In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voormalige vennoten van een vennootschap onder firma. De staatssecretaris had de eisers een boete opgelegd van € 12.000,- wegens overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en een boete van € 11.250,- wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet (Atw). De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet tijdig de gevraagde documenten hebben overgelegd, wat heeft geleid tot de overtredingen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boetes terecht waren, maar heeft deze wel gematigd op basis van de financiële situatie van eisers. De boete op grond van de Wml werd vastgesteld op € 7.200,- en de boete op grond van de Atw op € 6.750,-. Daarnaast zijn de aflossingsregelingen voor de boetes aangepast. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de openbaarmaking van de boete op grond van de Wml rechtmatig was, aangezien de overtreding was vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de boetes herzien.