In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die eerder als vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich ziek met psychische klachten en diverse lichamelijke aandoeningen. Het Uwv weigerde zijn WIA-aanvraag op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 22,68%, wat onder de vereiste 35% ligt. Eiser voerde aan dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv werd aangenomen en verzocht om een deskundige te benoemen voor medisch onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen de juiste conclusies hadden getrokken over de belastbaarheid van eiser. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser over onvoldoende rekening houden met zijn beperkingen en oordeelde dat de geduide functies passend waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd.