ECLI:NL:RBDHA:2022:7403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
NL22.7172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over asielaanvraag en rechterlijke dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 5 juli 2022, waarin het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond werd verklaard. De rechtbank had in die eerdere uitspraak bepaald dat de verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak het eerste gehoor moest afnemen en binnen zestien weken na de uitspraak een besluit aan de opposant bekend moest maken. De opposant heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van 5 juli 2022, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft overwogen dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen rechterlijke dwangsom heeft verbonden aan de naleving van de uitspraak van 5 juli 2022. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de door de opposant aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag heeft ingesteld onder de nieuwe Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarin de mogelijkheid om een rechterlijke dwangsom op te leggen bij een gegrond beroep is uitgesloten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.7172 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[Naam], opposant

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes).

Procesverloop

Bij uitspraak van 5 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6696, heeft de rechtbank het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond verklaard.
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord over zijn verzet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid bij een kennelijk oordeel. Dat wil zeggen dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
2. In dit geval heeft de rechtbank het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard; het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd; bepaald dat verweerder binnen acht weken na da dag waarop de uitspraak wordt verzonden het eerste gehoor afneemt en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit aan opposant bekendmaakt, in ieder geval binnen zestien weken na de uitspraak; en verweerder veroordeeld in de door opposant gemaakte proceskosten ter hoogte van € 379,50.
3. Bij bericht in het digitale dossier van 12 juli 2022 heeft opposant verzocht om de uitspraak in de beroepszaak op het onderdeel van de rechterlijke dwangsommen te heroverwegen met het oog op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1810 en ECLI:NL:RVS:2022:1888. Mede gelet op het feit dat de verzetstermijn nog niet is verstreken, vat de rechtbank dit bericht op als een verzetschrift.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Dit betekent dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of in de beroepszaak terecht zonder zitting uitspraak is gedaan. Als er in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst.
5. Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke situatie zich hier niet voor. Gelet op het verzetschrift meent opposant dat de rechtbank ten onrechte geen rechterlijke dwangsom heeft verbonden aan de naleving door verweerder van de uitspraak van 5 juli 2022. Gelet op het volgende leiden de door opposant aangehaalde uitspraken niet tot een ander oordeel.
6. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1810 en ECLI:NL:RVS:2022:1888, een oordeel gegeven over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zoals die luidde van 11 juli 2020 tot 11 juli 2021. In dit artikel was onder meer de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb) op een asielaanvraag buiten toepassing verklaard. Naar het oordeel van de Afdeling is dit in strijd met het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel en het Unierechtelijke recht op een daadwerkelijk en effectief rechtsmiddel, en daarmee onverbindend. Dit brengt met zich dat de bestuursrechter in de periode van 11 juli 2020 tot 11 juli 2021 bevoegd was om kennis te nemen van beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. Omdat de regeling op basis waarvan bij een gegrond beroep een rechterlijke dwangsom kan worden opgelegd (artikel 8:55d, tweede lid, of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb) niet afzonderlijk buiten toepassing was verklaard, brengt het voorgaande automatisch ook met zich dat de bestuursrechter in die periode bevoegd was om een rechterlijke dwangsom te verbinden aan een gegrond beroep.
7. Opposant heeft echter beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag ingesteld op 22 april 2022 en daarmee onder de nieuwe Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zoals die luidt met ingang van 11 juli 2021. In deze nieuwe wet is de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag weer geopend, maar is onder meer de regeling op basis waarvan bij een gegrond beroep een rechterlijke dwangsom kan worden opgelegd afzonderlijk buiten toepassing verklaard. Uit de door opposant aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022 volgt niet dat dit niet mogelijk is.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzet ongegrond moet worden verklaard. De uitspraak in de beroepszaak van 5 juli 2022 blijft in stand.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.