ECLI:NL:RBDHA:2023:10585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.19046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 7 maart 2023 opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 23 juni 2023 is opgeheven, maar dat eiser tegen het voortduren van de maatregel tot die datum beroep heeft ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat zij op basis van het digitale dossier en de overgelegde stukken voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de maatregel op 23 juni 2023 is opgeheven en dat hij ten onrechte 14 dagen van zijn vrijheid is beroofd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 23 juni 2023 rechtmatig is opgeheven, omdat de termijn van verlenging op die datum ten einde liep. Eiser heeft geen andere argumenten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat de maatregel eerder had moeten worden opgeheven.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19046

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Op 23 juni 2023 is de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren tot 23 juni 2023 van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 6 juli 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren ervan al eerder heeft getoetst. [1] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg)beroep tot de datum van de opheffing. Dit betreft de periode van 28 april 2023 tot 23 juni 2023.
5. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring op 23 juni 2023 is opgeheven. Volgens eiser waren er geen duidelijke redenen voor verweerder aanwezig om de maatregel van bewaring op deze datum op te heffen. Hij stelt daarom dat verweerder al op 9 juni 2023 de maatregel van bewaring had kunnen opheffen, nu geen verschil bestond in de situatie van eiser op 9 juni 2023 ten opzichte van de situatie op 23 juni 2023. Eiser is hierdoor ten onrechte 14 dagen van zijn vrijheid beroofd.
6. Hoewel eiser in zijn beroepschrift van 30 juni 2023 heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de rechtbank niet op de hoogte heeft gebracht van het voortduren van de maatregel van bewaring, constateert de rechtbank dat uit het aanvullend beroepschrift van 4 juli 2023 blijkt dat dit niet langer in geschil. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen bespreking.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser op 7 maart 2023 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 23 maart 2023 eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [2] Verweerder heeft in dit besluit verder overwogen dat de maatregel van bewaring met ten hoogste drie maanden wordt verlengd. [3] Eiser heeft tegen het besluit van 23 maart 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op 23 juni 2023 was nog geen uitspraak gedaan op het beroep en op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat het voldoende duidelijk is waarom de maatregel van bewaring op 23 juni 2023 werd opgeheven. Verweerder was immers gehouden om de maatregel van bewaring op deze datum op te heffen, nu de termijn van verlenging op 23 juni 2023 ten einde liep.
8. De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen andere argumenten heeft aangevoerd waarom verweerder eerder dan 23 juni 2023 de maatregel van bewaring had moeten opheffen. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding het voortduren van de bewaring tot de opheffing onrechtmatig te achten. In de door verweerder verstrekte gegevens ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voort het voortduren van deze maatregel tot 23 juni 2023 niet is voldaan. [4]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 21 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3984 en van 4 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6694.
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
3.Op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.