ECLI:NL:RBDHA:2022:8387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die eerder als vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich ziek met psychische klachten en diverse lichamelijke aandoeningen. Het Uwv weigerde zijn WIA-aanvraag op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 22,68%, wat onder de vereiste 35% ligt. Eiser voerde aan dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv werd aangenomen en verzocht om een deskundige te benoemen voor medisch onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen de juiste conclusies hadden getrokken over de belastbaarheid van eiser. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser over onvoldoende rekening houden met zijn beperkingen en oordeelde dat de geduide functies passend waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3775

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. I.G.M. van Gorkum),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

In het besluit van 19 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder per die datum eiser een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 13 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Eiser is samen met zijn broer verschenen. Hij is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser werkte van 20 juli 2013 tot 1 september 2018 als vrachtwagenchauffeur voor 44,09 uur per week. Hierna ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 22 oktober 2018 meldde eiser zich vanuit de WW ziek met psychische klachten. Eiser is ook bekend met diverse lichamelijke aandoeningen, namelijk hypertensie, nierinsufficiëntie, prostaatcarcinoom, jicht, rectaal bloedverlies, hypothyreoïdie, hypercholesterolemie en een myocardinfarct
.Aan eiser is met ingang van de datum van de ziekmelding een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. In september 2019 heeft een eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden, waarbij de beperkingen van eiser zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 september 2019. De ZW-uitkering is hierna voortgezet. Op 12 juli 2020 heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 10 september 2020 door een arts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft een sociaal medische beoordeling verricht. Hij heeft twee rapporten opgesteld, gedateerd op 15 september 2020 en 6 oktober 2020. Uit de rapporten volgt dat over de lichamelijke klachten van eiser medische informatie is ingewonnen bij de cardioloog van eiser. De arts vindt eiser psychisch en lichamelijk beperkt. Deze beperkingen zijn vastgelegd in de FML van 6 oktober 2020. De sociaal medische beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht. Hij vindt eiser aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 22,68%. Omdat dit minder dat 35% is, heeft eiser geen recht op een WIA-uitkering. Verweerder heeft hierna het primaire besluit genomen waarin dit staat vermeld.
1.4
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 9 maart 2021 de belastbaarheid van eiser heroverwogen. Hij heeft eiser op 28 december 2020 op het spreekuur gezien. Ook heeft hij medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser en de behandelend psycholoog. De verzekeringsarts b&b wijkt af van het medisch oordeel van de eerste arts. Hij vindt dat in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML meer en zwaardere beperkingen van toepassing zijn. De FML heeft hij aangepast op 9 maart 2021.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de aangepaste FML een herbeoordeling verricht. Hij ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de eerste arbeidsdeskundige. De functies die de eerste arbeidsdeskundige geschikt vindt voor eiser, vindt de arbeidsdeskundige b&b ook geschikt. Wel heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage minimaal bijgesteld, naar 22,73%. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiser
2. Eiser stelt zich - samengevat - op het standpunt dat hij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiser voert aan dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen door verweerder. Eiser voert ook aan dat de verzekeringsartsen ten onrechte geen informatie hebben opgevraagd bij de nefroloog bij wie hij onder behandeling is.
Hij verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen voor het verrichten van een medisch onderzoek. Ook vindt hij dat hij de geduide functies niet kan uitoefenen.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiser 19 oktober 2020 is. Dit is de datum in geding.
4.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
4.2
Als eiser van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet hij uitleggen waarom hij dat vindt. Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet hij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiser alleen zijn gezondheidsklachten noemt.
5. De rechtbank overweegt verder dat een verzekeringsarts aan de hand van specifieke en individuele klachten een weging maakt en de daaruit voortvloeiende individuele arbeidsbeperkingen vastlegt in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Het behoort volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) juist tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om medische informatie te vertalen naar arbeidsbeperkingen. [1]
Is de medische beoordeling juist geweest?
Zorgvuldigheid van het medische onderzoek
6.1
Eiser voert aan dat onvoldoende onderzoek is verricht door de verzekeringsarts b&b. Hij wijst erop dat deze arts geen medische informatie heeft opgevraagd bij de nefroloog bij wie eiser onder behandeling is vanwege zijn nierinsufficiëntie.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek wel voldoende zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De eerste arts heeft het dossier bestudeerd en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Hij heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiser en hij heeft aanvullende medische informatie opgevraagd bij de cardioloog van eiser. De brief van de cardioloog van 3 september 2020 heeft hij bij zijn oordeelsvorming betrokken. De bevindingen van de eerste arts zijn getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Ook de verzekeringsarts b&b heeft eiser op het spreekuur gezien, dossierstudie verricht en medische informatie bij de behandelaars van eiser opgevraagd. De op 2 februari 2021 van de huisarts verkregen medische informatie, inclusief diverse specialistenberichten, heeft de verzekeringsarts b&b bij zijn oordeelsvorming betrokken. Dit geldt ook voor de medische informatie die is ontvangen van de gezondheidspsycholoog van 18 januari 2021. Verder staan in het rapport van de verzekeringsarts b&b alle klachten van eiser op uitvoerige wijze vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
6.3
Het betoog van eiser dat de verzekeringsarts b&b niet alle relevante medische gegevens heeft opgevraagd slaagt niet. Verweerders verzekeringsartsen mogen naar vaste rechtspraak bij het vaststellen van beperkingen op hun eigen oordeel afgaan. [2] Het raadplegen van de behandelaars is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet waarvan een beduidend effect op de belastbaarheid van de betrokkene te verwachten is of indien de betrokkene stelt dat de behandelaars een beredeneerd afwijkend idee over zijn beperkingen hebben. Er zijn geen aanwijzingen dat hiervan met betrekking tot eisers nierinsufficiëntie sprake was. Er was over deze ziekte informatie in het dossier beschikbaar. Het opvragen van aanvullende medische informatie hierover bij de nefroloog was daarom niet nodig.
Lichamelijke beperkingen
7.1
Eiser voert ook aan dat zijn lichamelijke beperkingen zijn onderschat. Hij wijst erop dat hij vaak last heeft van opgezwollen handen en vingers. Ten onrechte is geen beperking aangenomen voor het hand- en vingergebruik. Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij ook last heeft van opgezwollen benen. Hij vindt dat zijn beenklachten ook zijn onderschat, waarbij het gaat om beperkingen voor lang zitten, staan en lopen.
7.2
Eiser betoogt verder dat niet volstaan kan worden met de algemene beperking op item 4.21.1 (overige beperkingen voor het dynamische handelen) in de FML, waarbij als toelichting staat vermeld dat de klant is aangewezen op energetisch licht werk, zonder zware piekbelasting, met structuur en regelmaat. De verminderde fysieke belastbaarheid had specifieker vertaald moeten worden per item in de FML. Een algemene beperking is volgens eiser ongunstig voor de functieduiding.
7.3
Eiser voert ook aan dat in de FML van 2019 die in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling is opgesteld, veel meer fysieke beperkingen zijn vastgelegd dan in de FML die in het kader van de WIA-beoordeling is opgesteld. Hij vindt dit niet logisch en ook merkwaardig, omdat zijn klachten niet zijn verminderd, maar eerder zijn toegenomen. Ter zitting heeft eiser in dit verband naar voren gebracht dat hij rond Pinksteren 2020 een hartinfarct heeft gehad en dat hij rond de datum van het medische onderzoek van de eerste arts een revalidatietraject volgde. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige (verzekeringsarts) te benoemen voor een onafhankelijk medisch onderzoek.
7.4
In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de eerste arts en de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de lichamelijke beperkingen van eiser. Zowel de eerste arts als de verzekeringsarts b&b hebben geconstateerd dat eiser een verminderde fysieke belastbaarheid heeft. Daarom is eiser beperkt geacht voor de items 4.12.1 (duwen en trekken), 4.13.1 (tillen tijdens het werk) en 4.14.1 (dragen tijdens het werk) van de rubriek dynamische handelingen van de FML. Ter zitting is door verweerder naar voren gebracht dat de toelichting vermeld bij item 4.21.1 (“klant is aangewezen op energetisch licht werk, zonder zware piekbelasting, met structuur en regelmaat”) met name betrekking heeft op de hiervoor weergegeven drie beperkingen. Op die manier wordt extra aandacht gevraagd voor de specifieke beperkingen die zijn geduid voor eiser. De rechtbank kan zich met deze toelichting verenigen. Deze toelichting komt ook overeen met hetgeen in het nadere rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 9 augustus 2021 staat vermeld. Uit dit rapport volgt dat de arbeidsdeskundige b&b uit oogpunt van zorgvuldigheid item 4.21.1 (nogmaals) met de verzekeringsarts b&b heeft besproken, waarbij ook de belasting van de geduide functies is doorgenomen. Hierbij is naar voren gekomen dat die belasting binnen de mogelijkheden van eiser blijft. De verzekeringsarts b&b heeft nader toegelicht dat met de beperkingen op de items 4.12.1, 4.13.1, 4.14.1 én 1.8.2 (voorspelbare werksituatie) en 1.8.3 (werk zonder deadlines of productiepieken), voldoende rekening is gehouden met de toelichting vermeld bij item 4.21.1. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Zij begrijpt het standpunt zo dat de bedoelde toelichting eigenlijk niet vermeld had hoeven te worden, omdat er al voldoende beperkingen waren geduid op lichamelijk gebied. Eiser heeft verder zijn claim dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn fysieke klachten, waaronder de opgezwollen handen en vingers en beenklachten, niet nader onderbouwd met medische informatie.
7.5
Dat in een eerdere FML andere, dan wel verdergaande beperkingen bij eiser zijn aangenomen, betekent niet zonder meer dat de onderhavige beoordeling onjuist of onvoldoende gemotiveerd is. Deze eerdere FML geldt namelijk voor een andere datum in geding en is in het kader van een andere beoordeling, namelijk de eerstejaars ZW-beoordeling, opgesteld. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk en op een goede wijze gemotiveerd waarom de lichamelijke beperkingen vermeld in de FML van 6 oktober 2020 van toepassing zijn per de datum in geding (19 oktober 2020) in de WIA-beoordeling. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b op de hoogte was van alle klachten, waaronder ook het hartfalen waarvan bij eiser sprake was. Er was medische informatie beschikbaar van de cardioloog, waarvan de verzekeringsarts b&b kenbaar kennis heeft genomen. Hij heeft hierin geen aanleiding gezien om eiser op lichamelijk gebied beperkter te achten. Eiser heeft verder ook geen medische onderbouwing gegeven bij zijn stelling dat zijn klachten ten opzichte van de eerstejaars ZW-beoordeling niet minder zijn geworden, maar eerder zijn toegenomen.
Psychische beperkingen
8.1
Eiser betoogt dat de beperkingen die de verzekeringsarts b&b op psychisch gebied heeft vastgesteld, hoofdzakelijk onder item 1.8 (specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid) en 2.12 (specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren) zijn geplaatst. Hierdoor zijn er ten onrechte weinig overschrijdingen in de geduide functies verschenen. Eiser heeft in beroep medische informatie overgelegd van de gezondheidspsycholoog van 27 juni 2021. Ter zitting is benadrukt dat er sterke aanwijzingen zijn voor de diagnose autismespectrumstoornis (ASS). De vraag is of hiermee voldoende rekening is gehouden door de verzekeringsartsen.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat ook de psychische beperkingen van eiser op zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart zijn gebracht. De verzekeringsarts b&b heeft mede op basis van medische informatie van de gezondheidspsycholoog van 18 januari 2021 diverse aanvullende beperkingen op psychische gebied vastgelegd in de (aangepaste) FML. Uit het rapport van 9 maart 2021 blijkt ook dat de verzekeringsarts b&b er vanuit is gegaan dat er bij eiser duidelijke aanwijzingen zijn van ASS. Op grond hiervan vindt hij eiser ook beperkt voor item 2.9. (samenwerken met anderen) en is de beperking voor item 2.8. (omgaan met conflicten) aangescherpt naar sterk beperkt in plaats van beperkt. Ook is eiser sterk beperkt geacht voor emotionele problemen van anderen hanteren (item 2.6) en het uiten van de eigen gevoelens (item 2.7). Naast het feit dat eiser is aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden vereist is, waarvoor eiser door de eerste arts al beperkt is geacht, vindt de verzekeringsarts b&b ook dat eiser is aangewezen op werk waarin meestal geen direct contact met collega’s vereist is (item 2.12.4). Verder is eiser aangewezen op een voorspelbare werksituatie (item 1.8.2). Ook dit is een nieuwe beperking in de aangepaste FML. Uit het vorenstaande volgt dat de beperkingen op psychisch gebied niet hoofdzakelijk betrekking hebben op de items 1.8 en 2.12 zoals eiser stelt. Er zijn met name in de rubriek sociaal functioneren ook in diverse andere items beperkingen op psychisch gebied vastgelegd.
8.3
De door eiser in beroep overgelegde medische informatie van de gezondheidspsycholoog 27 juni 2021 leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat eiser op psychisch gebied, beperkter dient te worden geacht dan verweerder heeft gedaan. Zoals ook uit het aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 7 december 2021 blijkt, waren de door de gezondheidspsycholoog verwoorde klachten hem bekend en is daarmee ook rekening gehouden bij de bepaling van eisers belastbaarheid.
Urenbeperking
9.1
Eiser betoogt dat een urenbeperking aan de orde is gelet op het totaal aan medische problemen waarvan sprake is.
9.2
Deze beroepsgrond treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel.
Volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (de Standaard) is een urenbeperking slechts toepasselijk in strikt omschreven gevallen:
- bij een energetische beperking als gevolg van ziekte en gebrek;
- bij een beperkte beschikbaarheid in verband met een noodzakelijke medische behandeling of
- vanuit preventief oogpunt ter voorkoming van een verslechtering van de medische toestand van de betrokkene.
9.3
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 9 maart 2021 op uitgebreide en heldere wijze uiteengezet dat deze gevallen niet van toepassing zijn op eiser. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een ernstige ziekte als bedoeld in de Standaard. Ook is eiser hiervan niet recent hersteld. Evenmin is sprake van een intensieve behandeling die de beschikbaarheid in uren per dag/week duidelijk vermindert, aldus de verzekeringsarts b&b. Er zijn geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat ten onrechte geen medische urenbeperking is opgenomen.
9.4
De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de conclusies van de (verzekerings)artsen van het Uwv. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
Is de arbeidskundige beoordeling juist geweest?
10.1
De arbeidsdeskundige b&b heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies herbeoordeeld. Zij vindt deze functies onverminderd geschikt voor eiser. Hierbij gaat het om de functies assemblage medewerker electrotechnische producten (SBC-code 267014), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), wikkelaar (SBC-code 267053) en de reserve functies monteur printplaten (SBC-code 267051) en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093).
In beroep heeft verweerder twee nadere rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 9 augustus 2021 en 7 september 2021 overgelegd, waarin is ingegaan op de arbeidskundige beroepsgronden.
10.2
Eiser voert aan dat enkele functies worden uitgevoerd in grote ruimten en fabrieken. Dit geldt voor de functies assemblage medewerker electrotechnische producten (assembly worker A) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (assembly worker B). Er moet gewerkt worden in een ruime rustige productiehal met achtergrondmuziek en drie tot elf collega’s. Ook brengt eiser naar voren dat in de functie wikkelaar gewerkt moet worden in een ruime productiehal met een grote diversiteit aan werkplekken. Dit past niet bij de beperkingen van eiser. Eiser wijst op hetgeen de verzekeringsarts b&b op dit punt aangeeft, namelijk dat eiser beperkt is voor een werkplek met veel geluiden, bewegingen en mensen. Het lijkt erop dat de arbeidsdeskundige b&b de beperking op prikkels vernauwt tot werksituaties waar het dragen van oorbeschermers wenselijk is of een werkomgeving met veel in- en uitloop van mensen. De functies zijn volgens eiser te eenvoudig geaccordeerd.
10.3
De rechtbank volgt deze beroepsgrond niet. Zij vindt dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom de functies op dit punt passend zijn te achten. De rechtbank acht van belang dat door de arbeidsdeskundige b&b (nogmaals) overleg is gevoerd met de verzekeringsarts b&b over de beperkingen die van toepassing zijn en de functies die op basis van die beperkingen zijn geselecteerd. Hierbij is naar voren gekomen dat eiser niet beperkt is voor werken in grote ruimten in fabrieken, maar wel voor een werkomgeving met veel prikkels (bewegingen, wisselende geluiden en mensen) en voor werken in een drukke lawaaierige werkomgeving. Dit is de beperking die bij item 1.8.7 in de FML staat vermeld. In geen van de functies is een dergelijke werkbelasting aan de orde. Dit blijkt volgens de arbeidsdeskundige b&b ook uit het feit dat het aspect geluidsbelasting in geen van de geduide functies als belasting is aangegeven. Uit de functiebeschrijving blijkt ook niet dat in de bedoelde functies sprake van een lawaaierige omgeving (waardoor dragen van oorbeschermers verplicht of wenselijk is) of dat het een werkomgeving betreft waarbij veel in- en uitloop van mensen is. De werkzaamheden vinden plaats in een hal/productieafdeling, zittend aan een werktafel. De werknemer kan zich focussen op zijn eigen deeltaak, zonder afleiding van collega’s die (geregeld) over de afdeling lopen. De verzekeringsarts b&b heeft in het overleg aangegeven dat de geduide functies ten aanzien van de werkomgeving passend zijn. De rechtbank kan zich gezien de gegeven motivering met dit standpunt verenigen.
10.4
De beroepsgrond dat in de functies assembly worker A en assembly worker B de werkverdeling afgestemd moet worden met een collega, hetgeen teveel van eiser zou vergen, treft geen doel. De rechtbank vindt de motivering van de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 8 april 2021 met betrekking tot item 2.12.4 (aangewezen op werk waarin meestal geen direct contact met collega’s vereist is) navolgbaar. Die motivering komt erop neer dat voor de functies meestal geen direct contact met collega’s vereist is, met uitzondering van soms slechts een kort basaal overleg over de werkverdeling. Dit past volgens de arbeidsdeskundige b&b binnen de belastbaarheid van eiser. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de nadere toelichting die de verzekeringsarts b&b op dit punt heeft gegeven. Die toelichting is te vinden in het rapport van 8 april 2021 en komt erop neer dat eiser weliswaar is aangewezen op solistisch werk, maar dat een kort overlegmoment om taken te verdelen geen probleem is. Dit geldt ook voor korte informele contacten met collega’s.
10.5
De beroepsgrond van eiser dat de functies niet geschikt voor hem zijn omdat hierin fijn hand- en vingergebruik voorkomt, kan niet slagen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de arbeidsdeskundige b&b bij de beoordeling van de functies rekening heeft gehouden met de beperkingen die zijn aangenomen door de verzekeringsarts b&b. De geselecteerde functies blijven binnen de marge van de in de FML opgenomen beperkingen. Hierin staan geen beperkingen voor fijn hand- en vingergebruik vermeld. Dit geldt ook voor de beroepsgrond die betrekking heeft op het lange staan zoals dat volgens eiser in sommige functies voorkomt.
10.6
De beroepsgrond dat bij het duiden van functies onvoldoende rekening is gehouden met de beperking die voor hem geldt op item 1.8.2 (aangewezen zijn op een voorspelbare werksituatie), treft evenmin doel. Daar waar in de functies sprake is van een overschrijding, geldt de motivering die de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 8 april 2021 op dit punt heeft gegeven. Die motivering komt erop neer dat het in de betreffende functies gaat om routinematig werk met een veelal vaste, voorspelbare en bekende werkwijze, waarbij het wisselen tussen verschillende taken en/of werkplek niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om deze motivering onjuist te achten.
10.7
Eiser vindt ook dat de functie assemblage medewerker electrotechnische producten (assembly worker A) ongeschikt is voor hem omdat hij niet voldoet aan de opleidingseisen. Een diploma VMBO Beroepsgericht is verplicht. Een dergelijk diploma heeft eiser niet.
10.8
Naar vaste rechtspraak kan een functie waarvoor een diploma-eis wordt gesteld, niet aan een verzekerde worden opgedragen als die verzekerde niet beschikt over het vereiste (of een daarmee ten minste gelijk te stellen) diploma. [3] Daarbij is overwogen dat een strikte diploma-eis niet kan worden gecompenseerd door een (andere) opleiding, al dan niet aangevuld met een door de betrokken arbeidsdeskundige van belang geachte praktische ervaring. Onder omstandigheden kan echter aan een diploma-eis worden voldaan als de verzekerde een opleiding heeft gevolgd die in het verlengde ligt van de opleiding waarvoor een diploma wordt verlangd. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 7 september 2021 blijkt dat eiser in het bezit is van een diploma LTS, richting Metaal. De arbeidsdeskundige b&b heeft helder gemotiveerd waarom een dergelijk diploma gelijkgesteld kan worden aan een VMBO-diploma. Eiser voldoet daarom aan de vereiste opleidingseisen in de functie assemblage medewerker electrotechnische producten (assembly worker A).
10.9
Uit het vorenstaande volgt dat de eerste drie geduide functies op goede gronden zijn gebruikt door verweerder voor de schatting. De beroepsgronden die betrekking hebben op de reservefuncties blijven daarom buiten bespreking.
Conclusie
11. Het vorenstaande betekent dat aan eiser terecht en op goede gronden een WIA-uitkering is geweigerd.
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3233.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4310.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1548.