. 103-104.
90.P. 165-166.
91.P. 848-850.
92.P. 244-248, 288-291, 826.
93.P. 351-355.