ECLI:NL:RBDHA:2023:10632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.19187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 januari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, welke op 29 juni 2023 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding vroeg. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring was voldaan. Eiser had geweigerd mee te werken aan de uitzetting en had geen acties ondernomen om de benodigde documentatie te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkte en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de voortduring van de maatregel onrechtmatig zouden maken.

De rechtbank benadrukte dat de belangen van de staatssecretaris bij voortduring van de maatregel zwaarder wogen dan de belangen van eiser bij invrijheidsstelling. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19187

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
alias:
[naam], eiser,
geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 6 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eerdere beroepen tegen het opleggen dan wel voortduren van deze maatregel zijn ongegrond verklaard.
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd (verlengingsbesluit) op grond van artikel 56, zesde lid, van de Vw 2000.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
1.1
De staatssecretaris moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende is gemotiveerd, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi [1] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.
Bewaringsgronden
2. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 6 januari 2023 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsperiode ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) ten grondslag aan het besluit tot verlening van de bewaringstermijn:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen bewaring binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit.
(lichte gronden)
4c. geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Uit het arrest van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) volgt dat de rechtbank bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel de uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarden voor bewaring ambtshalve toetst.
Voorwaarden voor de verlenging van de maatregel
4. Eiser stelt dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van de inbewaringstelling. Eiser stelt dat hij wel voldoende heeft meegewerkt aan de uitzetting en dat er verder geen aanwijzing is dat er op korte termijn documentatie door Marokko zou worden verstrekt.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging, zoals neergelegd in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000. Uit de voortgangsrapportage blijkt immers dat eiser heeft geweigerd mee te werken aan de op 8 juni 2023 geplande presentatie in persoon. Verder blijkt uit de vertrekgesprekken die met eiser zijn gevoerd dat hij niet wil terugkeren naar Marokko en dat hij zelf geen acties heeft ondernomen om aan de juiste documentatie te komen. Uit het meest recente vertrekgesprek van 29 juni 2023, waarin de verlenging aan eiser wordt uitgereikt, blijkt dat eiser volhardt in zijn weigering om met de Marokkaanse consul in gesprek te gaan. De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande blijkt dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Verder is niet in geschil dat eiser niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden geen laissez-passer (lp) hebben afgegeven voor eiser.
4.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De staatssecretaris voert regelmatig vertrekgesprekken met eiser en rappelleert ook regelmatig op de lp-aanvraag. Verder is op 8 juni 2023 een presentatie gepland bij de Marokkaanse autoriteiten maar heeft eiser hier niet aan meegewerkt. Ter zitting is aangegeven dat de staatssecretaris bezig is met het plannen van een nieuwe presentatie in persoon. De rechtbank acht verder onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om te concluderen dat Marokko in algemene zin weigert om lp’s te verstrekken, of dat voor eiser in het bijzonder geen lp wordt afgegeven. Verder is de rechtbank niet gebleken dat eiser, zoals van hem wel mag worden verwacht (zie de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210)), actief en volledig heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. Nu eiser zijn uitzetting belemmert is daarmee in beginsel het zicht op uitzetting al gegeven. Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring langer voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Verzwaarde belangenafweging
5. Eiser stelt dat de belangen van eiser zwaarder wegen vanaf het moment de bewaring langer duurt dan zes maanden. In dit kader voert eiser aan dat het uitgangspunt van de Terugkeerrichtlijn is dat de bewaring zo kort mogelijk moet duren. Gedurende de zes maanden bewaring van eiser is op geen enkel moment door de Marokkaanse autoriteiten een document verstrekt waarmee eiser uitgezet zou kunnen worden. Het langer voortduren van de bewaring is dan ook een onrechtmatige inbreuk op de vrijheden van eiser. Al met al kan volgens eiser worden geconcludeerd dat het bestreden besluit onrechtmatig is, omdat de belangen van eiser ten onrechte niet dan wel ondeugdelijk zijn meegewogen.
5.1.
De Vw 2000 stelt een maximum van achttien maanden aan de duur van de bewaring. Dit betekent echter niet dat de bewaring in alle gevallen ook achttien maanden mag voortduren. Naarmate de bewaring voortduurt, wordt het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld groter. Indien de maatregel langer duurt dan zes maanden, kan deze toch voortduren indien sprake is van bijkomende omstandigheden, zoals frustratie van het onderzoek, passief of actief. Daarvan is in het geval van eiser sprake, zoals in overweging 4.1. is geoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht zwaar gewicht heeft toegekend aan de weigerachtige opstelling van eiser. Door eiser zijn verder geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht, waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zien voor de conclusie dat de bewaring niet langer kan voortduren. De rechtbank is van oordeel dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling. Dat het belang van eiser niet (deugdelijk) zou zijn meegewogen volgt de rechtbank niet. Eiser is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven op de voorgenomen verlenging maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
6. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het verlengingsbesluit niet rechtmatig is. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie Ali Mahdi van 5 juni 2014, ECLI:EC:C:2014:1320.