Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning die was verleend voor het realiseren van appartementen in een watertoren. De eisers, bewoners van de gemeente Zuidplas, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat op 7 juli 2020 de omgevingsvergunning had verleend. De rechtbank had eerder op 8 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat voldaan was aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank gaf het college de gelegenheid om het geconstateerde gebrek te herstellen.
In de einduitspraak oordeelde de rechtbank dat het college het motiveringsgebrek niet volledig had hersteld. Hoewel het college een nieuw welstandsadvies had aangevraagd, was het niet duidelijk gemaakt hoe de eerdere bezwaren tegen de buitentrap waren weggenomen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat het niet voldeed aan artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank droeg het college op om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij het de eerdere overwegingen in acht moest nemen.
Daarnaast werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers. De rechtbank stelde de proceskosten op € 1.897,50 en het griffierecht op € 178,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de rol van de welstandscommissie in dit proces.