Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Verzoeker beschikt over een verblijfsvergunning in Italië en geeft aan sinds 9 augustus 2020 in Nederland te verblijven. Op 21 oktober 2020 is de zoon van verzoeker en referente geboren. Verzoeker is vervolgens op 23 februari 2021 met referente gehuwd in Nederland. Op 12 mei 2021 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel “familie- en gezin”. Verzoeker wil graag een beroep doen op de tijdelijke versoepelingen voor het ophalen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Het bestreden besluit
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoeker niet beschikt over een mvv en hij niet in aanmerking komt voor vrijstelling daarvan. De uitzetting van verzoeker is niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens verweerder heeft verzoeker weliswaar familieleven met referente, maar dient de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van verzoeker uit te vallen. Daartoe heeft verweerder doorslaggevend gevonden dat de banden van verzoeker met Nederland beperkt zijn en dat verzoeker familieleven is aangegaan zonder dat hij wist of hij in Nederland mocht verblijven. Verzoeker heeft de Nederlandse overheid hiermee voor een voldongen feit gesteld. Daarnaast stelt verweerder dat verzoeker zijn familieleven met referente en zijn zoon kan voortzetten in Italië dan wel in Marokko zodat geen sprake is van een gedwongen scheiding. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verzoeker moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste met toepassing van de hardheidsclausule.
Gronden verzoeker
Verzoeker voert aan dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het voordeel van hem moet uitvallen. Volgens verzoeker is de inmenging van verweerder niet noodzakelijk en staat ook niet in het besluit welk belang de inmenging in het familieleven rechtvaardigt. Daarnaast meent verzoeker dat het juist in het belang is van de Nederlandse overheid als het verblijf van verzoeker in Nederland wordt toegestaan omdat referente in een eigen, goed lopende onderneming heeft. Verder stelt verzoeker dat hij beschikt over een Italiaanse verblijfsvergunning en dus in zijn vrije termijn in Nederland verbleef, waardoor een gedeelte van het opgebouwde familieleven is gefundeerd op rechtmatig verblijf. Ook heeft verzoeker sterke banden met Nederland opgebouwd omdat hij hier is gehuwd met referente en samen met haar een zoon heeft. Hij heeft familie en vrienden in Nederland en leert de Nederlandse taal. Verder meent verzoeker dat hij geen banden heeft met Italië of met Marokko.
Verzoeker voert verder aan dat hij moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat de hardheidsclausule op hem van toepassing is. Verzoeker heeft bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat sprake is van een passend geval waarbij een uitzondering op het mvv-vereiste moet worden gemaakt. Handhaving van het mvv-vereiste is in verzoekers geval onevenredig en in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Verzoeker voldoet immers aan alle overige materiële vereisten voor toekenning van de vergunning. Als bijzondere omstandigheden heeft verzoeker aangevoerd dat referente directeur-grootaandeelhouder is van een familiebedrijf wat maakt dat als zij als gevolg van het besluit van verweerder mee zal moeten naar Italië of Marokko, dit grote gevolgen zal hebben voor haar onderneming. Daarnaast heeft zij haar leven in Nederland. Verder heeft verzoeker grotendeels alleen de zorg over zijn zoon omdat deze niet naar de opvang kan en referente de kostwinster is in het gezin. Zijn zoon is nooit in Italië of Marokko geweest. Verder beschikt verzoeker over een Italiaans verblijfsdocument, maar dat is nog maar geldig tot 9 februari 2022 en het is nog maar de vraag of dit verlengd kan worden. Verzoeker, referente en hun zoon hebben geen banden met Italië. De banden met Marokko zijn sterk verminderd in de afgelopen jaren. Verzoeker meent verder dat hij als gevolg van Covid-19 niet kon afreizen naar Italië of naar Marokko om een mvv aan te vragen. Het werd in verband met de coronapandemie afgeraden om te gaan reizen naar andere landen. Verzoeker heeft deze maatregelen opgevolgd en besloten om niet te gaan reizen. Daarnaast heeft Marokko zijn luchtruim voor onbepaalde tijd gesloten en mag er alleen naar Marokko worden gereisd als dat noodzakelijk is. Ook heeft verweerder onvoldoende onderkend dat referente zwanger was. Verzoeker wilde haar graag ondersteunen en wilde niet het risico lopen om haar te besmetten als hij weer zou terugkeren uit Italië of Marokko. Verder heeft referente een eigen huis, is verzoeker druk bezig om de Nederlandse taal te leren, heeft hij geen strafblad en voldoet hij aan de overige verblijfsvoorwaarden. Het besluit is daarnaast in strijd met artikel 24, derde lid van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 9 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, aldus verzoeker.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Over spoedeisend belang
De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Zoals in het primaire besluit is vermeld, heeft verzoeker geen verblijfsrecht meer in Nederland en moet hij zich onmiddellijk begeven naar het grondgebied van Italië. Hij mag het besluit op bezwaar niet in Nederland afwachten. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker in dit geval een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
Vervolgens beoordeelt de voorzieningenrechter of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
Belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van verzoeker heeft laten uitvallen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)volgt dat bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op familie- en gezinsleven een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van de betrokken vreemdeling en diens familie enerzijds en het Nederlands belang dat is gediend met het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechter enigszins terughoudend moet zijn.
9. Niet ter discussie staat dat er sprake is van beschermenswaardig familieleven tussen verzoeker en referente. Verweerder heeft bij de belangenafweging alle aangevoerde omstandigheden kenbaar betrokken en hierbij doorslaggevend kunnen vinden dat verzoeker familieleven is gaan uitoefenen en daarmee zijn verblijf heeft bestendigd zonder dat hij in het bezit was van een verblijfsvergunning. Dat dit niet het oogmerk was maakt niet dat verweerder dit niet aan verzoeker heeft mogen tegenwerpen nu het ontstaan van het familieleven uiteindelijk wel het gevolg is van eigen handelen en keuzes. Dat referente niet kan of wil verhuizen mede omdat zij een familiebedrijf runt waar veel mensen van afhankelijk zijn, is begrijpelijk, maar maakt niet dat de belangenafweging in het voordeel van verzoeker dient uit te vallen gelet op wat hiervoor is overwogen en ook omdat het de vraag is of het uitoefenen van deze werkzaamheden niet op afstand kan, dan wel of iemand anders niet (tijdelijk) referente haar plaats kan innemen. Ook heeft verweerder mogen vinden dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het familieleven in Italië dan wel Marokko uit te oefenen. Verzoeker heeft namelijk de Marokkaanse nationaliteit, is daar geboren en heeft het grootste deel van zijn leven in Marokko gewoond. Ook wordt verondersteld dat verzoeker banden heeft met Italië omdat hij in het bezit is van een Italiaanse verblijfsvergunning. De enkele, niet onderbouwde stelling van verzoeker dat zijn verblijfsvergunning niet zal worden verlengd, is onvoldoende. Verder heeft verweerder mogen stellen dat het besluit geen gedwongen scheiding impliceert. Niet is gebleken van een onrechtvaardige inmenging. Verweerder heeft zich daarom voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat meer gewicht toekomt aan het Nederlandse belang dat is gediend met het voeren van een restrictief toelatingsbeleid dan aan het belang van verzoeker.
Vrijstelling mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule
10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verzoeker kan worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Gelet hierop komt verweerder niet toe aan de beoordeling of is voldaan aan de overige materiële vereisten en is er in zoverre ook geen sprake van schending van het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Dat er reisbeperkingen zijn en waren, kan zo zijn, maar verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het voor verzoeker persoonlijk, in het geheel niet mogelijk is of was om af te reizen naar Italië of Marokko. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet is gebleken dat verzoeker pogingen heeft ondernomen om af te reizen. De enkele stelling ter zitting dat er veelvuldig contact is geweest met de Marokkaanse ambassade is niet voldoende. Dat verzoeker tijdens de zwangerschap van referente ook niet wilde afreizen, is begrijpelijk, maar dat is een eigen keuze wat ook maakt dat verzoeker zich niet kan beroepen op overmacht. Verweerder heeft aldus mogen tegenwerpen dat verzoeker is ingereisd tijdens de coronapandemie en niet heeft aangetoond dat hij daarna, al dan niet samen met zijn gezin niet kon terugreizen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat verzoeker geen beroep kan doen op de coulanceregeling, genoemd op de website van verweerder. Er is immers niet gebleken van een situatie dat verzoeker Nederland niet kan verlaten in verband met overmacht door Covid-19. Ook is niet gebleken dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind door het mvv-vereiste tegen te werpen. Door dit besluit worden de gezinsleden immers niet gescheiden. Het belang van het kind maakt voorts niet dat verweerder een positieve verplichting heeft om in deze situatie verblijfsrecht toe te kennen. Het als gevolg van handelen en keuzes doen laten ontstaan van gezinsleven ligt in de risicosfeer van de ouders en mag in dit geval worden tegengeworpen aan verzoeker, ook al heeft dat gevolgen voor het kind nu er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat verzoeker grotendeels de zorg heeft voor zijn kind heeft verweerder niet ten onrechte niet als bijzondere omstandigheid aangemerkt. Voor zover verzoeker betoogt dat de verblijfsvergunning in Italië nog maar geldig is tot 9 februari 2022 is dit niet onderbouwd en dit maakt voorts niet dat verzoeker niet naar Marokko kan. Wat meer of anders is aangevoerd maakt ook niet dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden of dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.