ECLI:NL:RBDHA:2023:10211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14159, NL23.14160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Jemenitische nationaliteit, heeft op 28 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze is door verweerder niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat ervan uitgegaan mag worden dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje die een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengen. De rechtbank verwijst naar recente AIDA-rapporten die geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan klagen over problemen in Spanje of dat hij geen bescherming kan vragen bij de autoriteiten.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.14159 (beroep)
NL23.14160 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.D. van Elst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Jemenitische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1972. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. Gelijktijdig met zijn beroepschrift heeft eiser verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep en verzoek op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser heeft op 28 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit EU-Vis is namelijk gebleken dat de Spaanse autoriteiten een visum aan eiser hebben verleend voor de duur van 30 dagen met een geldigheid van 6 augustus tot en met 30 september 2022. Verweerder heeft de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser terug te nemen. De Spaanse autoriteiten zijn op 9 februari 2023 met dat verzoek akkoord gegaan.

Beoordeling door de rechtbank

Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
4. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan omdat Spanje zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. In Spanje is volgens eiser sprake van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser wijst op het landenrapport van AIDA over Spanje van april 2022 [2] en op het rapport van april 2023 [3] . Er is in Spanje onvoldoende opvang. Terugkerende Dublinclaimanten moeten soms op straat overleven en er zijn obstakels wat betreft toelating tot de asielprocedure. Het Hooggerechtshof heeft weliswaar de Spaanse regering veroordeeld voor het weigeren van opvang aan asielzoekers binnen de Dublinprocedure, maar dit heeft niet tot gevolg gehad dat daarmee meer opvang beschikbaar is gekomen. Verweerder had de aanvraag daarom met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende, gronden vormen om aan te nemen dat eiser een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest [4] dan wel artikel 3 van het EVRM [5] . Zoals blijkt uit rechtsoverweging 92 en verder van het arrest Jawo [6] bestaat er een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid alvorens wordt aangenomen dat er sprake is van een risico op schending van artikel 4 van het Handvest.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Afdeling [7] heeft dat bevestigd in haar uitspraak van 8 juli 2021 [8] en dat oordeel diverse malen herhaald, bijvoorbeeld in de uitspraken van 26 april 2022 [9] , 12 mei 2022 [10] , 27 januari 2023 [11] en 7 februari 2023 [12] , waarbij de Afdeling ook het AIDA-rapport van april 2022 heeft betrokken. Het meest recente AIDA-rapport van april 2023 schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij voornoemde uitspraken van de Afdeling zijn betrokken. Uit het AIDA-rapport blijkt weliswaar dat asielzoekers die op grond van de Dublinverordening naar Spanje zijn teruggekeerd, nog steeds moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot opvang, maar niet dat de situatie in opvangcentra en de staat van asielprocedures is verslechterd ten opzichte van de jaren daarvoor. Daarnaast zijn er enkele maatregelen tot verbetering getroffen. Zo heeft de Spaanse regering in 2022 plannen aangekondigd voor de bouw van 17 nieuwe opvangcentra voor migranten (p. 108). Ook in januari 2023 heeft de regering de bouw aangekondigd van een opvangcentrum voor asielzoekers met een capaciteit van 350 plaatsen (p. 99). Het rapport meldt dat de feitelijke omstandigheden in de opvangvoorzieningen niet is verslechterd sinds de capaciteit van sommige opvangvoorzieningen is uitgebreid (p.108). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken is daarnaast in 2023 begonnen te onderzoeken hoe de wachttijd tussen de indiening en de registratie van een asielaanvraag kan worden verkort (p. 50). Ook dit rapport geeft daarom naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat in Spanje sprake is van tekortkomingen die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken als bedoeld in het arrest Jawo.
4.3
Bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van hulp, opvang en toegang tot rechtsbijstand, zo heeft verweerder terecht aangenomen, ligt het op de weg van eiser om daarover in Spanje te klagen en of bescherming te vragen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Eiser heeft niet onderbouwd dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat.
4.4
Voor zover eiser zich op het standpunt heeft gesteld dat verweerder de aanvraag op medische gronden aan zich dient te trekken, heeft hij dit niet onderbouwd. Overigens mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje een soortgelijk niveau van medische zorg als Nederland heeft.
4.5
Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.AIDA Country Report: Spain, 2021 Update, gepubliceerd in april 2022.
3.AIDA Country Report: Spain, 2022 Update, gepubliceerd in april 2023.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, C-163/17, ECLI:EU:C:2019:218.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.