In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 28 april 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Tunesische of Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 17 augustus 2022 gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er sindsdien geen nieuwe feiten zijn die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. Eiser voert aan dat er geen concreet zicht is op uitzetting naar Tunesië of Algerije, omdat er nog geen reactie is ontvangen op de laissez-passeraanvraag. De rechtbank oordeelt echter dat de voortgangsrapportage van verweerder voldoende aanknopingspunten biedt om te concluderen dat er wel degelijk zicht op uitzetting bestaat, mede gezien recente afgiften van laissez-passers door de Tunesische autoriteiten.
Daarnaast stelt eiser dat de maatregel van bewaring niet mag worden gebruikt om hem te dwingen tot medewerking. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en jurisprudentie, en concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is om deze op te heffen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.