ECLI:NL:RBDHA:2022:6922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
9787218 MB22-1106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Uitspraak na prejudiciële beslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing officier van justitie inzake verkeersboete met toekenning proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete van € 249,– ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 17 december 2020. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, waarop de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 7 juni 2022 was de advocaat van de betrokkene aanwezig, maar de betrokkene zelf was afwezig met een bericht van verhindering.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet kon aantonen dat de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdig aan de advocaat waren verstrekt, wat in strijd was met artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor werd de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De kantonrechter oordeelde echter dat de verkeersboete zelf in stand bleef, omdat de schending van de informatieplicht van de officier van justitie niet automatisch leidde tot vernietiging van de boete zelf.

Desondanks besloot de kantonrechter om een proceskostenvergoeding van € 379,50 toe te kennen aan de betrokkene, omdat deze genoodzaakt was om beroep in te stellen door de nalatigheid van de officier van justitie. De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke procesgang en de verplichting van bestuursorganen om tijdig te reageren op verzoeken om informatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [kenmerk]
Registratienummer team straf: 9787218 MB VERZ 22-1106
Uitspraakdatum : 28 juni 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[belanghebbende]
adres: [adres]
advocaat: mr. E. Meijer

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Daartegen is beroep ingesteld. De officier van justitie heeft dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De advocaat heeft een aanvullend stuk ingediend.
De zitting was op 7 juni 2022. De advocaat en de vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: vertegenwoordiger) waren er. Betrokkene was met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Gang van zaken
Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 17 december 2020 met het voertuig met het kenteken [kenteken] op de [locatie 1] kruising [locatie 2] te Voorburg niet is gestopt voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht, terwijl betrokkene toen de kentekenhouder van dit voertuig was.
Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd van € 249,– (inclusief administratiekosten).
Bij brief van 3 januari 2021 heeft de advocaat administratief beroep ingesteld tegen de verkeersboete. Hij heeft verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken.
Bij brief van 9 februari 2021 heeft de advocaat zijn verzoek om de op de zaak betrekking hebbende stukken herhaald.
Bij brief van 19 maart 2021 heeft de advocaat gereageerd op een aanmaningsbrief die betrokkene van het CJIB had ontvangen.
Bij brief van 2 april 2021 heeft de CVOM de advocaat gewezen op het ontbreken van gronden en hem de gelegenheid geboden de gronden uiterlijk vier weken na dagtekening in te dienen. In de brief staat ook dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als deze termijn niet in acht wordt genomen.
Bij beslissing van 7 juli 2021 heeft de officier van justitie het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van gronden.
De advocaat heeft tijdig beroep bij de kantonrechter ingesteld.
Standpunten van partijen
De advocaat heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie bepleit. Er is nimmer gereageerd op verzoeken om de op de zaak betrekking hebbende stukken. Pas in de rechterlijke fase zijn onleesbare en niet te ontcijferen foto’s toegestuurd. Betrokkene heeft anderhalf jaar lang geprobeerd om een voor haar duidelijke en leesbare onderbouwing te krijgen van de verweten gedraging. Dit heeft haar op aanzienlijke kosten gejaagd. Het recht op vervolging is vervallen. Subsidiair heeft de advocaat aangevoerd dat de verkeersboete niet in stand kan blijven vanwege het ontbreken van bewijs.
Ter zitting heeft de advocaat de beroepsgronden gehandhaafd.
De vertegenwoordiger heeft aangegeven dat in een zaak als deze van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie geen sprake kan zijn. De beslissing van de officier van justitie komt wel voor vernietiging in aanmerking, maar de verkeersboete is terecht opgelegd. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger op haar laptop digitale foto’s van de verweten gedraging getoond. De kantonrechter en de advocaat hebben hier kennis van genomen.
Oordeel van de kantonrechter
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De kantonrechter stelt voorop dat deze zaak om een verkeersboete gaat. In een dergelijk geval zijn voorzieningen van strafrechtelijke en strafvorderlijke aard uitgesloten (zie artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften). Het verweer van de advocaat – strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie – kan daarom niet slagen. [1]
Beroep tegen de beslissing van de officier van justitie
Op vragen van de kantonrechter ter zitting heeft de vertegenwoordiger aangegeven dat zij niet aannemelijk kan maken dat de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdig – dat wil zeggen in de fase van administratief beroep – aan de advocaat zijn verstrekt. Gelet hierop is de beslissing van de officier van justitie van 7 juli 2021 in strijd met artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. [2] Overigens heeft de advocaat desgevraagd aangegeven dat hij pas in april 2022 stukken heeft ontvangen.
De beroepsgrond slaagt. Het beroep is gegrond. De beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd.
Beroep tegen de verkeersboete
De kantonrechter zal het beroep tegen de verkeersboete beoordelen. Dat de officier van justitie zijn informatieplicht heeft geschonden, brengt niet mee dat ook de verkeersboete moet worden vernietigd. Schending van die plicht betreft immers een gebrekkige totstandkoming van de beslissing van de officier van justitie en niet ook van de verkeersboete. Dit is vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [3] De beroepsgrond hierover slaagt niet.
In het zaakoverzicht staat onder meer het volgende:
“(…)
Feitgegevens:
(…)
Pleegdatum en -tijdstip 17-12-2020, 17:38:00
Pleeglocatie [locatie 1] , kruising [locatie 2]
Pleegplaats Voorburg, Gemeente Leidschendam-Voorburg
(…)
Kenteken [kenteken]
(…)
Toelichtingen:
(...)
De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,8 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.”
De twee bedoelde foto’s zitten in het dossier. Die zijn niet heel duidelijk omdat het ten tijde van de verweten gedraging al donker was. Toch is op beide foto’s te zien dat het relevante verkeerslicht rood uitstraalde. Uit de eerste foto blijkt verder dat de voorwielen van het voertuig zich bij de stopstreep bevinden. In de databalk onder deze foto staan onder meer de volgende gegevens:
Snelheid: 59 km/h
Geeltijd: 3,2 s
Roodtijd: 0,8 s.
Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden en bijna volledig het verkeerslicht is gepasseerd. In de databalk onder deze foto staan onder meer de volgende gegevens:
Snelheid: 59 km/h
Geeltijd: 3,2 s
Roodtijd: 1,5 s.
De digitale foto’s die de vertegenwoordiger ter zitting op haar laptop heeft getoond, zijn iets duidelijker en bevestigen het hierboven beschreven beeld. De locatie van het voertuig ten opzichte van het verkeerslicht in combinatie met de gereden snelheid maakt dat de verweten gedraging vast staat. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep van de advocaat op het tijdsverloop levert geen bijzondere omstandigheid op om de verkeersboete te matigen. [4] Ook overigens is van dergelijke omstandigheden niet gebleken. De verkeersboete blijft dus in stand.
Proceskosten
De beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd, maar de verkeersboete blijft in stand. Betrokkene wordt dus niet in het gelijk gesteld. Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bestaat er dan geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. [5] De kantonrechter ziet in dit specifieke geval aanleiding om van deze jurisprudentie af te wijken. Betrokkene heeft zich immers genoodzaakt gezien beroep bij de kantonrechter in te stellen omdat de officier van justitie niet tijdig gevolg heeft gegeven aan het – herhaaldelijk gedane – verzoek om toezending van stukken. Dit past niet bij een behoorlijk handelend bestuursorgaan. Daarom zal de kantonrechter ambtshalve een proceskostenvergoeding toekennen voor professionele rechtsbijstand in de rechterlijke fase. Dit is € 379,50 voor deze zaak (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting x € 759,– per punt x wegingsfactor 0,5 x 1 wegens samenhang tussen deze zaak en een andere zaak [6] ÷ 2).

Beslissing:

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
  • verklaart het beroep tegen de verkeersboete ongegrond;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 379,50.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
R. Yusuf, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. , maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf, en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 februari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1315.
2.Zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10263.
3.Zie het arrest van 8 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2019:8519.
4.Zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10121.
5.Zie bijv. het arrest van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336.
6.De kantonrechter heeft op dezelfde zitting twee zaken van dezelfde advocaat behandeld (9772771 MB VERZ 22-995 en 9787218 \ MB VERZ 22-1106). De werkzaamheden van de advocaat waren identiek. Daarom wordt in elke zaak de helft van de vergoeding voor de rechterlijke fase toegekend.