ECLI:NL:RBDHA:2022:9237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
21/7343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag voor woning door gemeente Zoetermeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn urgentieaanvraag voor een woning beoordeeld. Eiser, die samen met zijn vrouw en vier kinderen in [provincie] woont, heeft de aanvraag ingediend omdat zijn dochter regelmatig medische behandelingen ondergaat in [ziekenhuis] in [plaats 1]. Eiser wenst met voorrang een woning in [plaats 2] te verkrijgen, zodat zijn gezin dichter bij het ziekenhuis kan wonen. De gemeente Zoetermeer heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de bindingseis van minimaal twee jaar onafgebroken ingezetenschap in de woningmarktregio Haaglanden en niet voldoende heeft gereageerd op passend woningaanbod.

De rechtbank overweegt dat de urgentieverklaring bedoeld is voor mensen in noodsituaties en dat de gemeente de groep die hiervoor in aanmerking komt, mag beperken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder urgentieverklaring niet in staat is om zijn gezinsleven uit te oefenen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door de gemeente rechtmatig is en dat er geen sprake is van strijd met het recht op familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Voogelaar).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn urgentieaanvraag voor een woning.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 oktober 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat er aan het besluit vooraf ging
1. Eiser woont sinds 2019 samen met zijn vrouw en vier kinderen in [provincie] . De dochter verblijft regelmatig voor medische behandeling in het [ziekenhuis] in [plaats 1] . Hierdoor reizen eiser en zijn vrouw op en neer naar [plaats 1] . Eiser wil met voorrang aanspraak maken op een woning in [plaats 2] , zodat zijn gezin vlakbij het ziekenhuis kan wonen. Omdat veel bekenden in [plaats 2] wonen, heeft eiser de voorkeur voor een woning in [plaats 2] in plaats van in [plaats 1] .
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft geweigerd de urgentieverklaring aan eiser te geven, omdat hij op het moment van het indienen van de aanvraag niet minimaal twee jaar onafgebroken ingezetene is van één van de gemeenten in de woningmarktregio Haaglanden (de zogenoemde bindingseis). [1] Ook heeft eiser op het moment van het indienen van de aanvraag niet minimaal drie maanden optimaal gereageerd op passend woningaanbod. [2] Verweerder vindt dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen, omdat er geen uitzonderlijke situatie bestaat.
Het standpunt van eiser
3. Eiser betoogt dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet en de bedoeling van de wetgever. Het is niet bekend hoe vaak zijn dochter medische behandelingen in het ziekenhuis moet ondergaan. Eiser maakt veel kosten door het reizen en de overnachtingen in een hotel. Ook komt het de opvoeding van zijn kinderen niet ten goede dat hij en zijn vrouw vaak niet thuis zijn. Door het belang van zijn kinderen niet voldoende mee te wegen in de besluitvorming, heeft verweerder in strijd gehandeld met het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en met artikel 27 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK). De situatie waarin eiser en zijn gezin verkeren moet bovendien voldoende aanleiding vormen voor verweerder om van het beleid af te wijken.
Het oordeel van de rechtbank
Huisvestingsverordening en Huisvestingswet
4. Ten aanzien van de beroepsgronden die namens eiser zijn aangevoerd over de Huisvestingsverordening, merkt de rechtbank op dat deze overeenkomen met de gronden die in andere procedures door het kantoor van de gemachtigde zijn aangevoerd. Omdat de rechtbank Den Haag en de rechtbank Midden Nederland zich hier al eerder over hebben uitgelaten, volstaat zij met een verwijzing naar eerdere uitspraken. [3]
Bovenliggende weigeringsgronden urgentieverklaring
5. De bedoeling van een urgentieverklaring is dat mensen in een noodsituatie snel woonruimte kunnen vinden. De krapte op de woningmarkt is reden voor verweerder om de groep aan wie een urgentieverklaring kan worden verleend te beperken tot mensen die direct voorafgaand aan de aanvraag twee jaar onafgebroken ingezetene woningmarkt regio Haaglanden zijn. De rechtbank acht dat niet onredelijk.
Aangezien eiser sinds 2019 in de Brp van [provincie] staat ingeschreven, was hij in de periode direct voorafgaand aan de aanvraag niet minimaal twee jaar onafgebroken ingezetene van één van de gemeenten in de woningmarktregio Haaglanden. Dat er vrienden en familie van eiser in [plaats 2] wonen, is geen of in ieder geval onvoldoende reden om maatschappelijke binding met [plaats 2] aan te nemen. Verweerder heeft daarom aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet aan de bindingseis voldoet.
Verder staat vast dat eiser de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van 10 mei 2021 slechts één keer heeft gereageerd op het woningaanbod van [plaats 2] . Het feit dat eiser gebrekkig Nederlands spreekt en niet wist dat hij vaker had moeten reageren op beschikbaar woningaanbod, neemt niet weg dat het op de weg van eiser ligt om zich te laten informeren over de geldende regels.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen vinden dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring omdat de weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder m en n van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn.
Strijd met de grondwet of internationale verdragen
6. Uit artikel 8 van het EVRM vloeit geen positieve verplichting voort tot verstrekking van een urgentieverklaring. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem zonder urgentieverklaring niet mogelijk is om op enige wijze het gezinsleven uit te oefenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM. Het betoog van eiser dat sprake is van schending van artikel 27 van het IVRK, slaagt evenmin. Deze bepaling bevat geen normen die vatbaar zijn voor rechtstreekse toepassing door de rechter. Het is daarvoor niet voldoende concreet en behoeft nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving. Voor zover eiser heeft betoogd dat de (de urgentieregeling in) Huisvestingsverordening in strijd is met andere internationale verdragen of de grondwet verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 22 februari 2022. [4]
Hardheid
7. Het feit dat eiser een woning wil vlakbij het ziekenhuis in [plaats 1] om beter voor zijn gezin te kunnen zorgen, is begrijpelijk. Het is echter geen aanleiding voor verweerder om op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De rechtbank komt tot de conclusie van verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring mocht afwijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder n van de Huisvestingsverordening Zoetermeer 2019 (de Huisvestingsverordening) jo. artikel 2.1.14 onder a van de Beleidsregels urgentieverklaringen Zoetermeer 2019 (de Beleidsregels)
2.Artikel 4:5, aanhef en onder m van de Huisvestingsverordening jo. artikel 2.1.13 van de Beleidsregels.
3.Zie de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 17 december 2021, (ECLI:NL:RBDHA:2021:14070), 14 april 2022 (ECLI:RBDHA:2022:3483) en 9 februari 2022, (ECLI:RBDHA:2022:750) en de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870).
4.Uitspraak van rechtbank Den Haag van 22 februari 2022, (ECLI:NL:RBDHA:2022:1045).