ECLI:NL:RBDHA:2022:9998
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van ongewenstverklaring van een Albanese vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een Albanese vreemdeling tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van een ongewenstverklaring. De vreemdeling, die in 2017 ongewenst was verklaard vanwege een gevaar voor de openbare orde, had in 2020 verzocht om opheffing van deze verklaring. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet de vereiste documenten had overgelegd om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voor opheffing voldeed. De rechtbank stelde vast dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij vijf jaar onafgebroken buiten Nederland had verbleven, wat een vereiste is voor de opheffing van de ongewenstverklaring. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat het verzoek tot opheffing ongegrond was, omdat de vijfjarentermijn nog niet was verstreken en de vreemdeling niet had voldaan aan de bewijslast. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de vreemdeling dat verweerder niet had getoetst aan het openbare orde-criterium en dat hij in bewijsnood verkeerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.