ECLI:NL:RBDHA:2023:10422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL23.947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Servische Roma door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Servische vrouw en haar minderjarige kinderen. De eiseres, van Roma afkomst, had asiel aangevraagd in Nederland, omdat zij en haar gezin in Servië bedreigd en afgeperst waren door een man die betrokken is bij de maffia. Daarnaast ondervonden zij discriminatie vanwege hun Roma-ethniciteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Servië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 januari 2023, waarbij de eiseres niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Servië in haar specifieke geval niet als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in het verleden geen ernstige beperkingen heeft ondervonden in haar bestaansmogelijkheden in Servië, zoals toegang tot onderwijs, medische zorg of werk. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de door de eiseres ingediende informatie over de situatie van Roma in Servië verouderd is en niet voldoende onderbouwt dat de situatie voor Roma in Servië zodanig is veranderd dat het land niet langer als veilig kan worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Servië geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.947
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], V-nummer [V-nummer] en
[minderjarige 2], V-nummer [V-nummer] , allen van Servische nationaliteit, (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Talsma).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.948, op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Servische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Zij heeft asiel gevraagd met haar echtgenoot en hun twee minderjarige kinderen. De huidige procedure gaat enkel over de asielaanvraag van eiseres en haar kinderen. Eiseres heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. Eiseres en haar gezin zijn in Servië bedreigd en afgeperst door een man genaamd [A] , die betrokken is bij de maffia. Dit gebeurde nadat eiseres en echtgenoot geld hadden geleend. Verder hebben eiseres en haar gezin in Servië
discriminatie ondervonden in verband met hun Roma etniciteit.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. bedreigingen en afpersingen door iemand genaamd [A] , die betrokken is bij de maffia;
5. discriminatie vanwege Roma etniciteit
3. Verweerder heeft deze relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Servië kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Servië ten aanzien van haar persoonlijk zijn
verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
4. Eiseres verwijst allereerst naar alles wat zij in deze procedure eerder heeft ingebracht, in het bijzonder naar de zienswijze, en verzoekt de rechtbank om de inhoud hiervan als herhaald en ingelast te beschouwen.
5. De rechtbank overweegt dat eiseres met de enkele herhaling van wat eerder in deze procedure, waaronder in de zienswijze, is aangevoerd niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
6. Eiseres voert vervolgens aan dat Servië in haar geval niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst in verband met haar etnische achtergrond als Roma. Ter onderbouwing van het standpunt dat Roma in Servië een kwetsbare groep vormen wijst eiseres op de volgende stukken:
7. Rapport van de Europese Commissie van 10 november 2015;
8. Algemene informatie van Human Rights Watch, World Report 2016 - Servia van 27 januari 2016;
9. Rapport van het US Department of State, Country Report on Human Rights Practices 2014 - Servië van 26 juni 2015;
10. Rapport van EASO van 16 november 2016.
Eiseres voert aan dat zij in haar dagelijks leven veelvuldig te maken heeft gehad met discriminatie en achterstelling van overheidswege. Juist daarom werden eiseres en haar echtgenoot niet serieus genomen, toen zij zich hebben gewend tot de Servische autoriteiten. Bij terugkeer naar Servië vreest eiseres met haar kinderen op straat te belanden omdat zij niet voor woonruimte in aanmerking zullen komen. Ook het verkrijgen van inkomsten door werk of het aanvragen van een uitkering zal niet mogelijk zijn.
Eiseres voert tot slot aan dat verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van de door
haar ondervonden discriminatie ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de zienswijze geen aanvulling vormt.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder Servië in 2015 op basis van algemene landeninformatie als veilig land van herkomst heeft aangewezen. De hoogste rechter in dit soort zaken heeft meerdere keren geoordeeld dat deze aanwijzing, ook ten aanzien van Roma, voldoet aan de wettelijk voorgeschreven vereisten.1 Ook uit de herbeoordelingen van
1. Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:13 en van 24 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3090.
de situatie in Servië van 20 september 2019 en 5 november 2021 volgt dat Servië nog steeds kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor journalisten, lhbti’s en personen van wie aannemelijk is dat ze in strafrechtelijke detentie zullen worden geplaatst. Roma zijn daarbij dus niet als uitzonderingscategorie opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de door eiseres ingediende informatie geen aanleiding heeft hoeven zien voor een ander standpunt. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat uit deze informatie weliswaar volgt dat sprake is van achterstelling en discriminatie van Roma, maar dat daaruit niet volgt dat deze discriminatie zodanig is dat Servië voor Roma niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Bovendien is de door eiseres ingediende informatie verouderd ten opzichte van de uitspraken van de hoogste rechter in dit soort zaken en de herbeoordelingen. Alleen al daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat de situatie in Servië ten aanzien van Roma sindsdien wezenlijk (ten nadele) is veranderd.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat Servië in zijn algemeenheid, dus ook voor Roma, als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Er bestaat daarom een algemeen rechtsvermoeden dat eiseres in Servië geen bescherming nodig heeft en dat de Servische autoriteiten effectieve bescherming bieden. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat Servië in haar specifieke geval niet als veilig kan worden beschouwd.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet gebleken is dat eiseres in het geheel geen bescherming kan krijgen van de Servische (hogere) autoriteiten tegen de door haar gestelde problemen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in Servië discriminatie heeft ondervonden omdat zij Roma is. Maar verweerder heeft het standpunt mogen innemen dat niet is gebleken dat eiseres zo ernstig is beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Hierbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat zij geen toegang had tot onderwijs, medische zorg of werk. Uit de verklaringen van eiseres is gebleken dat zij in Servië onderwijs heeft gevolgd, werkzaamheden heeft verricht, dat ze woonruimte had en dat zij door de Servische autoriteiten in het bezit is gesteld van een paspoort. De enkele stelling van eiseres dat zij bij terugkeer vreest voor problemen omtrent huisvesting, werk en een uitkering, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden in het licht van de situatie zoals
deze was voor het vertrek van eiseres uit Servië. Daarnaast geldt voor eventuele problemen hieromtrent dat verweerder van eiseres mag verlangen dat zij zich hiermee wendt tot de Servische autoriteiten.
10. De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar stelling dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat zij in de zienswijze geen aanvulling heeft gegeven ten aanzien van de ondervonden discriminatie. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk het standpunt ingenomen dat eiseres feitelijk geen nieuwe informatie naar voren heeft gebracht over haar persoonlijke situatie, dan al bekend was uit het gehoor en het indienen van de correcties en aanvullingen. Dit standpunt acht de rechtbank juist. Voor wat betreft de algemene informatie in de zienswijze over discriminatie van Roma, geldt dat verweerder hierop in het bestreden besluit heeft gereageerd.
11. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.