ECLI:NL:RBDHA:2023:10375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL21.19612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging na overlijden referent

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging. De eisers, twee kinderen van Syrische afkomst, hebben een aanvraag ingediend voor een mvv om herenigd te worden met hun grootouders in Nederland, na het overlijden van hun moeder. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de identiteit van de moeder en de familierechtelijke relatie met de kinderen niet voldoende waren aangetoond. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vader van de kinderen nog steeds betrokken is bij hun opvoeding, wat de aanvraag verder bemoeilijkt. Tijdens de zitting is gebleken dat de grootouders, die in Nederland verblijven, de zorg voor de kinderen op zich hebben genomen, maar de rechtbank oordeelde dat de kinderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij feitelijk deel uitmaakten van het gezin van de grootouders op het moment van de aanvraag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat de kinderen niet voldeden aan de vereisten voor gezinshereniging. Het beroep van de eisers is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19612

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nr.]
[naam eiser], eiser
V-nummer: [V-nr.]
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor eisers afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2018 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaarschrift van eisers ongegrond verklaard.
Op 24 december 2018 heeft verweerder het besluit van 15 augustus 2018 ingetrokken.
Op 31 mei 2019 zijn eisers gehoord op de diplomatieke post te Beiroet. Referent heeft op 26 april 2021 schriftelijk geantwoord op vragen die verweerder aan hem heeft gesteld.
Bij besluit van 17 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 1 november 2022 een verweerschrift ingediend. Desgevraagd heeft verweerder op 24 april 2023 stukken toegevoegd aan het digitale dossier.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 op zitting behandeld te Breda. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, die is verschenen via beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van een uitspraak éénmaal verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en eiser is geboren op [geboortedatum] . Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Voor hen is op 27 september 2017 een aanvraag gedaan voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om in Nederland te mogen verblijven. Deze aanvraag is ingediend door [naam referent] [1] (referent). Referent en zijn echtgenote [naam echtgenote] [2] zijn de grootouders van eisers, zij verblijven beiden in Nederland en hebben een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. De moeder van eisers is [naam moeder eisers] (hierna: de moeder). Zij is de dochter van referent en zijn echtgenote. Uit de overlijdensakte die eisers hebben overgelegd blijkt dat de moeder op [datum overlijden moeder] is overleden. Eisers stellen dat sinds dat moment hun grootouders voor hen zorgen, omdat hun vader, Ayman Abu Ras [3] (hierna: de vader), na het overlijden van de moeder is hertrouwd en niet meer voor eisers wil zorgen. Eisers stellen daarom dat zij de pleegkinderen zijn van hun grootouders en zij willen om die reden herenigd worden met hen in Nederland.
3. Verweerder heeft de mvv-aanvragen voor eisers afgewezen omdat de identiteit van de gestelde overleden moeder en de gestelde familierechtelijke relatie met eisers niet is aangetoond. Daarnaast hebben eisers de feitelijke gezinsband met referent niet onderbouwd. Zij hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat zij voor binnenkomst van referent in Nederland deel hebben uitgemaakt van zijn gezin. Uit de verschillende verklaringen van eisers blijkt namelijk dat de vader nog in beeld is en betrokken is bij de opvoeding van eisers. Verder is niet gebleken dat hij geen gezag meer heeft over eisers en dat referent de voogdij over de kinderen heeft.
4. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat aan eisers inmiddels het voordeel van de twijfel wordt gegeven ten aanzien van de identiteit van de moeder en de familierechtelijke relatie tussen hen.
5. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder ten onrechte de mvv-aanvraag heeft afgewezen. Eisers hebben met hun verklaringen de feitelijke gezinsband met referent voldoende aannemelijk gemaakt. Referent heeft vanaf het overlijden van de moeder voor eisers gezorgd. De vader van eisers is hertrouwd en hij draagt geen zorg meer voor hen. Weliswaar is de vader nog in beeld, maar zoals uit de verklaringen van de vader en de Mukhtar van 19 augustus 2019 volgt, zorgen referent en zijn echtgenote voor eisers sinds het overlijden van de moeder. Uit die verklaringen blijkt voldoende dat het gezag over eisers bij referent ligt. Daarnaast zijn eisers financieel afhankelijk van referent.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procesbelang
6. Allereerst moet de rechtbank ambtshalve (uit zichzelf, los van wat partijen aanvoeren) toetsen of eisers nog procesbelang hebben bij hun beroepsprocedure. Op 23 april 2023 heeft verweerder een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) overgelegd. Daaruit blijkt dat referent op 10 september 2021 is overleden. Omdat eisers zich beroepen op hun feitelijke gezinsband met referent, is de vraag of de grondslag voor de aanvraag nog aanwezig is. Op de zitting hebben zowel eisers als verweerder het standpunt ingenomen dat eisers nog procesbelang hebben, omdat de echtgenote van referent, [naam echtgenote] , de oma van eisers, nog in Nederland verblijft.
7. De rechtbank overweegt dat een eisende partij procesbelang heeft bij een
beroepsprocedure wanneer een belang wordt nagestreefd dat daadwerkelijk is te verwezenlijken. Weliswaar heeft referent namens eisers de aanvraag voor een mvv ingediend, maar uit de processtukken blijkt dat eisers verblijf beoogden bij beide grootouders, dus zowel bij referent als bij zijn echtgenote, die deel uitmaken van één gezin. Ook nu referent is overleden kunnen eisers nog steeds bij hun oma in Nederland verblijven. Dat betekent dat het doel dat eisers met deze procedure willen bereiken nog steeds kan worden bereikt. Eisers hebben dus nog procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Hierna zal de rechtbank daarom inhoudelijk op de beroepsgronden ingaan.
8. Omdat in de gronden van beroep en gedurende de procedure steeds is gesproken over de grootvader als referent, zal hij in de volgende overwegingen ook zo genoemd worden. Daarnaast zal vanwege de overweging hiervoor de oma van eisers voortaan als referente vermeld worden. Samen worden zij vermeld als referenten.
Het juridisch kader
9. Uit de uitspraak van de Afdeling [4] van 26 januari 2022 [5] volgt dat verweerder in nareiszaken een integrale beoordeling moet maken van alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen, tenzij een vreemdeling zijn deel van de samenwerkingsplicht overduidelijk niet is nagekomen. Hij betrekt daarbij ook alle andere relevante elementen van het desbetreffende geval. De eisen die verweerder aan het geleverde bewijs stelt, moeten evenredig zijn aan die elementen. Anders dan voorheen, geldt dat verweerder bovendien gemotiveerd moet beoordelen of een vreemdeling het voordeel van de twijfel verdient. Met name het belang van betrokken minderjarige kinderen speelt hierbij een belangrijke rol.
10. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 4 januari 2019, [6] volgt verder dat, indien een nareisaanvraag een gesteld pleegkind betreft, verweerder moet beoordelen of dat pleegkind voldoet aan het in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw [7] neergelegde vereiste dat het op het moment van de binnenkomst van de desbetreffende referent in Nederland (peildatum) tot diens gezin behoort. De pleegrelatie
moet dus worden beoordeeld aan de hand van de situatie ten tijde van de inreis van de referent in Nederland.
11. Volgens verweerders beleid, neergelegd in paragraaf C2/4.1.2.2. van de Vc, [8] kan, anders dan bij biologische kinderen, bij adoptie- en pleegkinderen niet door middel van een DNA-onderzoek worden aangetoond dat de referent en het kind tot elkaar in relatie staan. In deze gevallen moet op een andere manier worden getoetst of er sprake is van een feitelijke gezinsband tussen de referent en het pleegkind. De referent en de vreemdeling moeten dit aannemelijk maken.
Bij de beoordeling of het pleegkind feitelijk deel uitmaakt van het gezin van de referent, wordt onder meer betrokken:
- de identiteit en de familierechtelijke relatie van het pleegkind en zijn/haar biologische ouders
- de duur en de reden van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;
- de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van de referent;
- in hoeverre de biologische ouders van het pleegkind in staat zijn voor het pleegkind te zorgen en, als dit aan de orde is, in hoeverre zij betrokken zijn gebleven bij de opvoeding van het pleegkind; en
- of de referent de voogdij over het pleegkind heeft gekregen.
12. De rechtbank zal hierna beoordelen of verweerder zijn standpunt over de feitelijke gezinsband, bezien in het licht van wat eisers naar voren hebben gebracht, deugdelijk heeft gemotiveerd.
Familierechtelijke relatie.
13. Op basis van de stukken en wat is besproken ter zitting stelt de rechtbank vast dat uitsluitend in geschil is of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat op de peildatum [9] sprake was van een feitelijke gezinsband tussen eisers en referenten.
14. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eisers voor binnenkomst van referenten in Nederland feitelijk deel uitmaakte van het gezin van referenten. Allereerst hebben eisers geen officiële documenten overgelegd waaruit blijkt dat referenten de voogdij hebben gekregen over hen.
Wel hebben eisers een verklaring overgelegd van referenten en twee verklaringen van de vader, die zijn bevestigd door de Mukhtar. [10] Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat deze verklaringen onvoldoende zijn om de feitelijke gezinsband tussen eisers en referent aan te tonen. Zo hebben eisers slechts kopieën overgelegd van de verklaringen, zodat verweerder deze niet heeft kunnen laten onderzoeken op echtheid. Daarnaast heeft verweerder terecht meegewogen dat de inhoud van de verklaringen niet strookt met de verklaringen die eisers hebben afgelegd tijdens het interview op de diplomatieke post te Beiroet. De referenten hebben namelijk verklaard dat zij sinds het overlijden van de moeder voor eisers zorgen, terwijl eisers hebben verklaard dat zij pas enkele maanden na dat overlijden in het gezin van referenten zijn opgenomen. [11]
15. Ook met hun eigen verklaringen hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een feitelijke gezinsband met referenten. Zoals hiervoor reeds overwogen hebben referenten en eisers tegenstrijdig verklaard over het moment waarop referenten de zorg voor eisers op zich zouden hebben genomen. Uit de verklaringen van eisers volgt bovendien niet dat de vader niet meer voor eisers zou willen zorgen. Zo heeft eiseres verklaard dat haar vader zich de zorg voor hen niet meer kon veroorloven, omdat hij na het overlijden van de moeder niet meer op het land kon werken. [12] Volgens eiseres is dit de reden dat referenten de zorg voor eisers op zich hebben genomen. Daarnaast heeft zij verklaard dat eisers financieel niet afhankelijk zijn van referenten en dat hun tante sinds het vertrek van referenten voor hen zorgt. [13] Ook eiser verklaart dat zij zijn verhuisd om financiële redenen en dat hij een normale relatie heeft met zijn vader. Daarbij heeft hij verklaard dat hij tijdens vakantieperiodes bij zijn vader verblijft. [14] Uit de verklaring van de Mukhtar blijkt evenmin dat de vader niet meer voor eisers zou kunnen of willen zorgen. Verweerder heeft gelet daarop niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet meer behoren tot het gezin van de nog in Syrië wonende vader.
16. Verder heeft verweerder terecht verwezen naar het Thematisch ambtsbericht over documenten in Syrië van december 2019 waaruit blijkt dat in beginsel de vader de juridische voogdij heeft tot het achttiende levensjaar van dat kind. Onder omstandigheden [15] kan deze voogdij komen te vervallen, [16] maar niet is gebleken dat deze omstandigheden zich hier voordoen. Verweerder heeft gelet daarop niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de vader op het peilmoment nog steeds het gezag had over eisers. Daarnaast heeft de vader een toestemmingsverklaring ondertekend voor het vertrek van eiser naar Nederland. Dit onderstreept dat de vader nog steeds beslissingen neemt over, in ieder geval, eiser.
Conclusie
17. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom niet aannemelijk is dat referenten op de peildatum de pleegouders van eisers waren en eisers feitelijk tot hun gezin behoorden. Verweerder heeft gelet daarop terecht de aanvraag van eisers om een mvv afgewezen.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Geboren op 15 januari 1945.
2.Geboren op 13 februari 1957.
3.geboren op 5 december 1968.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Vreemdelingenwet 2000.
8.Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Op 28 januari 2017.
10.Mukhtar Shakib Hasan Bahssad van het dorp Sala.
11.Pagina 3 van het verslag van eiseres en pagina 2 van het verslag van eiser beide van 31 mei 2019.
12.Pagina 4 van het verslag van het interview van eiseres van 31 mei 2019.
13.Pagina 6 het verslag van het interview van eiseres van 31 mei 2019.
14.Pagina 4 van het verslag van het interview van eiser van 31 mei 2019.
15.Als de voogd vermist is, onder curatele staat of in detentie verblijft of indien andere afspraken zijn gemaakt die zijn bekrachtigd door de sharia-rechtbank.
16.Pagina 47 en verder.