ECLI:NL:RBDHA:2023:10553
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om vaststelling bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 17 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 september 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 april 2023 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 26 april 2023 de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op dit besluit. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Eiser heeft geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Daarnaast heeft eiser verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar verweerder heeft in het besluit van 24 april 2023 geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Dit betekent dat het beroep ook tegen dit besluit ongegrond is, omdat eiser geen gronden heeft ingediend tegen het besluit van 24 april 2023.
De rechtbank wijst erop dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft ook overwogen of er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, maar concludeert dat dit niet het geval is, omdat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was en de ingebrekestelling te vroeg is ingediend.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 24 april 2023 ongegrond verklaard.