ECLI:NL:RBDHA:2023:10553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.11636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om vaststelling bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 17 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 september 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 april 2023 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 26 april 2023 de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op dit besluit. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Eiser heeft geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Daarnaast heeft eiser verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar verweerder heeft in het besluit van 24 april 2023 geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Dit betekent dat het beroep ook tegen dit besluit ongegrond is, omdat eiser geen gronden heeft ingediend tegen het besluit van 24 april 2023.

De rechtbank wijst erop dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft ook overwogen of er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, maar concludeert dat dit niet het geval is, omdat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was en de ingebrekestelling te vroeg is ingediend.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 24 april 2023 ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11636

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 17 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 september 2022.
Bij besluit van 24 april 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 26 april 2023 eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken kenbaar te maken of zij het eens is met het besluit van 24 april 2023.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb geen procesbelang meer heeft. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
2. De rechtbank constateert dat het alsnog genomen besluit niet geheel aan het beroep van eiser tegemoet komt, omdat eiser de rechtbank heeft verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen en verweerder in het besluit van 24 april 2023 heeft geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het beroep heeft daarom, op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb, mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 24 april 2023.
3. De Tijdelijke wet [2] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. Dit leidt daarom niet tot een geslaagd beroep. Nu eiser overigens geen gronden heeft ingediend tegen het besluit van 24 april 2023 is het beroep tegen dit besluit kennelijk ongegrond.
4. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder de reden voor het vervallen van het belang bij het beroep, grond is gelegen over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het desbetreffende bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Indien zich een dergelijke grond voordoet, is krachtens artikel 8:75 van de Awb een proceskostenveroordeling mogelijk.
5. Eiser heeft zijn aanvraag op 23 september 2022 ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser eindigen op 23 maart 2023. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 23 december 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. [3] De verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 28 maart 2023 te vroeg is ingediend. Gelet op die omstandigheid bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 24 april 2023, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.